Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Afscheiding Van 1834: Oprecht Begonnen Maar Inmiddels Failliet?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Afscheiding Van 1834: Oprecht Begonnen Maar Inmiddels Failliet?

Deernis voor het geheel van de kerk leeft nauwelijks

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Was de Afscheiding van 1834 een vergissing? Zij was een gereformeerde vroomheidsbeweging die de verbasterde kerk weer terugriep tot Schrift en belijdenis. Maar na bijna twee eeuwen moeten we helaas spreken van een dreigend faillissement, inhoudelijk en kerkelijk. De ijver richt zich veelal op het eigen huis. En van deernis met het geheel blijkt niet zoveel.

Was de Afscheiding een vergissing? Dr. W.J. de Wilde, een kleine eeuw geleden hervormd predikant in Den Haag, vond van wel. “Wij aarzelen niet te zeggen, dat de afscheiding te Ulrum een groote vergissing is geweest, een ongereformeerde daad, hoezeer ook te begrijpen is dat men er tenslotte toe kwam, en hoewel ook toegegeven moet worden dat de Synode en de overige besturen er krachtig toe hebben meegewerkt!” 1

Eerder schreef mr. G. Groen van Prinsterer, de man die zich verbon-den voelde met de afgescheidenen, hun openbare pleitbezorger bij de overheid, ook al zoiets. Onomwonden stelde hij, dat “separatie geen plaats kan hebben op grond van de afzetting van een leeraar, al ware men ook volkomen van de onrechtvaardigheid der afzetting overtuigd. Om een verkeerd vonnis van een kerkbestuur gaat men niet uit de kerk.” 2 Een vergissing dus, ook volgens Groen.

Twee hervormde stemmen met een eenparig oordeel. Negatief! Aan de andere kant van de scheidslijn klinkt een ander geluid. Prof. dr. W. van ’t Spijker in zijn open briefwisseling met de hervormde ds. L.J. Geluk in 1984: “Dat de Afscheiding een beweging was ter wille van de binding aan de belijdenis, staat dunkt me voor ieder die de stukken leest, wel vast. Daarbij ging het vooral ook om de gereformeerde kerk, zoals deze in de belijdenis werd getekend. Centraal staat de zuivere prediking, en in verband daarmee de bediening van de sacramenten en de kerkelijke tucht.” 3

Schuld

Deze positieve beoordeling heeft sterke papieren, gelet op de tekst van de Acte van Afscheiding zelf. 4 Daarin signaleren de “Opzienderen en litmaten der Gereformeerde Gemeente van Jezus te Ulrum” immers “de verminking of verlochening van de leer onzer vaderen gegrond op Gods woord, als in de verbastering van de bediening der Heilige Sacramenten naar de veror-deneering van Christus in zijn woord; en in het bijna volstrekte verzuim der kerkelijke tucht; welke stukken allen naar onze Gereformeerde belijdenis Art: 29 kenmerken zijn der ware kerk…” Dit overziend, samen met de schandelijke behandeling van “onzen algemeen geliefden en geachten Herder en Leraar”, concluderen ze “dat de Nederlandsche Hervormde Kerk niet de ware, maar de valsche Kerk is…”

Het is onmiskenbaar dat de gevestigde kerk in die dagen diep gezonken was. Vanaf veel kansels kwam slechts een boodschap van braafheid en deugd. De ernstige gemeenteleden verkommerden. Degenen die leefden bij de nagelaten geschriften van de oude schrijvers bleven meestal formeel nog wel aan de kerk ter plaatse verbonden maar lieten zich in de erediensten niet meer zien. In plaats daarvan verenigden ze zich in de conventikels, de geestelijke gezelschappen in de huiskamers. Ook traden hier en daar oefenaars op in schuren en op boerenerven. Het was tegen deze achtergrond dat de beweging van de Afscheiding “op haar wijze opkwam voor het exclusief recht van het oude, eeuwige Evangelie in de oude, geteisterde, vervallen kerk dezer landen”, aldus dr. K.H. Miskotte in zijn terugblik op honderd jaar Afscheiding. 5 Maar dat recht werd door de verlichte kerkbesturen en brave dominees niet erkend.

In zijn genoemde boekje loopt Miskotte niet weg voor de schuldvraag. Hij draait er niet om heen. “Voor de vraag gesteld waar wij de meeste schuld zien: bij de liberale kerkbesturen of bij de gescheiden broeders, aarzelen we geen ogenblik om, alle formalistische redeneringen ten spijt, te betuigen: bij de eersten!” 6 Ze wensten niet herinnerd te worden aan de wortels van de Hervormde Kerk. Laat staan om die leer als bindend te erkennen. De dominee van Ulrum is in de ogen van zowel kerk als staat een dweepzieke man.

Is de Afscheiding een vergissing? Vergissing is er in ieder geval aan de zijde van de officiële kerk. In het jaar 1833, dus nog voor de Afscheiding, geeft De Cock zijn tijdgenoten de oude formulieren weer in handen. Zowel de Leerregels van Dordt als het Kort Begrip geeft hij opnieuw uit. Hij streeft ernaar dat de kerk haar belijdenis zal kennen en er weer uit leven zal. Het wordt hem niet gegund. Niet ten onrechte spreken we dan ook over de schuld van de kerk van toen. Willens en wetens heeft ze zich van haar beste leden ontdaan. Ze liet het gebeuren dat er bloed wegvloeide uit de kerk der vaderen.

Faillissement

Toch is hiermee niet alles gezegd. Prof. dr. C. Graafland vertelt ergens over een oom van hem, “een landbouwer te Breukelen, een liefhebber van Smytegelt.” Deze placht regelmatig te zeggen: “De Hervormde Kerk ligt verzonken in de schuld. De afgescheiden kerken zijn gebouwd op de schuld.” 7 Hoe onkerkelijk mensen als deze zich ook gedroegen, aldus Graafland, ze hadden een diep gevoel voor de eigenlijke breuk van de kerk. Die ligt niet slechts aan hervormde zijde, maar niet minder bij de afgescheidenen.

Daarmee kom ik bij wat ik in deze bijdrage kwijt wil. Mijn gedachten daarover zijn allereerst ingegeven door de huidige kerkelijke stand van zaken. Die typeer ik als ruïneus. Wat er van de oude Gereformeerde Kerk in ons land is overgebleven, is niet veel meer dan een ruïne. Wat resteert zijn tot op het bot verdeelde en in veel scherven uiteen gevallen brokstukken. Kon in 1973 nog geschreven worden over “Tien keer gereformeerd” 8 , inmiddels is dat aantal nog verder gegroeid. Zeker nadat in 2004 de vorming van de Protestantse Kerk in Nederland leidde tot verdere verscheurdheid.

Maar ernstiger dan de fysieke versplintering is de inhoudelijke neergang van de kerken in Nederland. De afgescheiden en dolerende kerken zijn daarbij geen uitzondering. Ondanks hun oorspronkelijke hoge ambities. Degenen die in 2004 ‘terugkeerden’ zijn zeker niet dezelfden als die in 1834 of in 1886 de Hervormde Kerk verlieten. De namen Kuitert, Wiersinga en Den Heyer staan symbool voor de principiële kaalslag van de kerken uit de Doleantie. 9 Andere zich gereformeerd noemende kerken lijken – weliswaar op afstand – in dat spoor te volgen. Ook daar vindt “een andere manier van bijbellezen” 10 al dan niet sluipenderwijs ingang. Met allerlei concrete consequenties in prediking en praktijk.

Dat allemaal is ver verwijderd van inhoud en toon van de Acte van Afscheiding. En van De Cocks strijdbare toelichting daarop in zijn Toespraak en Uitnoodiging aan de Geloovigen en ware Gereformeerden in Nederland: “Geliefde Land en Ge loofsgenooten! Die in Sion geboren zijn, of die als onverbasterde zonen van een Godvrezend voorgeslagt de waarheid, gekocht voor het goed en bloed onzer vaderen, nog niet verkocht hebt, Gods Geest worde rijkelijk over u uitgestort en vermenigvuldigd, om naar Gods Woord te staan en strijden eenmaal den Heiligen overgeleverd …” 11 .

Heb ik het mis als ik constateer dat dit beginsel van de Afscheiding bij een groot deel van de kerkelijke erfgenamen nauwelijks of niet meer doorklinkt? Waar Hendrik de Cock en de andere vaders van de Afscheiding voor stonden, wordt slechts door een beperkt getal van hun nazaten nog onderschreven.

Het brengt me tot de ernstige conclusie dat dit het faillissement van de Afscheiding betekent. En tevens dat de bestaansgrond en -reden van de kerken die dit betreft er feitelijk niet meer is. Wat een kleine 200 jaar geleden verweten werd aan de Hervormde kerk, namelijk een valse kerk te zijn, geldt – gemeten naar de maatstaven van de Afscheiding – nu die kerken zelf! Overigens – de vraag is: waar het beginsel van de Afscheiding nog wel erkenning vindt, wordt het daar met dezelfde innerlijke overtuiging gekend en beleden als destijds door De Cock en de zijnen? Of is het ook daar overwoekerd door materialisme, wetticisme of onverschilligheid?

Een vergissing?

Het gaat natuurlijk niet aan om de huidige situatie van de ‘afgescheiden’ kerken gemakshalve terug te projecteren op het begin(sel) van de Afscheiding zelf en het gebeuren van toen te beoordelen naar wat er sindsdien van geworden is. Toch heeft wat mij betreft de belijdenis van de landbouwer uit Breukelen reliëf: “De Hervormde Kerk ligt verzonken in de schuld. De afgescheiden kerken zijn gebouwd op de schuld.” Van dat laatste raak ik meer en meer overtuigd. Zou het kunnen zijn dat hetgeen we nu waarnemen op enige wijze al in de wortel aanwezig was? Is het ook toen al niet mis gegaan? Met andere woorden: was de Afscheiding van 1834 dan toch een vergissing? Een enkele aanduiding.

1. De zuivere intentie van ds. De Cock staat buiten kijf. Het was hem oprecht begonnen om de gereformeerde grondslag van de kerk en om de functionering ervan in de praktijk. Zijn consequente opkomen voor de rechten van Christus in Zijn kerk kostte hem veel. We kunnen echter niet ontkennen dat onordelijk optreden (dooppraktijk) en extreme uitlatingen (zijn derde publicatie 12 , alsmede zijn voorrede in het boekje van Klok 13 ) het conflict onnodig hebben verscherpt.

2. De daad van afscheiding in Ulrum is mede door toedoen van ds. H. P. Scholte tot stand gekomen. De ongereformeerde kerkbeschouwing van Scholte is in later jaren duidelijk gebleken. Achteraf zeggen we: De Cock zou er wijs aan gedaan hebben zich van Scholte te distantiëren. Beter had hij W. à Brakels Redelijke Godsdienst nog eens ter hand kunnen nemen. 14 Was het niet al te voorbarig 15 wat in die ene oktoberweek van 1834 in Ulrum plaatsvond?

3. De Afscheiding wilde tegelijkertijd wederkeer zijn. Terug namelijk naar de belijdenis van de vaderen. In die weg hoopten de gescheidenen een zegen te zijn voor heel het volk. In de praktijk echter betekende het dat de landelijke kerk, de kerk van de (toen nog!) gedoopte natie, werd afgeschreven. Ze waren er echt nog: getrouwe dienaren van het Woord die ondanks hun bezwaren hun taak en roeping bleven zien binnen de vaderlandse kerk. Ze gingen niet, maar zij bleven. 16 Schrijnend: ook op plaatsen waar een belijdenisgetrouwe prediker de Hervormde gemeente diende, stichtten De Cock c.s. nieuwe afgescheiden kerken. Zo bijv. in Sneek (ds. Lucas Fockens!) en Midwolda. 17

4. De afgescheiden kerk achtte zich blijkens de Acte van Ulrum de wettige voortzetting van de “aloude Gereformeerde Kerk.” In geen geval wilde men als een nieuw genootschap worden aangemerkt. Dat paste echter niet binnen het eenheidsstreven van de verlichte koning Willem I. Het werd de aanleiding tot allerlei sancties van overheidswege. Toch duurde het maar enkele jaren of aan diezelfde overheid werd erkenning aangevraagd. Dat betekende dat de principiële claim werd ingeleverd… Met als nevengevolg een nieuwe scheuring. 18

5. De beginjaren van de afgescheiden kerk vertonen een weinig verheffend beeld. De onderlinge geschillen en ruzies waren vele. Het ideaal van de Afscheiding, een gezuiverde kerk te zijn, was niet het beeld dat zij vertoonde. Binnen een enkel jaar bleken ook nog eens grote verschillen van opvatting rond verbond en doop, verkiezing en prediking. Veler wegen gingen uiteen. We spreken over de crisis der jeugd. 19 Helaas is sindsdien dit het beeld van de afgescheidenen gebleven: dat van de repeterende breuk. Kloven tussen de kerken, en zelfs gesloten kansels binnen de kerken. Quis non fleret? Wie zou niet wenen? 20

6. Alleen – er werd en wordt niet zo veel geweend, vrees ik. Van toen weet ik het niet. Wat het nu betreft: er is waarlijk wel reden toe. De vraag van Paulus, gesteld aan de in partijschappen verdeelde Korinthiërs, is actueel: “Is Christus gedeeld?” [1 Kor. 1: 13]. We zingen het wel, met Psalm 102: “Elk heeft deernis met haar gruis. Elk toont ijver voor Gods huis.” Maar meestal richt die ijver zich op het eigen huis. Van deernis voor het geheel bleek en blijkt niet zoveel. 21 Zo althans is naar mijn indruk het beeld dat bijna 200 jaren afgescheiden kerk-zijn vertoont. Was de Afscheiding van 1834 een vergissing? Laat de lezer zelf het antwoord geven. Ik besef: deze beschouwing is niet veel meer dan een kleine diagnose. Een therapie bied ik u niet. Of het moest zijn het gebed van Psalm 74: “Geef aan het wild gedierte de ziel Uwer tortelduif niet over. Vergeet de hoop Uwer ellendigen niet in eeuwigheid. Aanschouw het verbond!”


Ds. J.M.J. Kieviet is emerituspredikant in de Christelijke Gereformeerde Kerken. Tevens is hij voorzitter van de vereniging Protestants Nederland.


Noten

1. Dr. W.J. de Wilde, Geschiedenis van Afscheiding en Doleantie, van hervormd standpunt bezien. Wageningen z.j. (1938), p. 64v.

2. Aangehaald door drs. H. Veldman in zijn Hendrik de Cock. Afgescheiden en toch betrokken. Bedum 2004, p. 154.

3. Theologia Reformata, jaargang XXVII, december 1984, p. 247vv.

4. Dr. G. Keizer, De Afscheiding van 1834. Haar aanleiding, naar authentieke brieven en bescheiden beschreven, Kampen 1934, p. 575vv.

5. Dr. K.H. Miskotte, Korte nabetrachting over de Afscheiding van 1834, Amsterdam 1934, p. 108.

6. Idem, a.w., p. 52, 90.

7. Prof. dr. C. Graafland, Hoe en waarom kwam de Gereformeerde Bond rond de eeuwwisseling op?, in: Ir. J. van der Graaf (red.), Beproefde trouw. Vijfenzeventig jaar Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, Kampen z.j. (1981), p. 33.

8. Dr. W. Aalders e.a., Tien keer gereformeerd, Kampen 1973. Zie ook: Drs. I.A. Kole, Verscheurd verlangen. De uitblijvende eenheid van de gereformeerde gezindte, Apeldoorn 2013.

9. “Den Heyer vond dat de critici die stelden dat de GKN ‘voorgoed het pad der vaderen’ hadden verlaten, ‘een beetje gelijk hadden.’” RD 2 april 2021.

10. Dr. Pieter Boonstra, Hoe lezen we de Bijbel? Over hermeneutiek, interpretatie en Gods Woord, Barneveld 2020.

11. H. de Cock, Toespraak en Uitnoodiging aan de Geloovigen en ware Gereformeerden in Nederland, Groningen z.j. (1834).

12. Verdediging van de ware Gereformeerde leer en van de ware Gereformeerden, bestreden en ten toon gesteld door twee zoogenaamde Gereformeerde Leeraars, of de Schaapskooi van Christus aangetast door twee wolven, en verdedigd door H. de Cock, Groningen 1833.

13. De Evangelische Gezangen, getoetst en gewogen en te ligt gevonden, door Jacobus Klok, Delfzijl 1834.

14. “Men moet zich nooit van haar (nl. van de kerk JMJ K) afscheuren en die verlaten onder voorwendsel van de verdorvenheid der kerk om een zuivere op te richten, want de Heere heeft nooit zulk werk gezegend.” Geciteerd uit de 9e druk, Utrecht 1996, deel I, p. 599 en 603v.

15. Zo luidde althans het oordeel van Groen van Prinsterer: “eene voorbarige en op verkeerd terrein handgemeen geraakte voorhoede.” Geciteerd door W. van der Zwaag in zijn Om de schat van Christus’ bruid, Kampen 1984, p. 94.

16. Drs. K. Exalto e.a. (red.), Zij die bleven. Schetsen over leven en werk van acht predikanten die niet met de Afscheiding meegingen. Nijkerk 1981.

17. Drs. H. Veldman, a.w., hfst. 23-26, 31-33.

18. Op 18 juni 1838 deelden de kerken van Zwolle, Kampen en Zalk aan de Provinciale Vergadering van Overijssel mee dat ze zich van het kerkverband hadden losgemaakt. De zich noemende Gereformeerde Kerk onder het Kruis ontstond.

19. Dr. H. Bouwman, De crisis der jeugd, Kampen 1914. Prof. C. Veenhof, Prediking en uitverkiezing, Kampen 1959.

20. Aldus drs. A. Vergunst in: Tien keer gereformeerd , p. 22v.

21. In 1934, honderd jaar na dato, sprak men zelfs van een feest “Nu in deze dagen alom de lamp der dankbare herinnering wordt ontstoken om Gods groote daden voor het nageslacht te eeren, nu het eeuwfeest der afscheiding in de kerken der Scheiding veler harten ontvlamt, en veler pennen roert…” Aldus prof. J.J. van der Schuit in De Wekker d.d. 29 juni 1934.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 2021

Protestants Nederland | 40 Pagina's

De Afscheiding Van 1834: Oprecht Begonnen Maar Inmiddels Failliet?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 2021

Protestants Nederland | 40 Pagina's