Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het neoliberalisme als kop van jut: is dat terecht?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het neoliberalisme als kop van jut: is dat terecht?

Principiële en praktische afwegingen rond het vraagstuk van separatisme

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meer marktwerking. Niet alleen de kabinetten­Lubbers, ook de kabinetten­Kok hebben daarop ingezet. Politici komen daar nu van terug. Alom klinkt de roep om de vrije markt aan banden te leggen. Maar heeft het neoliberale beleid daadwerkelijk tot meer inkomensongelijkheid en minder milieuzorg geleid in de afgelopen 30 jaar? En welke invloed heeft de vrije markteconomie op andere aspecten van kwaliteit van leven en op moraal? Verschillende onderzoeken laten zien dat de resultaten van ‘meer vrije markt’ gemixt zijn. Wel is duidelijk dat voor een goed functioneren van een vrije markteconomie moraal van groot belang is.

INLEIDING

De wereld is in crisis. De corona epidemie heeft niet alleen tot veel ziekte, eenzaamheid en sterfte geleid, maar ook grote delen van de economie lamgelegd. De schade op de economie varieert echter enorm per bedrijfstak. Waar de grote internetbedrijven sterk profiteerden, leverden bedrijven in de horeca en evenementensector zwaar in. Ook op de arbeidsmarkt is de pijn heel verschillend verdeeld en was het de flexibele schil van flexwerkers en ZZP’ers die de grootste klappen kreeg. Voor het grote deel betreft dit mensen met een laag inkomen en het voorspelbare effect is dat de inkomensongelijkheid toeneemt. De verwachting is dat ook de ongelijkheid in vermogen stijgt door deze crisis. De beurskoersen zijn al weer op het hoogste niveau van eind 2019 beland en de vooruitzichten zijn dat bij een verder herstel van de economie na vaccinatie van het grootste deel van de bevolking de beurskoersen nog een verdere opwaartse beweging laten zien. Ook huizenbezitters hebben tot nu toe geen centje pijn geleden, want de huizenprijzen zijn alleen maar verder gestegen. Kortom, vermogend Nederland zit er warmpjes bij. En dat terwijl het vermogen in Nederland in vergelijking met de meeste andere landen al zeer ongelijk verdeeld is.

Deze ongelijkheid in inkomen en vermogen en in weerbaarheid bij economische crisissen wordt vaak in verband gebracht met het economisch beleid dat in de laatste decennia (vanaf 1980) in Nederland is gevoerd. Dit beleid wordt gekenmerkt door een terugtrekking van de overheid van de markt door privatisering en deregulering en is geïnspireerd door het zogenaamde neoliberalisme of het vrije markt model. In het huidige maatschappelijke klimaat is echter een kentering gaande, waarbij politieke partijen van diverse pluimage het neoliberale beleid de rug toekeren. Zelfs de VVD ziet zich in dit maatschappelijk klimaat genoodzaakt in haar verkiezingsprogramma maatregelen voor te stellen die lijnrecht tegen het vrije markt model ingaan, zoals een verhoging van het minimumloon, wat neerkomt op verdergaande overheidsregulering van de arbeidsmarkt.

Alhoewel er al voor de coronacrisis serieuze plannen bestonden om de arbeidsmarkt te hervormen om de doorgeschoten flexibilisering terug te dringen (commissie Borstlap) en duurzaamheid van de economie door verregaande overheidsinmenging te vergroten (de duurzaamheidsagenda), is met de coronacrisis het neoliberalisme helemaal de kop van jut geworden.

Maar is dit wel terecht? Kunnen wij echt zeggen dat ongelijkheid en gebrek aan duurzaamheid het gevolg zijn van het neoliberale beleid van de laatste jaren? Recente onderzoeken door mij en enkele collega’s laten zien dat dat maar deels opgaat. In dit artikel zal ik dit verder uit de doeken doen. Allereerst leg ik kort uit over wat onder neoliberalisme wordt verstaan en hoe dit kan worden gemeten. Daarna ga ik in op de vraag of het neoliberale beleid daadwerkelijk tot meer inkomensongelijkheid heeft geleid in de afgelopen 30 jaar. Vervolgens leg ik een relatie tussen het vrije markt model dat het neoliberalisme voorstaat en milieu-inspanningen van het bedrijfsleven (maatschappelijk verantwoord ondernemen). Tot slot presenteer ik recent onderzoek over de invloed van de vrije markt economie op andere aspecten van kwaliteit van leven en op moraal.

BETEKENIS VAN NEOLIBERALISME

Neoliberalisme is een vaag en omstreden concept. Het is een bepaald soort liberalisme, gekenmerkt door een diepgewortelde toewijding aan laissez-faire economisch beleid. Naast neo-Oostenrijkers zoals Mises, Hayek en Schumpeter, verwijst het ook naar monetaristen en andere economen die ‘vrije markten’ verdedigen, zoals Friedman. Hun ideeën hebben een enorme politieke en economische invloed gehad, onder meer op het beleid van Margaret Thatcher en Ronald Reagan.

Het vrijemarktperspectief wordt vaak gemeten aan de hand van het concept van economische vrijheid, dat mede door Friedman ontwikkeld is. Individuen hebben economische vrijheid wanneer eigendomsrechten veilig zijn en wanneer ze vrij zijn om hun eigendom te gebruiken, uit te wisselen of aan een ander te geven, op voorwaarde dat hun acties niet in strijd zijn met de identieke rechten van anderen. Economische vrijheid omvat verschillende indicatoren: een kleine omvang van de overheid (lage bestedingen, geen overheidsbedrijven en laag belastingtarief); sterke juridische bescherming van eigen-domsrechten en contracten en onafhankelijke rechterlijke macht; een sober monetair beleid (lage geldgroei, lage inflatie); vrijhandel; weinig regulering van krediet-, arbeids- en productmarkten.

RELATIE MET INKOMENSONGELIJKHEID

Vaak wordt gezegd dat vrije marktwerking tot meer ongelijkheid leidt. Maar is dat ook zo? Uit onderzoek van Bjorn Lous en mijzelf (gepubliceerd in Journal of Happiness Studies in 2019) blijkt dat het beeld gecompliceerd is. Een analyse van de inkomensongelijkheid in 21 OECD landen, waaronder Nederland, gedurende 1990-2015 laat zien dat een kleine overheid met lage belastingen, vrijhandel en weinig overheidsregulering van arbeidsmarkt, productmarkt en kredietmarkt de ongelijkheid inderdaad vergroten. Maar bescherming van eigendomsrechten en sober monetair beleid bieden juist bescherming voor de armen en doen de inkomensongelijkheid dalen. Waar drie aspecten van economische vrijheid inkomensongelijkheid dus bevorderen, doen twee andere aspecten van economische vrijheid juist afnemen. Dit indiceert dat de totale invloed van economische vrijheid op inkomensongelijkheid beperkt is. Het hangt met name af hoe die economische vrijheid vorm wordt gegeven.

RELATIE MET MILIEU

Naast inkomensongelijkheid maken veel mensen zich (terecht) zorgen over het milieu. Hoe is het neoliberalisme daarop van invloed geweest in de laatste 30 jaar? Volgens de vrije markt ideologie nemen bedrijven meer verantwoordelijkheid voor duurzaamheid als zij vrij worden gelaten door de overheid. Hier tegenover staat de visie dat de overheid juist een belangrijke coordinerende rol heeft. Zonder (verstandige) regulering door de overheid is de prikkel voor bedrijven om grote investeringen te doen in milieubesparende technieken te klein. In een van mijn recente andere onderzoeken (gepubliceerd in de Journal of Cleaner Production in 2019) heb ik het effect van verschillende aspecten van economische vrijheid op de milieuprestatie van 5000 bedrijven onderzocht in de periode 2005-2014. Uit mijn analyse blijkt dat bedrijven duurzamer gaan ondernemen als overheden er niet voor terug deinzen om markten te reguleren. Van de genoemde elementen van economische vrijheid remmen zowel een kleine omvang van de overheid als weinig overheidsregulering de duurzaamheidsinspanningen van bedrijven. Dit stemt overeen met de zogenaamde Porter-hypothese. Porter beargumenteerde dat milieustandaarden van overheden bedrijven een prikkel geven om voorzorgsmaatregelen te nemen om op de regulering te anticiperen. Twee andere elementen van economische vrijheid, te weten een goede bescherming van eigendomsrechten en meer vrijhandel, bevorderen daarentegen juist maatschappelijk verantwoord ondernemen. Dus ook hier is het beeld gemengd.

RELATIE MET KWALITEIT VAN LEVEN

Naast inkomensongelijkheid en milieu wordt er in toenemende mate belang gehecht aan hoe marktwerking van invloed is op kwaliteit van leven. Kwaliteit van leven kan worden gemeten met de zogenaamde Better Life Index van de OECD. De OECD onderscheidt daarbij elf dimensies: huisvesting, inkomen, het hebben van een baan (en baanzekerheid), gemeenschapsleven, scholingsniveau, milieu, maatschappelijke betrokkenheid, gezondheid, geluk, veiligheid, en balans tussen werk en privé. Kunnen wij ook iets zeggen hoe vrije marktwerking, zoals gemeten met economische vrijheid, van invloed is op deze dimensies van een goed leven? Dit heb ik onderzocht in een derde recent onderzoek (gepubliceerd in Social Indicators Research in 2020) op een steekproef van 30 OESO-landen voor de periode 2011-2017. De resultaten toonden aan dat economische vrijheid significant en positief verband houdt met de meeste indicatoren van de OECD Better Life Index. Alleen met gemeenschapsleven is geen verband aanwezig, terwijl de balans tussen werk en privéleven negatief beïnvloed wordt door economische vrijheid, wat erop duidt dat marktwerking ook teveel prikkels kan geven om te werken, waardoor mensen hun privéleven verwaarlozen.

Interessant aan dit onderzoek is dat het effect van vrije marktwerking op verschillende aspecten van kwaliteit van leven afhankelijk is van cultuur, namelijk van de mate waarin de samenleving gekenmerkt wordt door lange-termijn oriëntatie. Lange-termijn oriëntatie heeft ook een morele kant, omdat het gevoed wordt door deugden zoals zelfbeheersing, voorzichtigheid, matigheid, geduld, en doorzettingsvermogen. De les die wij daaruit kunnen leren is dat de vrijheid die vrije marktwerking biedt pas echt ten goede komt aan de kwaliteit van leven wanneer mensen deze vrijheid op een verstandige manier gebruiken. In de Verenigde Staten waarin de cultuur meer op de korte termijn is gericht, kan vrije marktwerking daarentegen gedrag bevorderen dat ten koste gaat van de kwaliteit van leven, bijvoorbeeld omdat men onvoldoende investeert in gezondheidszorg of veiligheid.

In een vergelijkbaar onderzoek (gepubliceerd in Journal of Institutional Economics in 2020) kijk ik naar de rol van vertrouwen in de relatie tussen vrije marktwerking en menselijke ontwikkeling (gemeten met de zogenaamde Human Development Index die drie aspecten van de OECD Better Life Index bevat, namelijk inkomen, scholingsniveau en gezondheid gemeten met levensverwachting). Ook vertrouwen heeft zijn wortels in de moraal. Wanneer mensen in een samenleving betrouwbaar zijn, zullen anderen hen ook meer vertrouwen en stijgt dus het gemiddelde vertrouwen. Evenals lange-termijn orientatie blijkt ook vertrouwen van grote invloed. In landen waar het vertrouwen in andere mensen gering is, zijn mensen huiverig om kansen die vrije marktwerking biedt, aan te grijpen, omdat zij anderen niet vertrouwen. Meer vrije marktwerking is dan niet bevorderlijk voor menselijke ontwikkeling.

RELATIE MET MORAAL

Uit voorgaande onderzoeken blijkt hoe belangrijk moraal is om een vrije markteconomie goed te laten functioneren. Dat roept de vraag op of het neoliberalisme ook van invloed is geweest op de moraal zelf. Wat doet het met mensen en bedrijven als zij in een omgeving moeten werken die gekenmerkt wordt door veel marktvrijheid en weinig overheidsregulering? In de literatuur wordt in dit verband verwezen naar twee bekende, tegengestelde, thesen: de zogenaamde ‘doux commerce’-these, die stelt dat een commerciële samenleving mensen deugdzamer maakt. En daar tegenover de zogenaamde ‘self-destruction’ these, die stelt dat de marktsamenleving deugden uitholt.

In het recente verleden heb ik twee onderzoeken verricht die hier wat licht op laten schijnen. Allereerst heb ik onderzocht hoe de verschillende aspecten van economische vrijheid van invloed zijn op vertrouwen (gepubliceerd in Journal of Happiness Studies in 2015). Uit dit onderzoek op een sample van 70 landen blijkt dat vertrouwen negatief samenhangt met het eerste aspect van economische vrijheid, een kleine omvang van de overheid, en positief samenhangt met het tweede aspect, de kwaliteit van de bescherming van eigendomsrechten. Het eerste effect laat zich verklaren uit het feit dat een kleine overheid en lage belastingen tot meer inkomensongelijkheid leiden. In een recent ander onderzoek samen met Bjorn Lous (gepubliceerd in Journal of Happiness Studies in 2019) blijkt namelijk dat inkomensongelijkheid vertrouwen in een samenleving aantast. Het tweede effect wijst erop dat als er sprake is van een betrouwbaar juridisch systeem, ook het vertrouwen in andere mensen toeneemt, omdat mensen beseffen dat als je anderen bedriegt er een grotere kans is dat je daarvoor beboet wordt. Anderen anticiperen daarop en zullen anderen daardoor meer vertrouwen, omdat zij eerder zullen afzien van bedrog. Het effect van economische vrijheid op vertrouwen is dus tweeledig en tezamen min of meer neutraal.

Dit wordt bevestigd door een ander (nog niet gepubliceerd) onderzoek, waarin ik naga wat het effect is van economische vrijheid op de deugd van betrouwbaarheid. Betrouwbaarheid is gemeten met twee variabelen uit de World Values Survey die betrekking hebben op belastingfraude en op corruptie. De sample heeft betrekking op 250 duizend individuen uit 83 landen tussen 1990 en 2014. De schattingen laten zien dat economische vrijheid geen invloed heeft op betrouwbaarheid. Dit duidt erop dat een vrije markt economie mensen niet betrouwbaarder, maar ook niet onbetrouwbaarder maakt. Noch de ‘doux commerce’-these, noch de ‘self-destruction’ these wordt bevestigd.

CONCLUSIE

In dit artikel heb ik een beschrijving gegeven van de uitkomsten van een heel aantal recente wetenschappelijke onderzoeken die ik in het kader van het project “What good markets are good for” (zie www.moralmarkets.org) heb uitgevoerd. Het artikel heeft daardoor een beschrijvend karakter en is niet geschreven vanuit een normatief of christelijk-ethisch standpunt. Natuurlijk hebben de doel-variabelen die ik in dit artikel analyseer – inkomensongelijkheid, duurzaamheid, kwaliteit van leven en deugden, een heel belangrijke plaats in de christelijke ethiek. Hier heb ik eerder uitvoerig over geschreven in mijn boek Het oog van de naald. Over de markt, geluk en solidariteit (Baarn 2007). In dat boek laat ik zien hoe deze waarden vanuit de Bijbel worden beschouwd. Maar om te beoordelen hoe een vrije markteconomie van invloed is op deze waarden, is ook empirisch onderzoek nodig en het project “What good markets are good for” bood mij daarvoor een uitstekende mogelijkheid.

Uit de onderzoeken die ik hierboven kort beschreven heb, komt een gemengd beeld naar voren. Enerzijds blijkt dat de bescherming van eigendomsrechten door een goed en integer juridisch apparaat van groot belang is, zowel als het gaat om het verminderen van inkomensongelijkheid als om maatschappelijk verantwoord ondernemen. Anderzijds blijkt een kleine overheid met een lage belastingdruk in combinatie met een geringe progressiviteit in het belastingstelsel een negatieve invloed te hebben, zowel op inkomensgelijkheid als op de duurzaamheidsinspanningen van bedrijven. Het vergroten van de inkomensongelijkheid werkt vervolgens ook negatief door op de mate van vertrouwen in de samenleving. Ook een ander belangrijk element van het neoliberalisme, geringe overheidsregulering van arbeidsmarkt, productmarkt en kredietmarkt, blijkt tot meer ongelijkheid en minder duurzaam ondernemen te leiden. Bij een vierde element van het neoliberale model, vrijhandel, is het beeld meer gemengd, omdat het enerzijds de inkomensongelijkheid doet toenemen, maar anderzijds duurzaam ondernemen bevordert.

Uit deze bevindingen maak ik op dat het goed is als de overheid een actieve rol speelt in het bevorderen van gelijkheid en duurzaam ondernemen. Daarvoor zijn allerlei vormen van beleid denkbaar. Als het gaat om gelijkheid, denk ik dat sommige van de voorstellen van de commissie Borstlap behartigenswaardig zijn. De commissie stelde een fundamentele herziening van de arbeidsmarkt voor waarbij meer gelijkheid wordt gecreëerd voor alle arbeiders. Zo dient de beloning van werknemers met een flexibel arbeidscontract naar de mening van de commissie aan te sluiten bij de grotere risico’s die de werknemer draagt. Om deze werknemers te compenseren voor onzekerheid, stelde de commissie een hoger wettelijk minimumloon voor flexwerkers voor, of een flextoeslag, namelijk een percentage bovenop het loon voor werknemers met een contract voor bepaalde tijd. Voor flexwerkers met een vast contract stelt de commissie een minimum aantal gegarandeerde uren per kwartaal dat de flexwerker kan werken, om de onzeker-heid te verminderen. Het verminderen van de vrijheid van werkgevers die hiervan het gevolg is, druist in tegen het neoliberale model. Maar daar staat tegenover dat de commissie Borstlap meer flexibiliteit met vast personeel toestaat door werkgevers meer vrijheid te geven om de arbeidsovereenkomst eenzijdig aan te passen als het niet goed gaat. Ze kunnen hun werknemers dan instrueren om tijdelijk korter te werken en minder te verdienen tot een maximum van 20%. Dan heeft de werkgever minder flexkrachten nodig om schommelingen in de productie op te vangen. Wel moet de werkgever kijken naar de persoonlijke situatie van de werknemer. Als iemand bijvoorbeeld kostwinner is en het moeilijk heeft om geld te missen, moet de werkgever terughoudender zijn om werktijd- en inkomenskorting op te leggen.

Als het gaat om het milieu benadrukken economen bijvoorbeeld het belang van een hogere CO 2- belasting. Een CO 2 -belasting is met name effectief als meerdere landen dit beleid toepassen, zodat de prikkel voor bedrijven om de belasting te ontwijken door de productie naar andere landen te verplaatsen afneemt. In vergelijking met andere Europese landen (Duitsland, Frankrijk, Engeland, Ierland, Spanje, Scandinavië) is de CO 2 -belasting in Nederland relatief laag. Daar liggen dus zeker mogelijkheden om het beleid aan te scherpen. Een voorspelbare, stapsgewijze invoering van een nationale CO 2 - prijs geeft bedrijven duidelijkheid en een prikkel om duurzamer te ondernemen. Een bijkomend voordeel is dat zo’n belasting naar burgers duidelijk maakt dat de last van de energietransitie niet alleen op de schouders van de burger wordt gelegd, hoewel indirect de consument natuurlijk wel meebetaalt aan de CO 2 -belasting als bedrijven hun prijzen moeten verhogen om de kosten van de hogere belasting te dekken.


prof. dr. J. Graafland, Het neoliberalisme als kop van jut: is dat terecht?


Johan Graafland, hoogleraar Economie, Onderneming en Ethiek aan de Tilburg University

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020

Zicht | 104 Pagina's

Het neoliberalisme als kop van jut: is dat terecht?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2020

Zicht | 104 Pagina's