Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Statenvertaling

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Statenvertaling

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

A Aanwijzing voor het gebruik

- Deze schets is beslist niet geschikt in deze vorm voor te lezen op de vereniging, maar dient als leidraad. Het is wel aan te bevelen, in de inleiding de opbouw van de schets aan te houden.

- Het begin van je inleiding zou kunnen bestaan uit het voorlezen van het titelblad van de Statenvertaling; je kunt dan in je inleiding telkens teruggrijpen naar het op dit titelblad reeds genoemde (bv. de Staten-Generaal, het "getrouwelijk overgezet", enz.).

- Zorg, indien dit enigszins mogelijk is, dat op de vereniging bij het houden van je inleiding een oude Statenbijbel ter inzage ligt; de leden kunnen dan zelf zien, wat de"kantt.ekeningen" zijn, hoe nauwgezet de statenvertalers het onderscheid tussen kanonieke en apocriefe boeken hebben aangegeven, enzovoorts.

- Het voornaamste doel van je inleiding moet zijn, te laten uitkomen, waarom wij zo aan de Statenvertaling verbonden zijn, nl. niet omdat zij oud is, maar omdat zij a) de meest getrouwe nederlandse bijbelvertaling is; b) tot stand gebracht is door vertalers met "gesondtheydt in de leere ende godtsalicheydt des levens" .

B Historisch overzicht

1. Een "nieuwe vertaling"!

Onze oude Statenvertaling is natuurlijk eens nieuw geweest. Toen de Synode van Dordrecht in 1618 de opdracht gaf een nederlandse vertaling uit de grondtalen van de Heilige Schrift te verzorgen, waren er wel degelijk bijbels in de nederlandse taal te verkrijgen. Adriaen van Berghen verzorgde in 1523 in Antwerpen een vertaling van het Nieuwe Testament. Het Oude Testament (zonder de Psalmen) was reeds vanaf 1477 verkrijgbaar (de zgn. Delftse Bijbel). Bij de Calvinisten zeer geliefd was de zgn. "Deux-aes-Bijbel", een samenvoeging van het werk van Jan Utenhove, Johannes Dyrkinus en Godfried van Wingen, die verscheen in 1561/62. De wonderlijke naam van deze Bijbel vindt zijn verklaring in een kanttekening van Luther bij Nehemia 3:5. Waarom was nu toch een een nieuwe vertaling van de Schrift nodig? Omdat de bestaande vertalingen meestal vertalingen uit het Duits waren (de Lutherbijbel!), of uit het Lati.in, van de Vulgata. Bij elke vertaling gaat er iets van de kracht van het oor spronkelijké geschrevene verloren; bij een vertaling van een vertaling geldt dit in versterkte mate.

Lang voor de Synode van Dordrecht u/aren in Nederland reeds pogingen aangewend om een vertaling van de Heilige Schrift uit de grondtekst tot stand te brengen. De grondtekst is de tekst van de Schrift in de oorspronkelijke talen, het Oude Testament in het Hebreeuu/s met enkele stukjes Aramees, het Nieuwe Testament in het Grieks.

N.B.: benadruk dit punt in de inleiding. Verwijs naar de "oorspronkelijke talen", genoemd op het titelblad van de Statenvertaling.

In 1592 kreeg Philips Marnix van Sint Aldegonde al een opdracht voor het vertalen van Gods Woord uit de grondtalen, maar bij zijn dood in 1598 was de arbeid nog lang niet voltooid. Ook anderen ondernamen moeizame pogingen, maar toen de Synode van Dordrecht in 1618 met haar vergaderingen begon, moest de kerk van Nederland het nog steeds doen met de weliswaar geliefde, doch zeer gebrekkige Deux-aes-Bi jbel.

2. De Synode van Dordrecht

Hoewel deze "grote" Synode vooral bekend geworden is door het afwijzen van de leer van de Remonstranten, was het geschil met Arminius toch niet het eerste punt, dat op de agenda werd vermeld. Typerend voor het gewicht, dat de Synode aan de zaak van de bijbelvertaling toekende, is het feit, dat zij deze als een van de eerste agendapunten behandelde.

Ontroerend door zijn innige vroomheid en afhankelijkheid is het gebed, dat de voorzitter der Synode, Da. Johannes Bogerman, op maandag 19 november 1618 uitsprak aan het begin van de beraadslagingen over deze kwestie. Het gebed is te vinden in het boek "De Statenvertaling", blz. 11, zie literatuuropgave. Het is misschien nuttig sommige fragnenten eruit tijdens de inleiding voor te lezen. Op Bogermans vraag, of de Synode de noodzaak gevoelde van een geheel nieuwe vertaling van de Heilige Schrift uit de oorspronkelijke talen, antwoordden bijna alle afgevaardigden bevestigend. E'en was er fel tegen: een remonstrant! Een uitvoerige bespreking ontstond nu over de vraag, hoe vertaald zou moeten worden en waL vertaald zou moeten worden; zie voor deze punten onder C. Hier beperken wij ons tot het historisch verloop. Nu kwam de vraag pan de orde: wie zouaen moeten vertalen? Opmerkelijk is de wenk, die Bogerman aan de synode gaf, voor deze tot verkiezing en benoeming van de vertalers overging. Hij wees erop, dat het mannen zouden moeten zijn, die ën wetenschap (kennis van de grondtalen!) én godsvrucht bezaten. Gekozen werden toen als vertalers voor het Oude Testament Johannes Bogerman (Leeuwarden), Willem Baudartius (Zutphen) en Gerson Bucerus (Veere). Voor het Nieuwe Testament werden benoemd: Jacobus Rolandus( Amsterdam), Herman Faukelius (Middelburg); de opsteller van het Kort Begrip! en Petrus Cornelisz (Enkhuizen). Tevens werden de zgn. revisoren benoemd, die de arbeid van de vertalers zouden moeten controleren. Zeer bekende revisoren waren Franciscus Gomarus en Jacobus Revius, de dichterpredikant. De Synode besloot, dat de zes vertalers gedurende de tijd van hun arbeid zouden dienen te worden vrijgesteld van al hun andere arbeid in hun gemeenten; zij zouden daartoe vanzelfsprekend de toestemming van hun kerkeraden en van de toen zo machtige magistraten moeten hebben. Zij moesten zich ook gezamenlijk vestigen in een academiestad, om gebruik te kunnen maken van de bibliotheken daar. Tenslotte benoemde de Synode nog een afvaardiging, die aan de Staten-Generaal het verzoek moest doen, aan de totstandkoming van de nieuwe bijbelvertaling mee te willen werken door de financiële lasten te dragen. Ons doet zo'n verzoek wonderlijk aan; wij moeten echter bedenken, dat in de zeventiende eeuw de band tussen kerk en staat veel nauwer was dan in onze tijd. De staat had, nationaal en plaatselijk, heel veel te zeggen in de kerk. Dat is de kerk vaak tot schade geweest. De betrokkenheid van de staat bij de vervaardiging van de bijbelvertaling valt nu nog te constateren uit het feit, dat de Staten-Generaal op het titelblad van elke Statenbijbel (let op de naam!) worden genoemd.

3. Een lange weg

Juist de betrokkenheid van de Staten-Generaal bij de gang van zaken heeft voor grote, vertraging gezorgd. Zeer lang duurde het, eer de Staten geld ter beschikking stelden. De oorlog tegen Spanje eiste grote offers. In 1626 (!) werd met de arbeid begonnen. Enkele vertalers waren in de verstreken tijd al gestorven. Men vergaderde te Leiden, een bekende academiestad. Johannes Bogerman moest door het sterven van Bucerus het grootste deel van het werk samen met Baudartius doen. Hoe groot de ijver was, waarmee de arbeid verricht werd, blijkt uit een uitlating van Baudartius aan Jacobus Revius: "lek en hebbe mijn leven lanck noyt so geblockt als ick nu in mijne oude daeghen doen moet". Wonderlijk bleek Gods gunst en goedkeuring over het werk van de vertaling in het jaar 1635, toen de revisoren in Leiden aan net laatste deel van hun arbeid bezig waren. De gevreesde pest brak uit in de stad. In één week werden vijftienhonderd mensen begraven. Nadat de revisoren hun noden in het gebed de Heere hadden voorgelegd, vonden zij vrijmoedigheid in Leiden te blijven om de arbeid voort te zetten. Zij werden rrtet hun gezinnen gespaard; geen haar van hun hoofd werd gekrenkt, terwijl de dood op zulk een vreselijke wijze door de stad ging. Op 17 september 1637 werd het eerste gedrukte exemplaar van de nieuwe Statenvertaling aan de leden der Staten-Generaal aangeboden. Het was gedrukt door Pauwel flertsz van Ravesteyn, in paars fluweel gebonden en verguld op snee. De wens, die Bogerman in 1618 had uitgesproken, "dat men ook in de nederlandse taal God zou kunnen horen spreken", was in vervulling gegaan. De uitspreker van die wens, de voornaamste van de vertalers, de eminente voorzitter van de grote Synode, was één week voor de totstandkoming van het eerst exemplaar van de Statenvertaling door de Heere thuis gehaald.

C Het karakter van de Statenvertaling

1. Drie richtlijnen

Luther had de Bijbel tamelijk vrij vertaald. Een van zijn uitgangspunten was (erg eenvoudig geformuleerd): zó vertalen, dat ook een kind begrijpt wat er staat. Primair was daarom voor Luther: hoe zeg ik in het Duits, wat er in het Hebreeuws of Grieks staat? Daarom is ook Luthers bijbelvertaling nogal vrij. In versterkte mate golo dit van nederlandse vertalingen, die op de Lutherbijbel gebaseerd waren, zoals de Deux-aes bijbel.

De Dor.dtse Synode wilde met de nieuwe bijbelvertaling een andere kant op. Van grote betekenis zijn de drie richtlijnen, die zij op een van haar zittingen opstelde, waaraan de vertalers zich zouden moeten houden:

a) de vertalers zuuden zich eerbiedig aan de oorspronkelijke tekst moeten houden. Indien het ook maar enigszins mogelijk was, moesten zij de volgorde van de hebreeuwse en griekse woorden aanhouden en de betekenis zo letterlijk mogelijk weergeven. Slechts als het beslist niet anders kon, mocht wat "vrijer" worden vertaald, mits de letterlijke betekenis van de betreffende uitdrukking in de kanttekening werd vermeld (zoek zelf enige voorbeelden en verwerk die in de inleiding).

b) indien terwille van de duidelijkheid in het Nederlands woorden moesten ingevoegd worden, die in de oorspronkelijke taal niet stonden, moesten deze woorden met kleinere letters worden gedrukt en tussen haken gezet. In de nieuwere uitgaven van de Statenvertaling zijn deze haken verdwenen en zijn deze woorden gecursiveerd. Het bekendste voorbeeld is te vinden in Efeze 2:1, waar de vertalers vijf woorden achter elkaar hebben ingevoegd (wijs op dit voorbeeld in de inleiding).

c) de vertalers moesten korte verklaringen aan de tekst toevoegen, waarin een toelichting zou worden gegeven op moeilijk verklaarbare plaatsen. Met nadruk sprak de Synode echter uit, dal. deze verklaringen niet van leerstellige (dogmatische), maar slechts van uitleggende (exegetische) aard mochten zijn. Deze verklaringen zijn bekend geworden als de kanttekeningen. /ij vormen tot op heden een onmisbare leidraad bij het onderzoek van de Heilige Schrift.

2. Een belangrijke beslissing

Het is raadzaam, de Acta van de Synode van Dordrecht (zie literatuurlijst) mee te nemen naar de vergadering waarop de inleiding wordt behandeld, om zo nu en dan letterlijk te citeren. Dat is bijvoorbeeld nuttig bij het punt, dat nu aan de orde moet komen. Op zaterdagnorgen 24 november 1618 (de twaalfde zitting van de Synode) werd gesproken over de vraag, hoe de hebreeuwse Naam van God J oho va of Jahweh (hoe de Naam oorspronkelijk werd uitgesproken is moeilijk na te gaan) in het Nederlands zou moeten worden vertaald. Wij citeren letterlijk:

"De tweede quaestie was, hoe men het woord Jehova in het Oude Testament moest overzetten. Of men het in de nederlandse taal moest behouden, dan of men het door het woord Heere, zoals reeds lang geschiedt, of een dergelijk zoude moeten uitdrukken. Er is voor raadzaam geoordeeld, dewijl er geen bekwaam en gebruikelijk nederlands woord is, waarmede de kracht van dit woord uitgedrukt kan worden, 'dat de overzetters het woord Jehova door het woord Heere vertalen zullen, en dat dit woord met grote letters in de tekst uitgedrukt worde. Maar daar het woord Jehova een bijzondere nadruk schijnt te hebben, dat men daar een sterretje zal zetten, en het woord Jehova aan de kant stellen. Ook zullen de overzetters vermaand worden, waar dit woord de punten (dwz. de hebreeuwse klinkers) heeft van het woord Elohim, te letten, of het in die plaatsen niet meer bekwaamlijk door het woord God als door het woord Heere zou kunnen vertaald worden."

Samenvattend kunnen wij wat dit punt betreft dus zeggen, dat de Synode besloot, dat het woord HEERE de nederlandse vertaling zou worden van de hebreeuwse Godsnaam Jahweh. Het woord HEERE is dus een Naam, en daarom niet aan spellingswijzigingen onderworpen. Het is goed, daarop in de inleiding de aandacht te vesti gen.

C De apocriefe boeken

Wát moest worden vertaald? Deze vraag schijnt ons nogal eenvoudig te beantwoorden, nl. de boeken Genesis tot en met Openbaring. Toch is op de Dordtse Synode hierover uitvoerig gesproken. De vraag was namelijk: moeten ook de apocriefe boeken worden vertaald?

N.B.: niet iedereen zal zonder meer weten, wat apocriefe boeken zijn. Verduidelijk deze naam daarom (kort!) in de inleiding, waarbij goed uit moet komen het onderscheid tussen de kanonieke en de apocriefe boeken; raadpleeg bv. ds. G.H. Kersten, Gereformeerde Dogmatiek, Otrecht, 1966, deel I, blz. 45-47.

Op 21 en 22 november 1618 is over deze kwestie gesproken. Sommigen, onder wie vooral Gomarus sterk op de voorgrond trad, wilden deze geschriften helemaal niet vertalen. Rome beriep zich immers vaak op de apocriefe boeken, en men wilde vooral tegen Rome sterk staan. Anderen pleitten krachtig vóór vertalen, vooral de buitenlandse afgevaardigden. De Synode koos een middenweg. Men besloot de boeken wél te vertalen, maar dat behoefde niet met zo grote nauwkeurigheid te geschieden als de kanonieke boeken. Zij zouden achter de kanonieke boeken worden geplaatst, niet tussen het Oude en het Nieuwe Testament in. Zij zouden een afzonderlijk titelblad krijgen en de paginering zou opnieuw beginnen. Zij zouden moeten worden voorafgegaan door een "Waerschouwinge aan de Lesers", waarin gewezen werd op de dwalingen, die zij bevatten. Zij moesten met een kleinere letter worden gedrukt, zodat zelfs ook uiterlijk het onderscheid tussen geinspireerde en niet-geinspireerde boeken te zien zou zijn. In de loop der jaren werd het drukken van de apocriefe boeken achter in de Statenbijbel steeds meer ongebruikelijk; onder ons zijn zij nu vrijwel onbekend geworden.

D De Statenvertaling en wij

Aan het einde van de inleiding moet benadrukt worden, dat onze liefde voor de Statenvertaling niet voortkomt uit een hol conservatisme, dat al het oude goed acht en al het nieuwe slecht. Wij hebben de Statenvertaling lief, begeren geen andere en houden haar in waarde, omdat

- zij de nederlandse vertaling is, waarin ontegenzeglijk de oorspron kelijke tekst van de Heilige Schrift het meest getrouw is gevolgd.

- zij tot stand gekomen is door mannen, die grote wetenschappelijke bekwaamheid paarden aan "gesondtheydt in de leere ende godtsalicheydt des levens".

- zij in haar kanttekeningen een schat van theologische rijkdom bevat, die niet verloren mag gaan.

Er is tot op heden geen nederlandse vertaling van de Bijbel verschenen, die de Statenvertaling op bovengenoemde drie punten overtreft; ook de zgn. Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap (1951) haalt deze normen niet; de talloze nieuwere en nieuwste vertalingen, die sindsdien op de markt kwamen, blijven er alle ver onder.

Vanzelfsprekend zullen de Statenvertalingen die nu worden gedrukt enige verschillen vertonen wat betreft spelling en woordkeus, met de uitgave van 1637. Dit is niet erg, mits het oorspronkelijke karakter van de Statenvertaling bewaard blijft.

E Gespreksvragen

1. Waarom zijn de twee vereisten, die Bogerrnan voor een bijbelvertaler noemde onmisbaar?

2. Vind je het belangrijk, aan de Statenvertaling vast te houden?

3. Welk vertaalprincipe acht je juister', dat van Luther (zo duidelijk mogelijk Duits krijgen) of dat van de Statenvertalers (zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst blijven)?

4. Lees je de Bijbel ook wel persoonlijk? Gebruik je daarbij wel eens een bijbelverklaring?

F Literatuur

- Statenvertaling met kanttekeningen

- Acta of Handelingen der Nationale Synode te Dordrecht, Utrecht,z.j.

- D. Nauta, C.C. de Bruin e.a., De Statenvertaling 1637-1937, Haarlem, 1937 (herdrukt bij Ton Bolland, Amsterdam, 1977)

- Christelijke Encyclopedie, Kampen, 1956, art. Bijbelvertalingen (herdrukt 1977)

- G.H. Kersten, Gereformeerde Dogmatiek, deel I, Utrecht, 1966, hoofdst. de Heilige Schrift

- De apocriefe boeken, Kampen, z.j. (pocketuitgave, Boeketreeks 5 en 6)

- L.H. Wagenaar, Van strijd en overwinning, Utrecht, 1909, blz 332-334

- Mivo-20, De Bijbel, Gods Woord!, Woerden, 1977

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

Salvo | 7 Pagina's

De Statenvertaling

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1978

Salvo | 7 Pagina's