Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1. Verstaat gij ook, hetgeen gij leest ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1. Verstaat gij ook, hetgeen gij leest ?

Bijbelstudie n.a.v. Hand. 8:26-40

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor Zijn hemelvaart, gebood de Heere Jezus Zijn discipelen: "Gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem, als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde".

Het Woord van God moest de wereld in. Jood en heiden mogen de boodschap van vrije genade horen.

In Hand. 8:5 lezen we dat Filippus het Evangelie verkondigde in Samaria, een gebied dat half-joods, half-heidens was. Maar nu, in vers 26-40 bereikt dat Woord ook een niet-jood, een heiden.

 

Van een engel des Heeren krijgt Filippus de opdracht om naar het zuiden te gaan, naar de weg tussen Jeruzalem en Gaza. Een merkwaardige opdracht. Deze weg is woest, er komt bijna nooit iemand. Nu moet Filippus van Samaria, waar zijn prediking zo rijk gezegend werd, naar een stille, eenzame weg gaan.

Filippus stelt echter geen vragen, maar hij gehoorzaamt.

Zo ontmoet hij een Ethiopiër, een aanzienlijk man. Hij is de opperschatbewaarder, de "minister van financiën" van het ethiopische rijk, geregeerd door Candacé, de koningin der Moren. Kennelijk is deze man in aanraking gekomen met het joodse geloof. Hij is naar Jeruzalem gegaan om de God van Israël te aanbidden. Daar moet hij ervaren dat hij een uitgestotene is. Hij is immers een heiden en bovendien is hij een kamerling, een eunuch, een ontmande. Iemand voor wie de weg tot God niet toegankelijk is. Niettemin heeft hij een boekrol van Jesaja gekocht, waarin hij op de terugreis aan het lezen is.

 

Filippus krijgt van de Geest de opdracht "Ga toe, en voeg u bij deze wagen". Hij hoort de man lezen en stelt hem de vraag of hij ook begrijpt wat hij leest.

Eerlijk erkent deze machtige man dat hij onderwijs nodig heeft. Filippus gaat naast hem zitten en legt hem uit dat de profeet hier in het 53e hoofdstuk van zijn boek spreekt over de lijdende Knecht des Heeren. Hij verkondigt hem Jezus. De Moorman komt tot geloof.

Hij mocht door het Woord zien op de vergeving van zijn zonde door de verdienste van de beloofde Messias. Het is nu ook zijn begeerte om door het sakrament van de Heilige Doop de verzegeling daarvan te ontvangen.

 

Deze geschiedenis getuigt van de macht van het Woord Gods. Menselijk gezien was het onmogelijk voor de Moorman om het koninkrijk Gods binnen te gaan: hij was rijk (Matth. 19:24), hij was een Chamiet (Gen. 9:18 e.v.), en een ontmande die niet in de gemeente des Heeren mocht komen (Deut. 23:1). Toch vormt dit alles geen belemmering om te mogen delen in de vergeving van zonden. Het Woord van God is in de hand van de Heilige Geest onstuitbaar en neemt alle beletselen weg.

 

Wij zijn in bet bezit van Gods Woord. Wij mogen er dagelijks uit lezen.

Maar verstaan we ook hetgeen we lezen...?

Is het lezen van de Bijbel voor ons niet vaak een gewoonte?

Beseffen we wel dat de Bijbel niet zomaar een boek is, maar dat het Gods Woord is?

Het is immers Zijn Woord dat ons wijs kan maken tot zaligheid?

Dat heeft de Moorman ervaren. Hij heeft door dat Woord de Weg tot het leven gevonden, ondanks het feit dat hij een heiden was, ondanks het feit dat hij rijk was, ondanks het feit dat hij Gods Woord niet begreep.

Op de vraag "Wat verhindert mij gedoopt te worden?" wijst Filippus op de enige voorwaarde: het geloof in de Heere Jezus Christus. Alleen door Hem is er vergeving van zonden mogelijk.

Dat is de boodschap die tot ons komt wanneer we de Bijbel lezen.

En nu de vraag: Verstaat gij ook hetgeen gij leest?

De Moorman begreep niet wat hij las, totdat hij door Filippus onderwezen werd. Zo hebben ook wij uitleg nodig. De Heere gebruikt daarvoor de prediking van Zijn Woord. En door Zijn Geest maakt Hij Zijn Woord krachtig in de harten van zondaren. De vrucht van dal werk is het geloof in Christus Jezus. Buiten Hem kan er geen hoop zijn op de zaligheid.

Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft. Dat spreken is altijd door middel van het Woord. Eerst door de Heilige Geest gaan we het Woord werkelijk verstaan.

Dan gaan we verstaan wat het betekent "Maar om onze overtredingen is Hij verwond, en om onze ongerechtigheid is Hij verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden; als een Lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap dat stom is voor het aangezicht van Zijn scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open".

Wanneer we zo de kracht van het Woord in ons leven ervaren hebben, willen we het ook doorgeven. Dan zouden we willen dat iedereen dit Woord zou verstaan.

Hoe belangrijk is dan ook het bijbelvertaalwerk en het bijbelverspreidingswerk, opdat een ieder de Bijbel zou kunnen lezen in zijn eigen taal.

Voor dit werk mogen wij ons in deze aktie inzetten. Het vertaal- en verspreidingswerk is noodzakelijk, maar het is niet genoeg. De lezer moet het Woord ook verstaan door de werking van Gods Geest. Dat is nodig voor de mensen in Afrika, voor de mensen in Nigeria, maar ook voor ons.

 

Achtergrondinformatie

Filippus: Filippus was één van de zeven gekozen diakenen. In Hand. 21:8 wordt hij tevens aangeduid als "evangelist". Hij behoort tot degenen, die na de dood van Stéfanus Jeruzalem noodgedwongen moesten verlaten (vgl. 8:1). Zo werd het Woord echter verder gebracht, Met veel vrucht preekt hij in Samaria.

"Tegen het zuiden" (vers 26): Kan ook gelezen worden als "tegen de middag" in de betekenis van "als de zon in het zuiden staat". Op dat tijdstip reist niemand vanwege de hitte. De meeste verklaarders zijn het er over eens dat dit een aanduiding is van plaats en niet van tijd.

Gaza: Stad aan de karavaanweg naar Egypte. In 96 voor Chr. werd de stad verbrand en verwoest. Daarna was de weg erheen stil en eenzaam.

Moorman: Het land Ethiopië wordt genoemd Cush of Morenland. Deze man was dus afkomstig uit Ethiopië dat ten zuiden van Egypte gelegen was.

Candacé: De Moorman wordt aangeduid met "een machtig heer van Candacé". Candacé is niet een eigennaam, maar is een titel, te vergelijken met de titel farao. Het is de titel die alle koninginnen van Ethiopië droegen. 

Kamerling: De Moorman was een kamerling. Een kamerling wordt ook wel eunuch genoemd. Een eunuch was een gesnedene, een ontmande, die dienst deed in de harem als kamerdienaar. Dikwijls nam zo iemand ook een hoge positie in als ambtenaar of in het leger.

De toegang tot de tempel was de eunuchen ontzegd (Deut. 23:1), maar Jes. 56:4 profeteert dat er ook voor de ontmande een plaats en een naam in het geestelijke huis des Heeren zijn zal. Deze profetie zien we in de geschiedenis van Filippus en de Moorman in vervulling gaan.

"Hoorde hem de profeet Jesaja lezen" (vers 30): Het was een gewoonte dat de oosterlingen hardop lazen.

"En hij doopte hem" (vers 38): De Moorman wordt in het water ondergedompeld. Oorspronkelijk werd de doop namelijk door onderdompeling bediend en niet door besprenging. De betekenende zaak is hetzelfde. Daarom is er tussen de twee manieren van dopen geen principieel verschil. Het gaat er alleen om dat er water gebruikt wordt, dat het beeld is van het bloed van Christus. Wel ligt er in het beeld van onderdompelen een onderwijs: afdalen in het water om daarmee te belijden de dood verdiend te hebben, en het omhoogkomen uit het water om daarmee te belijden door de kracht van Christus' opstanding op te staan uit de dood en in een nieuw godzalig leven te willen wandelen. Als de Moorman opkomt uit het water, is hij als het ware een ander mens; hij is van heiden christen geworden.

"Want" (vers 39): Bedoeld wordt dat de kamerling het weggaan van Filippus niet betreurde, omdat hij zo verblijd was. Da Costa zegt hiervan: "Waar de koning is gaat de heraut heen, want zijn werk is geëindigd. Is de mens bekeerd geworden, dan moet het overige plaats hebben in de gemeenschapsoefening tussen de Heere en de ziel zelve. De kamerling ondervond, dat in plaats van de gezant des Heeren de Heere nu Zelf bij hem was, en zo had hij Filippus niet meer nodig om zijn weg met blijdschap te reizen".


Gespreksvragen -16

1. a. Wat was het beroep van de Moorman? 

    b. Waarom ging hij naar Jeruzalem? 

    c. Wat las hij toen hij terugging naar Ethiopië? 

2. a. Wat begreep de Moorman niet in datgene wat hij las? 

    b. Wat zou jij zeggen wanneer je de Moorman een antwoord moest geven? 

3. a. Waarom is het bijbellezen zo belangrijk? 

    b. Wanneer lees jij uit je Bijbel? 

4. a. Wat was de opdracht die de Heere Jezus aan Zijn discipelen in Matth. 28:19 gaf? Zeg dat eens in je eigen woorden. 

    b. Noem de twee teksten uit Hand. 8:26-40 waaruit blijkt dat Filippus deze opdracht uitvoert. 


Gespreksvragen +16

1. De geschiedenis van de Moorman vinden we in het Nieuwe Testament, waarbij een gedeelte uit het Oude Testament aangehaald wordt. 

   a. Wat is het verschil, tussen het Oude en het Nieuwe Testament?

   b. Waarom mag je het Oude en het Nieuwe Testament niet scheiden?

2. a. Wat was de inhoud van de prediking van Filippus?

    b. Op welke wijze maakt de Bijbel ons wijs tot zaligheid?

3. a. Lees je zelf wel eens in je Bijbel? Wanneer doe je dat?

    b. In welk gevaar verkeren mensen die de Bijbel kennen, maar niet lezen?

4. Filippus doopte de kamerling nadat hij tot geloof gekomen was.

    a. Wat is de betekenis van het sakrament van de doop in het leven van de Moorman?

    b. Wat is de betekenis van de doop in jouw leven?

5. Probeer aan de hand van de geschiedenis van Filippus en de Moorman de noodzaak van bijbelvertaling en bijbelverspreiding duidelijk te maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1983

Mivo +16 | 96 Pagina's

1. Verstaat gij ook, hetgeen gij leest ?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1983

Mivo +16 | 96 Pagina's