Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

1. 'Gedenken' in de Bijbel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

1. 'Gedenken' in de Bijbel

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het woord 'gedenken' komt in het Oude en Nieuwe Testament vele malen voor. Het Bijbelse gedenken is rijker van inhoud dan het begrip 'herdenken' wat wij meestal gebruiken. Gedenken omsluit verleden en toekomst. Het verleden wordt in het heden 'gedacht' en vanuit dit gedenken richt de blik zich op de toekomst. Wij spreken van 'gedenken en verwachten'. Het Bijbelse begrip 'gedenken' omsluit die beide. Het Bijbelse gedenken is gedenken én verwachten. Op die manier wordt het begrip 'gedenken' ook in dit hoofdstuk gebruikt.

Gedenken is een fundamenteel begrip, dat zowel in de relatie tussen mensen onderling, als ook in de relatie tussen God en de mens een belangrijke rol speelt. God gedenkt de mens en de mens gedenkt aan zijn God. De volgorde is belangrijk. God zoekt de mens op die naar Hem niet vraagt. Het gedenken van de mens is daarom genade van God. De HEERE God gedenkt aan Zijn verbond: "Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen". Dat de Heere dit verbond heeft gesloten is al een wonder, maar dat Hij daaraan gedenkt is óók een wonder. Zo komt Hem alleen de eer toe, in Zijn gedenken en in het gedenken van de mens.

Gedenken in het oude testament

Het woord 'gedenken' komt zo'n driehonderd maal in het Oude Testament voor. Het zijn vaak bekende psalmen waarin over dat 'gedenken' gezongen wordt. Voorbeelden uit de berijmde psalmen zijn:

Ps. 98: 2 Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Israël nooit gekrenkt.

Ps. 79: 4 Gedenk niet meer aan 't kwaad wat wij bedreven, onz' euveldaad wordt ons uit gunst vergeven.

Ps. 77: 7 'k Zal gedenken hoe voor dezen, ons de Heer heeft gunst bewezen.

Uit deze drie voorbeelden blijkt reeds dat in het godsdienstig gebruik van het woord gedenken, dus daar waar het gaat over de verhouding God-mens of God-volk, er sprake is van een soort wederkerigheid. De Heere God gedenkt Zijn trouw, Zijn heil aan Israël en Israël of de Israëliet gedenkt de heilsdaden van de Heere.

In Ps. 115: 12 e.v. wordt gedenken in één adem genoemd met zegenen:

De HEERE is onzer gedachtig geweest, Hij zal zegenen,

Hij zal het huis van Israël zegenen,

Hij zal het huis van Aaron zegenen,

Hij zal zegenen die de HEERE vrezen,

de kleinen met de groten.

We zullen eerst het gedenken van God bezien, dat wil zeggen het gedenken waarvan God het onderwerp is. Daarna zullen we aandacht schenken aan het, in antwoord op God's gedenken, gedenken van de mens.

God gedenkt de mens ten zegen

Bij het Bijbelse gedenken moeten we niet denken aan een 'zich in herinnering brengen' of 'zich vluchtig voor de geest halen'. Het gedenken in de Bijbel is een gedenken wat invloed uitoefent op het leven van de mens, dat grote gevolgen heeft voor degene die het voorwerp van het gedenken is. Dat God de zwakke mens gedenkt, betekent dat Hij naar dat mensenkind wil omzien (vgl. Ps. 8: 5).

In de hiervoor geciteerde teksten uit Ps. 115 zagen we reeds hoe Gods zegen voor Israël wordt getekend als het direkte gevolg van het feit dat Hij Zijn volk gedenkt. Maar ook de woorden die onmiddellijk aan vers 12 voorafgaan geven een vulling aan het begrip, dat karakteristiek mag heten voor Gods gedenken. In de verzen 9-11 worden de Israëlieten tot driemaal toe opgeroepen tot vertrouwen op de HEERE en tot driemaal toe wordt daar dan met nadruk verkondigd: 'Hij is hun Hulp en hun Schild'.

Welnu, juist het feit dat de Heere Zijn volk helpend en beschermend nabij is, dat wordt ten diepste bedoeld als de psalmist daarop - haast bij wijze van konklusie laat volgen: "De HEERE gedenkt onzer" ofwel "De HEERE is onzer gedachtig geweest". Daarom, omdat God helpend en beschermend onzer gedenkt, mogen wij in het leven ook Zijn zegen ervaren. Dat hebben bijvoorbeeld Jakobs vrouw Rachel en Elka-na's vrouw Hanna ondervonden, toen de Heere aan hen gedacht en hun, de onvruchtbare vrouwen, de kinderzegen schonk (vgl. Gen. 30: 22, 1 Sam. 1: 11, 19).

Wij lezen over Gods gedenken ook in Num. 10:9. Wanneer de Israëlieten in benauwde omstandigheden raken, doordat een vijandelijk volk hen in het nauw drijft, moeten zij signalen geven op de trompetten. Want zo luidt de belofte: "zo zal uwer gedacht worden voor het aangezicht van de HEERE, uw God, en gij zult van uw vijanden verlost worden". Dat God Zijn volk dat in grote nood verkeert gedenkt, betekent hier heel konkreet dat Hij voor Zijn volk in de bres springt. Hij helpt en bevrijdt het volk van de vijanden.

God gedenkt de mens ten oor-

Het Oude Testament spreekt ook van de keerzijde, namelijk dat God het kwaad, de zonde gedenkt of in gedachten houdt. Ook hier heeft gedenken een diepere betekenis, maar nu ten oordeel, tot straf.

In die zin spreekt Hosea over de Israëlieten die de Heere hebben vergeten en zich hebben ingelaten met ongerechtigheid, bedrog en roverij. In Hos. 7: 2 lezen we: "Zij zeggen niet in hun hart, dat Ik al hun boosheid gedachtig ben". Een andere vertaling vertaalt deze tekst met: "Zij denken er niet aan, dat Ik hun kwaad in gedachten houd".

Met de woorden in gedachten houden van de zonde zegt Hosea dat

God het volk zal bezoeken en de zonde zal straffen.

Gedenken van de mens

In antwoord op Gods barmhartig en heilrijk 'gedenken' van Zijn volk, is er omgekeerd Israëls 'gedenken' van zijn God.

In individuele klaag- en lofzangen spreken psalmdichters en profeten hun vertrouwen uit in die God, die Zijn volk als Redder gedenkt. Zo horen we de dichter van Psalm 42 zijn verdriet, maar ook zijn vertrouwen uitspreken met de woorden:

Ps. 42: 7 O mijn God, mijn ziel buigt zich neer in mij, daarom gedenk ik Uwer.

Hier is 'gedenken' een uiting van een in vol vertrouwen de toevlucht nemen tot de Heere. 'Gedenken' kan evenzeer een uitdrukking zijn van dankbaarheid voor Gods hulp die een mens in het verleden heeft mogen ervaren. Deze ervaring zorgt ervoor dat hij nu ook verder in vertrouwen op God leeft. We lezen bijvoorbeeld:

Ps. 63: 7-8 Als ik aan U gedenk op mijn legerstede, zo peins ik aan U in de nachtwaken.

Want Gij zijt mijn hulp geweest en in de schaduw van Uw vleugelen zal ik vrolijk zingen.

Gedenken van Gods heilsdaden

Het gedenken van Gods heilsdaden in het verleden, van Gods wonderen in de geschiedenis van Israël, is voor de vrome Israliet een bron van vertrouwen in het heden. Het 'gedenken' van Gods heilsdaden is zelfs zo belangrijk voor Israël, dat het voort - duurend wordt opgeroepen om de verlossende daden van God in de geschiedenis te gedenken. We vinden dit bijvoorbeeld in:

Deut. 32: 7 Gedenk aan de dagen van ouds, merk op de jaren van elk geslacht, vraag uw vader, die zal het u bekend maken, uw ouden, en zij zullen het u zeggen.

Tot dit gedenken van Gods heilsdaden (heilsdaden: Gods gedenken in het verleden!) wordt Israël in het Oude Testament opgeroepen. Dit gedenken betekent meer dan alleen even een gebeurtenis uit het verre verleden in herinnering brengen.

Daarvoor zijn de gevolgen die met het 'gedenken' van Gods daden verbonden worden, te ingrijpend. Het gaat om een 'gedenken', waarbij Gods daden uit het verleden worden beleefd als feiten die ook voor het heden van betekenis zijn. Daarom moest de herinnering zowel in de huiselijk kring van de familie, als in de samenkomsten van de gemeente, levend gehouden worden.

Gedenken in het nieuwe testament

Hierboven is al opgemerkt dat gedenken meer is dan het herinneren van het verleden. Gedenken is meer dan een voor de geest halen. Gedenken reikt dieper dan het verstand. Weten van de bevrijding van 1945 is nog geen gedenken. Gedenken heeft gevolgen voor ons mens-zijn in deze tijd.

In het Nieuwe Testament wordt het oudtestamentische begrip gedenken' in het licht geplaatst van de komst van Gods Koninkrijk. Ook hierin zien we dat in het woord 'gedenken' de toekomst ligt opgesloten.

De Heere gedenkt aan het verbond

De HEERE gedenkt aan het verbond dat Hij met Abraham heeft gesloten. We lezen dit bijvoorbeeld in de lofzangen van Maria en Zacharias, Luk. 1: 54-55, 72-73: "Hij heeft Israël, Zijn knecht opgenomen, opdat Hij gedachtig ware aan de barmhartigheid. Gelijk Hij gesproken heeft tot onze vaderen, namelijk tot Abraham en zijn zaad in eeuwigheid".

"Opdat Hij barmhartigheid deed aan onze vaderen en gedachtig ware aan Zijn heilig verbond. En aan de eed, die Hij Abraham, onze vader, gezworen heeft, om ons te geven".

Dit gedenken van God aan het verbond betekent dat er voor Israël een nieuwe tijd is aangebroken. In het zenden van Zijn Zoon maakt God Zijn beloften waar. Het gedenken aan het verbond is daarom een daad van Gods trouw.

Het gedenken in het Nieuwe Testament richt zich op de daden van God in het kruis en de opstanding van Christus. Satans kop is vermorzeld door Christus. En dat heeft gevolgen voor de toekomst. Ook in het Nieuwe Testament zien we dat Gods gedenken verder gaat dan het verleden.

Reeds tijdens zijn omwandeling op aarde gedenkt Jezus aan Zijn volgelingen. De discipelen zullen het na Jezus' heengaan zwaar te verduren krijgen. Haat en vijandschap, miskenning en vervolging zullen hun deel zijn. Maar Christus zegt in Joh. 14: 16-17: "Ik zal de Vader bidden, en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in eeuwigheid, namelijk de Geest der waarheid..."

Het gedenken mogen we dus niet losmaken van het werk van de Heilige Geest.

De Heilige Geest zal van Christus getuigen en de discipelen in staat stellen hun getuigenis te geven (vgl. Joh. 15: 26-27). In dit verband is Joh. 14: 26 van belang: "Maar de Trooster, de Heilige Geest Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren en zal u indachtig maken alles wat Ik u gezegd heb". Dit 'leren' draagt een heel specifiek karakter, namelijk: indachtig maken alles wat Jezus gezegd heeft. De Geest brengt dus geen nieuwe openbaring, los van de woorden van de Heere Jezus. Nee, de Geest bindt mensen aan de woorden van Jezus, door ze in de gedachten te brengen.

Dit is meer dan een opfrissen van het geheugen. De Heilige Geest verheldert en verklaart wat voor de discipelen aanvankelijk nog raadselachtig was en door hen niet werd verstaan.

Omdat God aan Zijn verbond gedenkt, gaat Zijn werk ook vandaag nog door op deze aarde. Zondag aan zondag wordt in de "werkplaats van de Heilige Geest" (de kerk) het Woord verkondigd. Daar klinkt het Evangelie van Christus. Zo worden mensen door de Heere opgeroepen om voor God in Christus te buigen. Het is het werk van Gods Geest wanneer Jezus' woorden aktuele betekenis gaan krijgen in het leven van mensen. Dankzij dit werk gaan mensen God gedenken en vragen met de pinksterlingen: "Wat zullen wij doen mannen broeders?" Gedenken herinnert mensen door de werking van de Heilige Geest aan de woorden van de Zaligmaker Die met liefde mensen heeft opgeroepen om Hem te volgen: "Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven" (Matth. 11: 28).

Gedenken bemoedigt

Gedenken herinnert, maar bemoedigt ook. Het Joodse pascha bracht de deelnemers de grote daad van God in het verleden, namelijk de uittocht uit Egypte, in herinnering.

In het vieren van het pascha werd het reddend ingrijpen van God in de geschiedenis aktueel. Gods daden in het verleden kregen betekenis voor het heden en de toekomst.

Op dezelfde wijze gedenkt de nieuw-testamentische gemeente Gods daden door Zijn Zoon Jezus Christus. Het Paaslam is geslacht. De dood is overwonnen. Pasen herinnert mensen aan de reddende daad van God.

Hoezeer de gedachtenis aan dit Paasgetuigenis een bron van bemoediging is, maakt het bekende woord uit 2 Tim. 2: 8 duidelijk: "Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, welke is uit het zaad van David, naar mijn Evangelie".

Paulus, zelf gevangen in Rome, wijst zijn geestelijke zoon Timotheüs een heerlijk uitzicht. Een machtig perspektief wordt aangewezen in de heenwijzing naar de opstandig van Christus, of beter gezegd naar de Persoon van de opgestane Christus der Schriften. Letterlijk vertaald staat er: 'Houd steeds in gedachtenis, Jezus Christus, opgewekt uit de doden...' De werkwoordsvorm wijst aan dat het om een blijvende, voortdurende geloofsaktiviteit moet gaan. Paulus roept dus op om te gedenken met het oog op de toekomst. Juist de gedachtenis van Jezus' opstanding geeft kracht en moed voor de toekomst. Gedenken betekent: midden in de

Gedenken betekent: midden in de woestijn van deze wereld Christus in geloof en verwachting voor ogen stellen. Zo worden Gods kinderen verzekerd van de vastheid van de overwinning in de strijd.

Gedenken maakt waakzaam

Mensen worden opgeroepen om te gedenken. De woorden en daden van de Heere mogen niet in het vergeetboek raken. Niet-gedenken is synoniem met ontrouw en ongehoorzaam zijn. In Luk. 17 spreekt de Heere Jezus ook over Zijn komst. De Zoon des mensen zal komen op een dag, waarop men het niet verwacht. Zijn komst valt niet te berekenen. De Heere Jezus waarschuwt Zijn hoorders voor het gevaar, dat mensen door de wederkomst overvallen worden.

In dit verband zegt Jezus: 'Gedenkt aan de vrouw van Lot' (Lukas 17: 32). Ook uit deze tekst blijkt dat het hier niet slechts gaat om een historische herinnering, een stukje kennisbagage wat je mee kunt nemen. Nee. gedenken moet leiden tot bezinning op Gods handelen. Gedenken betekent, dat je je door die waarschuwing laat gezeggen, zodat de waakzaamheid niet verslapt.

Gedenken doet verwachten

Gedenken herinnert de mensen aan Gods daden. Gedenken bemoedigt mensen door het geloof voor de toekomst. De Bijbel roept op om waakzaam te zijn door te gedenken aan het verleden en daaruit lessen te trekken voor het heden en de toekomst.

Gedenken heeft dus heel duidelijk betrekking op het woord "verwachten". Verleden, heden en toekomst zijn in het gedenken aan elkaar verbonden. Gods heilsdaden liggen verankerd in het verleden, de verkondiging is in het heden en het verlangen richt zich op de toekomst. Gods kind mag met verlangen uitzien naar de volle openbaring van het heil, naar de komst van Christus in heerlijkheid. Daarom belijdt de kerk: "Daarom verwachten wij die grote dag met een groot verlangen, om ten volle te genieten de beloften Gods, in Jezus Christus, onze Heere" (NGB art.37)

De maaltijd des Heeren

Duidelijk komt het gedenken en het verwachten tot uiting in het sacrament van het Heilige Avondmaal. Deze maaltijd wordt ook wel een 'gedachtenismaaltijd' genoemd.

In de berichten over de instelling van deze maaltijd worden ons door Lukas en Paulus (1 Kor. 11 : 24- 25) de woorden van Jezus overgeleverd om tot Zijn gedachtenis het Avondmaal te vieren. In Lukas 22: 19 lezen we: "En Hij nam het brood, en toen Hij gedankt had, brak Hij het en gaf het hun zeggende; Dat is Mijn lichaam dat voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis"

Het gedenken in het Avondmaal richt zich op het lijden en sterven van Christus. Door het breken van het brood en het vergieten van de wijn wordt de gedachtenis gerichtop wat op Golgotha is gebeurd: het plaatsvervangend offer van Christus voor Zijn volk. Op dat offer mag de Gemeente van Christus zich in heel haar bestaan verlaten. Gedenkend aan Christus' offer beleeft de gelovige (wanneer het geloof werkzaam is) het verleden van dit heilsgebeuren als een werkelijkheid in het heden. Aan de tafel gedenkt de avondmaalsganger "dat wij ganselijk in onze harten vertrouwen, dat onze Heere Jezus Christus (naar luid der beloften, die aan de voorvaderen in het Oude Testament van het begin af geschied zijn) van de Vader in deze wereld gezonden is, ons vlees en bloed heeft aangenomen" (zie A vondmaalsf ormulier).

In het Avondmaal gedenkt de christelijke gemeente de dood van Christus. Het gedenken in het Avondmaal is daarom een vreugdevol gedenken: het kruis staat in het licht van de triomf van Pasen. 'Via crucis via lucis', door lijden tot heerlijkheid. Dit gedenken is direkt verbonden met de akte van het verkondigen. In 1 Korinthe 11: 26 lezen we: "Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt de dood des Heeren, totdat Hij komt". De viering van de maaltijd des Heeren houdt dus een proklamatie in. De gemeente belijdt, dat zij het in haar leven en in haar sterven, alleen van haar Heere Christus verwacht.

Gedenken in het Avondmaal is verkondiging van het Messiaanse verlossingswerk. In de eerste plaats is het gedenken een verkondiging aan de gemeente zelf. De kerkvader Justinus schreef dat de gemeente elkaar aan de verlossing is Christus diende te herinneren. De verkondiging in het Avondmaal heeft echter ook een missionaire strekking. De gemeente betuigt tegenover joden en heidenen de heilsrijke betekenis van Christus' werk.


Gedenken in tekens en stenen

Onder het Oude Testament worden de Joden voortdurend opgeroepen om de verlossende daden van de HEERE in de geschiedenis te gedenken, we lezen in Deuteronomium 32: 7

'Gedenk aan de dagen van ouds, merk op de jaren van elk geslacht, vraag uw vader, die zal het u bekend maken, uw ouden, en zij zullen het u zeggen'

De Heere God stelde de regenboog als een gedenkteken aan de zondvloed. We lezen daarvan in Genesis 8. Vers 13 luidt:

'Mijn boog heb Ik gegeven in de wolken, die zal zijn tot een teken van het verbond tussen Mij en tussen de aarde'

De belangrijkste momenten van gedenken waren voor de joden de jaarlijkse feesten, waarbij men opging naar Jeruzalem. Ook werden regelmatig gedenkoffers gebracht, zowel in de tempel als buiten de officiële eredienst om. Naast het gedenken in de jaarlijkse feesten, kende men ook gedenktekens in de vorm van monumenten in het land en versiersels aan de kleding. We lezen daar herhaaldelijk van. Zo stelde Jakob een steen tot een opgericht teken en noemde de plaats Beth-EI (vgl. Genesis 28:18-19). Later werden twaalf stenen gelegd bij de plaats waar de HEERE Zijn volk Israël droogvoets door de Jordaan had doen trekken, naar het beloofde land. In Jozua 4 : 6-7 lezen we:

'Opdat dit een teken zij onder u, wanneer uw kinderen morgen vragen zullen, zeggende: Wat zij u deze stenen? Zo zult gij tot hen zeggen: Omdat de wateren van de Jordaan zijn afgesneden geweest voor de ark des verbond des HEEREN; toen zij trok door de Jordaan, werden de wateren van de Jordaan afgesneden; zo zullen deze stenen de kinderen Israëls ter gedachtenis zijn tot in eeuwigheid'

Deze twaalf stenen vormden een 'eeuwig' gedenkteken, waarvan de ouders de betekenis aan hun kinderen en kleinkinderen moesten vertellen, alle volgende geslachten door. Zo werd de gedachtenis aan God's wonderlijk reddend ingrijpen levend gehouden.

Verder moesten de kinderen Israëls aan de zomen van hun klederen kwasten met een blauwe draad dragen. Die kwasten moesten hen door de eeuwen heen telkens weer doen denken aan de geboden des HEEREN, opdat zij daarnaar zouden leven en zich niet aan de verleiding tot ontrouw zouden overgeven. Vergelijk Numeri 15 : 37-41.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's

1. 'Gedenken' in de Bijbel

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1992

Mivo +16 | 24 Pagina's