Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hopende en Uitziende

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hopende en Uitziende

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daniël 12 : 13.

Maar gij, ga heen tot het einde, want gij zult rusten en zult opstaan in uw lot, in het einde der dagen.

HOPENDE: We zijn gekomen tot het treffende slot van het boek Daniël. Daniël had veel te zien gekregen en hij had ook veel meegemaakt. Maar al wat hem getoond werd van wat er in de toekomst nog zou gaan gebeuren, behoefde hij niet te beleven. Het einde van zijn leven was thans gekomen en daar had hij zich nu slechts op voor te bereiden. De kanttekening wijst er ook op, dat hem hier werd gezegd dat hij haast zou sterven. Daniël had een hoge leeftijd bereikt, van zo ongeveer negentig jaren. Maar hij was aan het einde van zijn pelgrimsreis gekomen. Hij mocht nu gaan rusten. Er blijft een rust over voor het volk van God. Daniels lichaam zou rusten in het graf. Op vele graven kunnen we zien staan: , , Hier rust ". Hoewel het lichaam daar wel rust, zo rusten echter de zielen van velen toch niet. Maar Daniels lichaam mocht rusten in het graf en zijn ziel zou mogen rusten in het hemels Kanaan. Van stonde aan bij het sterven wordt Gods volk die rust deelachtig. Och vriend, ik heb ze wat dikwijls met jaloersheid nagestaard, die nu eeuwig mogen rusten van hun arbeid en die de strijd voor eeuwig te boven zijn. Ze zijn ook van dat zondige vlees verlost, dat hen hier niet met rust gelaten heeft. De zonden zijn ze voor eeuwig te boven en dat zal de voornaamste verlossing zijn. Er zijn geen kwellingen meer, in-of uitwendig. Droefenis en zuchting zijn voor eeuwig weggevloden. Eeuwige blijdschap zal er op hun hoofd zijn.

UITZIENDE: Evenals u heb ik ze dikwijls met jaloersheid nagestaard, die tot die rust mogen zijn gekomen. We komen er wel achter, dat het hier het land der ruste niet is. En we zoeken toch altijd maar rust hier op aarde. Zo kan men in de jonge jaren het al erg moeilijk hebben gehad onder bepaalde drukkende omstandigheden. Ik heb me dan weleens getroost met de woorden van de profeet Jeremia, als hij zegt dat het goed is voor een man, dat hij het juk in zijn jeugd draagt. Ik dacht dat ik het dan bij het ouder worden wel wat gemakkelijker zou krijgen. Dit land zal echter de rust niet zijn, omdat het verontreinigd is. De zwaarste en smartelijkste slagen komen in het leven nog achterop. Dat heb ik ondervonden. O, dat laatste eindje van het pelgrimspad is toch nog zo glibberig! Naar het lichaam en de geest kan men minder verdragen en moet men soms nog veel meer verwerken dan in zijn jonge jaren. En daarbij schijnt Kanaan steeds verder uit het oog te geraken. Het wonder wordt steeds groter als ik tot die rust ooit nog komen zal. Neen, ik kan en durf niet te ontkennen wat de Heere in mijn leven heeft gedaan en Wie Hij altijd voor me is geweest, maar daar kan ik toch zo Kanaan maar niet mee instappen.

HOPENDE: Het zal ons net moeten gaan als Daniël. Tot hem werd gezegd: „Maar gij, ga heen tot het einde, want gij zult rusten en zult opstaan in uw lot, in het einde der dagen". Het hemels Kanaan werd hem ontsloten. De deur van de poort waardoor hij moest ingaan, werd hem geopend. O vriend, dat zal toch wat zijn, als die deur open zal gaan. Het zal toch geen wonder zijn, als die dicht zal blijven voor zo'n ellendig zondig schepsel. Daniël kon met zijn kindschap en zijn knechtschap zomaar niet het land der rust ingaan. De deur moest van binnen vandaan geopend worden. En dat gebeurde nu! O eeuwig wonder toch!

Och, dat ik hier mag binnengaan. Ik snood rebel. Die niets verdient dan vloek en hel.

We komen niet tot die zaligheid, omdat wij die zaligheid hebben begeerd en gezocht. Uit en van onszelf zouden we er nooit naar hebben gevraagd. En bij al wat er gebeurd mag zijn in het leven, hebben onze treden altijd de hel maar vastgehouden. Toch is het de Heere ook bekend, dat ik als een vreemdeling door Mesech ben gegaan. Ik heb het dikwijls zo benauwd in deze wereld gekregen. En o vriend, het is haast niet meer voor ons om te leven op deze aarde. We zijn toch ook zomaar niet tot een bespreking van de profetie van Daniël gekomen. Beiden hebben we er heel erg tegenop gezien. Toch konden we er niet van onderuit, om deze profetie met elkaar te bespreken. We zien het op het einde aller dingen aangaan. Maar wat zal er aan dat einde nog voorafgaan!

We menen er iets van gezien te hebben. En toen is het onze begeerte geworden om nog een poosje het graf in te mogen.

UITZIENDE: Daniël kreeg nog een graf. Dat was op zichzelf ook een voorrecht. Onder het oordeel Gods kan het wel zijn, dat men geen graf meer krijgt. Daar kan ik soms ook wel bang voor zijn, dat ik geen graf meer zal krijgen. Toch heb ik een stille hoop dat mijn plekje op me ligt te wachten. Christus heeft in het graf gelegen om het graf voor de Zijnen te heiligen. Hij heeft een graf voor hen gekocht. Versta me goed. Het is enerzijds te groot voor me om te denken dat ik ook een gekocht graf heb, maar ik mag toch ook de genade Gods niet klein achten. En het graf is me wel vele malen tot een afschrik geweest, maar ik kan ook niet ontkennen dat er soms een sterk verlangen, ja, een heimwee in mijn hart is geweest naar dat graf. En vriend, ik zal het u maar eerlijk zeggen: er is maar één plekje meer dat me op aarde bekoort. Dat is dat plekje dat ik nog open zag blijven bij mijn vrouw, toen zij het graf indaalde. Bij dat plekje leef ik. Ik heb het voor mezelf reeds gekocht, maar ik heb al zoveel voor mezelf gedaan waar de Heere geen getuigenis aan heeft gegeven. Wat het graf betreft, dan geloof ik echter dat we de aartsvaders tot een voorbeeld hebben, hoewel ik me bij die aartsvaders ook niet durf te vergelijken. Toch heeft het me een keer aangesproken wat we nu van Daniël overdenken. Dus het ligt bij mij net eender als bij u.

HOPENDE: We hebben toch steeds van hart tot hart met elkaar gesproken. En als de Heere ons nog een poosje in het leven spaart, dan hoop ik dat we onze samensprekingen mogen voortzetten tot het einde van ons leven toe. En ik heb dan ook nog iets in mijn gedachten waar ik nog een samenspraak met u over zou willen houden. Dat zou het laatste weleens kunnen zijn. We zullen achter de Heere aan moeten komen. Steeds meer moet ik gaan zien dat de weg anders is dan dat ik gedacht heb. Ik heb weleens gesproken in het openbaar over het leiden van de blinden in wegen die zij niet geweten hebben. Och vriend, nu zie ik het pas goed dat dit toch maar een theoretisch praatje van me is geweest. Als we jong zijn, grijpen we soms naar teksten waar we de inhoud echt nog niet goed van verstaan. Maar toch hebben de woorden die de Heere tot Daniël sprak, me ook weleens aangesproken. Och vriend, we mogen niet ongelovig zijn, want velen hebben in de rust niet kunnen ingaan vanwege hun ongeloof. Maar wij die geloofd hebben, gaan in de rust. Ik geloof toch niet dat ons geloof op een gemoedelijkheidje steunt. Ik zou haast zeggen: als al wat we van God gehad hebben, niet van God geweest is, dan is God er Zelf ook niet. Maar ik weet: mijn Verlosser leeft en Hij zal de laatste over het stof opstaan. En als zij na mijn huid dit doorgeknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen. Denwelken ik voor mij aanschouwen zal en mijn ogen zien zullen en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot."

UITZIENDE: Och vriend, we gaan toch geen onbekende toekomst tegemoet. En we zullen toch geen onbekende God ontmoeten. Maar ook die dierbare Persoon des Middelaars, Die als de hemelse Bruidegom Zijns volks straks op de wolken zal verschijnen, zal toch geen onbekende voor ons zijn. We hebben toch soms sterk mogen verlangen naar die doorluchtige dag van Zijn wederkomst ten oordeel. Dan zal pas de volkomen verlossing voor de kerk gekomen zijn. Het vernederde lichaam zal uit het graf opstaan en het heerlijke lichaam van Christus gelijkvormig zijn. Dan zal er een volkomen herstelling plaatsvinden in de staat waarin de Heere de mens eenmaal gesteld had. Maar die herstelling zal een herstelling uit genade zijn.

HOPENDE: Dat is hier ook nog tot Daniël gezegd. „Want gij zult rusten en zult opstaan in uw lot, in het einde der dagen". In het graf zou het lichaam rusten. De ziel zou ook al mogen rusten in de hemelse gelukzaligheid. , , Zalig zijn de doden, die in den Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid; en hun werken volgen met hen". In de dag der dagen zullen zij echter opstaan. Als de goddelozen niet zullen kunnen staan in het gericht, dan zullen de rechtvaardigen mogen staan. Ze zullen opstaan in hun lot. Dat lot is het deel van het hemels erfgoed dat zij zullen ontvangen. En dat naar Gods eeuwig welbehagen. Och vriend, het is nog niet geopenbaard wat we zijn zullen. Het eind der dagen zal dat ten volle openbaren. Dan zal men het koninkrijk mogen beërven, naar ziel en lichaam beide, dat bereid was van voor de grondlegging der wereld. Kom, Heere Jezus, ja, kom haastelijk!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 1989

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Hopende en Uitziende

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juni 1989

De Wachter Sions | 8 Pagina's