Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

B Vertelschets -12/+12

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

B Vertelschets -12/+12

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

De opdracht tot de bouw D1

In het bijbelboek Exodus lezen we de geschiedenis van het volk Israël. Het wordt uit het land Egypte geleid en komt bij de berg Sinaï. Hier wil de Heere een verbond, dat is een overeenkomst met het volk maken. Hij zal hun God zijn; Hij zal voor hen zorgen. De Heere verlangt van het volk dat zij Hem zullen dienen en gehoorzamen, het volk zal Zijn eigendom zijn, een afgezonderd volk.

Mozes legt het volk voor wat er nodig is tot het maken van de tabernakel. Het volk mag een vrijwillig hefoffer brengen. Dat betekent dat ze, als ze dat willen, iets mogen geven voor de bouw van de tabernakel. En....er wordt gegeven: sieraden, goud, zilver, koper, dassenvellen, ramsvellen, acaciahout.

De vrouwen spinnen en weven zijde, purper en scharlaken.

Ook geven ze fijn linnen. De oversten geven edelstenen. Er wordt zoveel gegeven dat Mozes rondzeggen moet dat er ruim voldoende is.

Bezaliël, uit de stam van Juda, en Aholiab uit de stam van Dan krijgen het toezicht bij de bouw van de tabernakel. Zij ontvangen van de Heere wijsheid en kundigheid om dit mooie werk te kunnen doen. Zij gaan het huis van God volgens nauwkeurige door God gegeven aanwijzingen bouwen.

De tabernakel Cl

Weet je hoe de tabernakel eruit komt te zien? Een omheining van 50 meter lengte en 25 meter breedte van koperen pilaren.

Tussen die pilaren komen geweven kleden. Binnen deze omheining ligt de voorhof. Daarin staat de binnenste tent die + 15 meter lang en 5 meter breed is. Deze bestaat uit twee delen: het heilige en het heilige der heiligen.

De binnenste tent is gemaakt van de allermooiste grondstoffen namelijk:

pilaren van acaciahout met voeten van zilver. Daaroverheen vier kleden: een katoenen, met engelen ingeweven kleed, een kleed van geitenhaar. Daaroverheen een kleed van roodgeverfde ramsvellen en bovenop een kleed van grauwe dassenvellen. De kleden worden met koorden aan pinnen in de grond bevestigd.

Het heilige der heiligen C2, D2

Als je in het heilige der heiligen kijkt zie je een gedeelte van de tabernakel waar geen Israëliet binnen mag gaan. Éénmaal per jaar, op de grote verzoendag, mag de hogepriester daar zijn werk verrichten.

In het heilige der heiligen staat alleen de ark van het verbond. De ark, gemaakt van acaciahout en overtrokken met goud, is één meter lang en 75 cm breed en hoog. In de ark liggen de twee stenen tafelen, waarop de wet staat. Het volk Israël heeft beloofd zich aan de wet te houden. Maar, zou je kunnen vragen, wie kan die wet houden? Bij wie leeft niet de zonde in het eigen hart?

Daarom zit het verzoendeksel op de ark. De naam zegt het al: verzoening. Waar verzoening is, is schuld. Schuld vanwege de overtreding van de wet. De Heere moet de zonde straffen.

In het paradijs heeft de Heere met Adam het werkverbond opgericht. Door de zondeval hebben wij het werkverbond verbroken en moeten sterven. Toch wil de Heere bij Zijn volk wonen. Al van eeuwigheid heeft Hij het genadeverbond opgericht met Zijn Zoon, de Heere Jezus, Die aan de eis van de wet voldaan heeft. Nu is er weer een weg om met God verzoend te worden.

Hierop wijst het verzoendeksel. Alleen door deze verzoening kan God bij Zijn volk wonen. De Heere zegt Zelf dat de ark een troon is. Dat Hij woont boven het verzoendeksel tussen de cherubim. Vandaar toont Hij Zijn hoogheid en macht. Vandaar zal Hij spreken met het volk.

Het voorhangsel C3, D3

Tussen het heilige en het heilige der heiliger, hangt een prachtig kleed. Ook de ingang van het voorhof naar het heilige der heiligen is afgesloten met een kleed. Maar in het voorhangsel tussen de beide heiligdommen zijn engelen geweven. Zij houden als het ware de wacht over het heilige der heiligen. Zoals de cherubim in het paradijs over de ingang waakten, waken zij hier.

Alleen de hogepriester mag deze engelen voorbij en dan mét bloed. Het bloed wijst op het lijden van de Heere Jezus op Golgotha. Zoals het voorhangsel de mensen uit het heilige der heiligen houdt, zo is ook de hernel afgesloten. Geen zondaar mag er komen. Alleen als je zonden vergeven zijn door het bloed van de Heere Jezus is er in de hemel een plaats bereid.

De hogepriester C4

De priester en hogepriester komen uit het geslacht van Levi. Aaron was de eerste hogepriester. Na de dood van de hogepriester kan alleen één van diens zonen zijn taak overnemen. De hogepriester, de gezalfde, heeft de leiding van het godsdienstig leven. Hij heeft een aparte taak, nl. het leiden van de eredienst. Hij moet een rein leven hebben en mag daarom bijv. nooit bij een dode komen. Ook niet al is dit zijn eigen vader en moeder. Hij mag ook geen tekenen van rouw laten zien in zijn kleding.

Zijn kleding bestaat uit het sneeuwwitte priestergewaad waaroverheen een blauwe mantel wordt gedragen. Daarover draagt hij de efod die uit een rug- en borststuk bestaat. Zijn muts heeft een gouden plaat waar "de heiligheid" des Heeren" opstaat. Het rug- en borststuk van de efod worden op de schouders verbonden door twee kastjes, in deze kastjes zitten 12 edelstenen, die we ook terugzien op het borststuk van de efod. Daarop staan de namen van de stammen van Israël geschreven.

De grote verzoendag

In de zevende maand werd op de tiende dag (vijf dagen voor het Loofhuttenfeest) de grote verzoendag gehouden. De grote verzoendag was een sabbat (rustdag). Niet alleen moest alle werk blijven rusten, maar op doodstraf was verboden, op deze dag enig eten of drank te gebruiken. Dit is de enige vastendag, die de wet van Mozes voorschrijft.

Het middelpunt van de viering van de grote verzoendag was het offer, dat de hogepriester bracht tot verzoening van de zonden.

Het was een tweevoudig offer: één voor de hogepriester en de andere priesters, én een voor het volk. Dat voor de hogepriester en de priesters bestond uit een jonge stier en een ram. Dat voor het volk uit twee bokken. Tussen die twee bokken werd geloot , welke bok geofferd en welke bok de woestijn ingestuurd zou worden.

Als de offerdieren klaar waren, legde de hogepriester, die op deze dag in de gewone priesterkleding gekleed was, zijn hand op de kop van de stier en deed schuldbelijdenis voor zichzelf en voor al de priesters.' Daarna werd het dier geslacht. De hogepriester nam dan een gouden schaal met brandende kolen van het brandofferaltaar en ging daarmee het heiige der heiligen binnen, om reukwerk op het verzoendeksel te leggen, zodat dit het verzoendeksel zou omhullen.

Hierop keerde hij terug naar de voorhof en ging daarna voor de tweede keer het heilige der heiligen binnen met het bloed van zijn zondoffer. Dat bloed sprenkelde hij e'én keer op het verzoendeksel en zeven keer op de grond.

Teruggekeerd slachtte hij de ene bok van het offer voor het volk en ging met het bloed voor de derde keer het heilige der heiligen binnen, om op dezelfde manier ook dit bloed te sprenkelen.

Vervolgens legde hij zijn handen op de kop van de tweede bok voor het volk, beleed de zonden van heel de gemeente van Israël en stuurde de bok dan weg, de woestijn in.

De hogepriester trok dan zijn plechtig kleed aan, bracht de op deze dag verplichte offers en liet het volk daarna gaan, nadat hij het gezegend had.

In het offer van de grote verzoendag bereikte de oudtestamentische offerdienst zijn hoogtepunt. Hier werd verzoening gedaan niet over enkele personen of individuele zonden, maar over heel het volk, dat als totaliteit een zondig volk was. Het offer van de grote verzoendag wees heen naar een volkomen vergeving van zonden. Dit zien we duidelijk in hetgeen er met de twee bokken, het offer der gemeente, gebeurde. Deze horen bij elkaar, want de gehele verzoeningshandeling kon niet door één dier worden gesymboliseerd; daarom waren er twee dieren. De eerste stortte zijn bloed; dat bracht verzoening. Hij had daarna vrij kunnen heengaan. Dat was door zijn offerdood niet mogelijk; daarom werd dit heengaan in vrijheid na vergeving der zonde voorgesteld door de tweede bok, die door het lot aangewezen was de woestijn in te gaan. De eerste bok was beeld van de schuld der zonde, die verzoend moest worden door bloedstorting; de tweede bok beeld van de vergeving der zonde, als de verzoening tot stand gekomen is.

Het reukoffer-altaar C5

Het gouden reukoffer-altaar van 50 cm in het vierkant staat vlak voor het voorhangsel. Er zitten vier hoornen aan die bestreken worden met bloed, zoals we hebben gehoord.

Op dit altaar mag alleen reukwerk worden geofferd. Een speciaal mengsel met wierook, mirre en andere specerijen. Als dit op de gloeiende kolen gestrooid wordt verspreidt het een fijne geur. Er mag gefen ander reukwerk worden gebruikt. Niemand mag het mengsel gebruikenvooreigen gebruik. Het reukoffer wordt twee keer per dag gebracht nadat de priester eerst een brandoffer klaargemaakt heeft. Het reukoffer is een beeld van de volmaakte voorbede van de Heere Jezus. Christus pleit op Zijn eigen bloed waarmee Hij Zijn volk heeft verlost.

In het heilige staan ook de kandelaar en de tafel der toonbroden.

De kandelaar D4

Aan de zuidkant staat de kandelaar die elke dagmoet blijven branden om licht te geven in het binnenste van de tent. De kandelaar is gemaakt uit één stuk goud van 49,11 kg met bloemknoppen en schaaltjes waarin een pit drijft.

Er zijn zeven lampen in deze kandelaar, die allen hun licht verspreiden.

Het licht wijst op het werk van de heilige Geest,Die in de donkere harten van zondige mensen werkt en Zijn licht verspreidt.

Tafel der toonbroden

Tegenover de kandelaar staat de tafel der toonbroden, eer, houten tafel van 50 cm bij 75 cm. Hij is overtrokken met goud. Op de tafel liggen de toonbroden, schotels, rookvaten en allerlei gerei.

Er liggen twee stapels van zes toonbroden. Net zoveel broden als stammen in Israël. Het zijn spijsoffers, gaven aan de Heere. Van elke stam één brood, volgens een bepaald recept bereid. Op de broden wordt wierook gestrooid, dat later wordt geofferd als een gedenkoffer. Hiermee dankt het volk Israël de Heere voor het dagelijks brood. Je kunt dit vergelijken met ons dankgebed na het eten. Als de broden een week liggen worden ze op de sabbat vervangen door verse. De oude broden zijn voor de priesters.

De priesterdienst C6

De priester heeft als voornaamste taak om de dagelijkse offers te mogen brengen en leiding te geven bij de andere offers. De priesters brengen de tekenen van de vergeving, de offers, bij de Heere. Zij mogen de zegen van God meedelen aan het volk. Ze hebben ook een verzorgende taak

Ze hebben ook een verzorgende taak om het heiligdom te onderhouden.

Met trompetten roepen zij het volk bijeen tot een algemene vergadering. ouden door de tienden, een tiende van

De priesters worden onderhouden door de tienden, een tiende van het inkomen, wat het volk geeft voor de dienst van de Heere. De priesterkleding is helderwit met een kleurige gordel.

Het brandofferaltaar C8

De priester brengt ook het brandoffer op het brandaltaar. Dit altaar stond in de openlucht in de voorhof tegenover de in- -gang naar het heilige. Het is zo'n 2| meter breed en lang en is meter hoog. Het heeft vier hoornen aan de hoeken en is van koper.

Op dit altaar mogen alleen runderen, schapen, geiten en duiven worden geofferd en dan nog alleen als het een beest is zonder gebrek. Het morgen- en avondoffer bestaat uit een één-jarige ram. Dit is een offer voor het hele volk. Daarnaast zijn er ook de persoonlijke offers. Het offer is een afschaduwing van Christus' gróte offer en moet, omdat het daar steeds weer heenwijst, dagelijks worden herhaald. Toen de Heere Jezus Zijn offer gebracht had was dit niet meer nodig. Zijn offer is éénmalig en hiermee is verzoening gedaan voor al Gods volk.

Degene die het offer brengt legt zijn hand op de kop van het dier. Hiermee wil hij zeggen: wat er met dit dier gebeurt moet eigenlijk met mij gebeuren. Het offerdier sterft in mijn plaats. Dat wijst op de Heere Jezus Die in Zijn sterven de zonde van Zijn volk droeg.

Het wasvat

Het koperen watvat staat tussen het brandofferaltaar en de ingang van het heilige. Het is een vat geplaatst op een voet. Onderaan die voet zijn kranen.

Het water dat hieruit loopt wordt opgevangen in een bekken. De priesters moesten voor hun priesterdienst de handen en voeten wassen met water uit dit vat. Dit wassen wijst op de reiniging van de zonde. Ook wijst het op het nodig zijn van levensheiliging. Dat is: het willen leven naar Gods geboden, het is Gods Geest Die dat in ons hart wil werken. Iedereen, ook wij zijn bevlekt met zonden en om daarvan gereinigd te worden is de afwassing van zonden nodig door het bloed van de Heere Jezus en de vernieuwing door de Heilige Geest.

De Levieten C7

De Levieten zijn ook zonen van Levi, maar komen uit een andere familie dan de priesters. Zij hebben een aparte plaats in de eredienst. Zij moeten aan het hele volk de wet onderwijzen en de priesters helpen andere taken te verzorgen in het heiligdom. De Levieten mogen ook op instrumenten de Heere loven en prijzen. Ook waren er rechters en poortwachters onder hen. De Levieten en priesters hebben in Israël geen eigen stamgebied gekregen maar er zijn voor hen door het lot aangewezen waarin zij wonen kunnen. 48 steden

De vervulling

De Heere Jezus heeft alles wat wij nu gehoord hebben vervuld. Toen Hij aan het kruis uitriep "het is volbracht", scheurde het prachtige voorhangsel van boven naar beneden. Dat was het teken dat de symbolen die op dit offer wijzen niet meer nodig zijn.

Er hoeft geen offer meer gebracht te worden.Het bloed van beesten kan de toorn van God niet wegnemen. Dit kan alleen hét Lam, de Heere Jezus Christus.

De tabernakel en de tempel zijn er niet meer.

Maar ook nü hebben wij het over een huis van God, namelijk de kerk. De plaats waar de gemeente, waar ook jij bij hoort, samenkomt. Waar de Heere hoorbaar, door Zijn Woord en zichtbaar door de sakramenten tot ons komt.

Zoals de Heere in de tabernakel en later in de tempel wilde wonen, zo wil Hij ook in zondige harten wonen. Hij werkt het ware geloof door Zijn Woord en Geest. Hij verandert, vernieuwt het hart tot een huis Gods. Hier op aarde in beginsel en een eeuwig huis in de hemel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1984

Mivo -16 | 38 Pagina's

B Vertelschets -12/+12

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1984

Mivo -16 | 38 Pagina's