Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

3. Simsons strijd (Richt 14-15)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

3. Simsons strijd (Richt 14-15)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Thimnath

Op zijn zwerftochten door het grensgebied ziet Simson in Thimnath een Filistijnse vrouw met wie hij wil trouwen. Hij maakt zijn wens aan zijn ouders bekend en vraagt hen om haar tot zijn vrouw te nemen. Zijn ouders hebben daartegen grote bezwaren: de Filistijnen zijn een vreemd volk en bovendien onbesneden. God had verboden met een onbesnedene te trouwen (Ex. 34: 16).

Simson blijft echter volharden in zijn verzoek en zijn ouders laten hun tegenstand varen.

Ze wisten niet dat dit van de Heere was. God wil deze richter persoonlijk met de vijand in aanraking brengen. Dat wil niet zeggen dat de Heere dit huwelijk goedkeurt, maar Hij is zo groot dat Hij de zonde en de zondaar gebruikt om Zijn raad uit te voeren. God wil met een kromme stok nog een rechte slag slaan. Dit weet Simson echter niet en zijn daad blijft zondig.

Samen met zijn ouders gaat hij naar Thimnath om het huwelijksaanzoek te doen. Hij neemt een andere weg dan zijn ouders en komt een jonge leeuw tegen die hem aanvalt. Dan wordt de Geest des Heeren vaardig over hem: hij ontvangt een bovennatuurlijke, maar voorbijgaande werking van de Geest, die hem met onweerstaanbare kracht vervult. Hij grijpt de leeuw en scheurt hem in tweeën. Hij vertelt niemand wat er gebeurd is en voegt zich weer bij zijn ouders.

Wanneer ze in Thimnath komen stemt de vrouw in met een huwelijk dat enige tijd later zal plaatsvinden. Als Simson opnieuw op weg is naar Thimnath om zijn aanstaande vrouw te trouwen, gaat hij langs de plaats waar hij de leeuw heeft verscheurd. In het kadaver bevindt zich nu een bijenzwerm, die honing heeft gemaakt. Simson neemt van de honing en geeft er ook van aan zijn ouders.

Bij zijn aankomst in Thimnath worden Simson dertig bruidsjonkers gegeven, die hem zullen helpen tijdens de bruiloft.

De bruiloft duurt zeven dagen en naar de gewoonte van die tijd vermaakt men zich ook met het opgeven van raadsels aan elkaar.

Zo geeft Simson de eerste dag een raadsel op en stelt hij een weddenschap voor, heel vriendschappelijk, maar toch ook met de bedoeling de Filistijnen de handschoen toe te werpen. Al begint hij spelenderwijs, spoedig zal dit spel ernst worden. Hij daagt hen uit een antwoord te geven op het raadsel: "Spijze ging uit van de eter en zoetigheid van de sterke". Als ze de oplossing geven, zullen zij elk een stel onder- en bovenkleren van hem ontvangen. Maar zo niet, dan moeten zij hem dertig stel geven.

De bruidsjonkers komen er niet uit. Ze gaan naar Simsons vrouw en dreigen haar en het huis van haar vader te verbranden als zij er niet voor zorgt de oplossing te weten te komen.

De vrouw zeurt net zo lang tot Simson haar de oplossing vertelt. Zijn vrouw vertelt het door aan de bruidsjonkers, die op hun beurt het antwoord aan Simson geven: "Wat is zoeter dan honing en sterker dan een leeuw?"

Simson doorziet onmiddellijk hoe zij aan het antwoord gekomen zijn en laat dat ook weten.

Om nu de toegezegde klederen te kunnen geven gaat hij naar Askelon en doodt daar dertig Filistijnen. Hun kleding neemt hij mee en geeft dit aan de mannen van Thimnath.

Uitdrukkelijk wordt gezegd dat de Geest des Heeren vaardig over hem werd. Wat Simson doet is geen persoonlijke wraakneming, maar God gebruikt hem om de vijanden van Zijn volk te straffen. In de persoon van Simson strijdt de Heere, Israëls Verbondsgod, voor Zijn volk.

Hierna verlaat Simson vertoornd zijn vrouw en gaat naar zijn ouderlijk huis.

De vader van de bruid weet voor zijn dochter wel een nieuwe bruidegom te vinden. Hij huwelijkt haar uit aan één van de bruidsjonkers.

Een tijdje later, als Simsons woede bekoeld is, gaat Simson naar zijn vrouw. Hij neemt een geitebokje mee, als teken van verzoening.

Wanneer hij bij zijn schoonvader aankomt, vertelt deze wat hij gedaan heeft, namelijk dat hij zijn dochter aan één van de bruidsjonkers heeft gegeven. Hij begrijpt wel dat dit voor Simson moeilijk te aanvaarden is en biedt hem een jongere dochter aan.

Het is voor Simson een les dat God het huwelijk met een ongelovige niet goedkeurt. God blokkeert deze weg en stelt hem weer voor zijn roeping, waarmee hij geroepen is.

Hij is immers geroepen om de Filistijnen te bestrijden?

Het voorstel van zijn schoonvader verwerpt Simson, want hij voelt zich niet alleen persoonlijk beledigd, maar vat dit op als een nationale belediging. De Filistijnen meenden zich alles te kunnen veroorloven tegenover een Israëliet. En ten diepste is de Gód van Israël oneer aangedaan. Daarom zegt Simson: "Ditmaal ben ik onschuldig wanneer ik de Filistijnen kwaad doe". Hij zal zich niet alleen op de familie van zijn vrouw, maar ook op de Filistijnen wreken.

Hij doet dit op een zeer originele manier. Hij vangt driehonderd vossen. Deze bindt hij twee-aantwee met de staarten aan elkaar vast. Vervolgens bevestigt hij tussen elk paar staarten een fakkel, die hij in brand steekt. Zo jaagt hij de vossen het koren van de Filistijnen in. Niet alleen de korenvelden maar ook de wijngaarden en de olijfbomen worden door de brand vernietigd.

De Filistijnen zijn ontzet. Als ze te weten zijn gekomen wie de dader ervan is geweest, nemen ze wraak. Ze sluiten Simsons vrouw en schoonvader op in hun huis en steken het huis in brand. De dreiging, op de bruiloft gedaan, voeren ze nu uit.

Simson merkt dat de Filistijnen hem lafhartig ontwijken en hem willen treffen in zijn vrouw. Hevig verontwaardigd gaat hij op zijn vijanden af en 'slaat hen op de schenkel en de heup', een spreekwoordelijke zegswijze voor 'armen en benen breken'. Hij slaat hen met een grote slag. Hij doet dit alleen en zonder enig wapen. Zo is hij Israëls richter en bevrijder.

Etam

Hierna trekt Simson zich terug op de rots Etam, een bijna ontoegankelijke kloof, waarschijnlijk dicht bij Zora. Hij wil de Israëlieten niet rechtstreeks in gevaar brengen door zich bij hen te voegen. Hij wacht nu hier op een aanval van de Filistijnen.

Simson aanvaardt zijn roeping om alléén te strijden, want hij probeert niet de Israëlieten te mobiliseren om hem te helpen zoals bijvoorbeeld Gideon deed.

Dan komt de aanval!

De Filistijnen verzamelen een leger en trekken Lechi, een plaats in Juda, binnen. Dit veroorzaakt onrust onder de Judeeërs, want ze begrijpen dat de Filistijnen wat in hun schild voeren. Het blijkt dat het hen om Simson te doen is.

Israël staat nu voor een keuze: erkennen ze Simson als een van God gegeven richter, of niet?

Het laatste is het geval. Er komen drieduizend mannen naar Simson toe om hem gevangen te nemen en uit te leveren aan de Filistijnen. Het blijkt dat de Israëlieten totaal niet begrijpen hoe smadelijk het is om aan de Filistijnen onderworpen te zijn. Ze rekenen het Simson zelfs als een misdaad aan wat hij de Filistijnen aangedaan heeft. Simson

Filistijnen aangedaan heeft. Simson vraagt hun te beloven dat ze hem niet aan zullen vallen. Dit doen ze en Simson laat zich binden met twee nieuwe touwen. Als een geloofsheld ("Wie zichzelf overwint is sterker dan wie een stad inneemt") laat hij zich naar Lechi voeren.

Lechi

In Lechi wordt hij door het gejuich van de Filistijnen verwelkomd, maar spoedig verstomt dit: de Geest des Heeren grijpt Simson aan. Simson verbreekt de touwen, grijpt een ezelskaak die op de grond ligt en slaat hiermee duizend Filistijnen neer.

Er klinkt een triomflied uit zijn mond:

"Met een ezelskinnebakken

een hoop, twee hopen,

met een ezelskinnebakken

heb ik duizend man verslagen".

Door de vertaling uit het Hebreeuws is de rijm verloren gegaan, evenals de woordspeling die Simson gebruikt. In het Hebreeuws bevat het woord dat door de Statenvertalers met "hoop" is vertaald, sterke overeenkomst met het Hebreeuwse woord voor "ezel". Vandaar dat ook de volgende vertaling mogelijk is:

"Met een ezelskinnebakken

sloeg ik een ezel, twee

ezels, met een ezelskinne

bakken sloeg ik duizend

man ".

Simson wil dus zeggen dat de ezels doodgeslagen zijn door hun eigen kinnebakken.

Daar staat Simson met zijn ezelskaakbeen op de hoogte waarop de strijd plaatsvond. Hij werpt het been weg en noemt de plaats Ramath- Lechi, dat betekent 'kaakbeenhoogte'.

Maar na zijn triomflied volgt er een grote inzinking. Een hevige dorst doet hem bijna bezwijken. Water is er niet. Dan voelt hij zijn afhankelijkheid van God en wendt zich tot de Heere om uitkomst. Hij erkent dat God 'dit grote heil' gegeven heeft, hij was slechts knecht. Dit gebed vult aan wat in zijn overwinningslied ontbrak. Simson wordt door de Heere van zijn hoogte gestoten. Het heeft als vrucht dat Simson, verootmoedigd, pleiten gaat op Gods naam en eer. Immers hoe zullen de Filistijnen triomferen als zij Simson zo vinden?

De Heere verhoort zijn gebed en laat water uit de rotssteen komen. Als Simson van dit water drinkt leeft hij op en wordt hij weer fris en krachtig. Uit dankbaarheid noemt hij de God verwekte bron de "Fontein des aanroepers".


"En hij richtte Israël in de dagen der Filistijnen, twintig jaren". (15 : 20)

Bovengenoemde tekst vinden we aan het eind van hoofdstuk 15, terwijl de geschiedenis van Simson nog niet ten einde is.

Wat is hiervan de betekenis?

Wat tot nu toe van Simsons leven geschreven is, heeft in een betrekkelijk korte tijd plaatsgevonden. Door deze gebeurtenissen is Simson gevormd om zijn roeping als richter, te vervullen.

Voor vriend en vijand is het duideijk geworden dat Simson de van God aangewezen man is om Israël te beschermen.

Door de diverse verklaarders wordt erop gewezen dat 15 : 20 zeer terecht wordt uitgesproken omdat de richterlijke werkzaamheden van Simson ook voorlopig afgesloten worden. Wat in hoofdstuk 16 nog van hem meegedeeld wordt, heeft betrekking op zijn ondergang.

Hij was wel tot zijn dood Nazireër, maar is niet onafgebroken richter geweest.

Waarin zijn richten gedurende deze twintig jaren bestaan heeft, wordt niet nader vermeld.

De laatste daad die hij verricht heeft vinden we aan het eind van hoofdstuk 16. Dit gedeelte wordt dan ook weer besloten met dezelfde mededeling: "Hij nu had Israël gericht twintig jaren".

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's

3. Simsons strijd (Richt 14-15)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 september 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's