Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG 21

Met de vraag: Wat gelooft gij van de heilige, algemene christelijke kerk? blijkt ons, dat het bestaan der kerk een, zaak des geloofs is. Daar de Heere haar geplant heeft, wordt zij genaamd: „Een planting des Heeren, opdat Hij verheerlijkt worde.” En zo is de kerk door alle tijden heen geweest een planting des Heeren, van geslacht tot geslacht. En; „Die in het huis des Heeren geplant zijn, dien zal gegeven worden te groeien in de voorhoven onzes Gods.” Een groei die niet alleen dient tot wasdom, doch tot het dragen van vrucht. Waarom deze bomen dan ook zijn tot zegen van anderen.

De Zone Gods heeft uit het ganse menselijk geslacht Zich een gemeente tot het eeuwige leven uitverkoren. Wat hen allen uit de wereld doet opkomen door Zijn trekken.de liefde, waarin Zijn verkiezende liefde gesmaakt wordt. Waarom zij door de wereld gehaat en gesmaad wordt. Wat de Heere Jezus onderwijzend en vertroostend doet spreken tot het hart: „Indien gij van de wereld waart, zo zou de wereld het hare liefhebben; maar omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld.” Wat al de levenden doet komen tot deze ootmoedige belijdenis: „Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.” De liefde die uitgestort is in het hart is tot verbinding aan de Heere. Zodat Gods verkiezende liefde gesmaakt wordt in de innerlijke beleving des harten. Wat het hart steeds inniger doet komen tot het kiezen van de Heere, om Hem ootmoedig te vrezen en kinderlijk te gaan in Zijn wegen.

Het is niet de zaak of men er zichzelf bijtelt, maar of de Heere er nog door Zijn liefde komt in te sluiten en dat noopt het hart tot wederliefde. Want de Heere heeft Zijn gemeente tot het eeuwige leven uitverkoren. Het is niet slechts een zekere godsdienstige wetenschap dat men in de hemel zal komen, waarop men dan gerust komt voort te leven. Maar in Gods verkiezende liefde wordt het eeuwige leven gesmaakt. En in die levende hope is het genot der zaligheid en dat is de innige vreugde in God door Christus. Een, gaan in het licht van Zijn vriendelijk aangezicht, door Zijn Geest en Woord. Ja, het is een beleven van het Woord des Heeren, als daders des Woords, door de dierbare werkingen van Zijn Geest. Waarop met ernst gelet moet worden. Want dan gaat het Woord leven in ons hart en dat doet ons hart leven in het getuigenis van Zijn Woord. Zodat de gelovigen elkander in het Woord dat beleefd wordt, mogen ontmoeten tot eer van de Heere. „En dat is in de enigheid des Geestes door de band des vredes.” Een zaak die dus van grote betekenis is voor de band des vredes, om sterk te staan in die band tegenover de macht van zonde, Satan en ongeloof. Want dat is de strijd der kerk in de naam des Heeren. En dat dient tot wasdom van het geestelijke leven, zoals de Schrift ons dat leert: „Totdat wij allen zullen komen tot de enigheid des geloofs en der kennis van de Zone Gods, tot een volkomen man, tot de mate van de grootheid der volheid van Christus.” Wat alleen naar de regel van Gods onveranderlijke trouw doorgaat met Zijn beschermende en onderhoudende genade. En in die innerlijke geloofsbeleving zegt het hart tot roem van de Heere: „en dat ik daarvan een levend lidmaat ben en, eeuwig zal blijven.”

Uit deze heerlijke beleving van het geloof, dat door de liefde werkt, komt op de gemeenschap der heiligen Om gezamenlijk te leven uit de schatten van Zijn genade en om daarvan te spreken van hart tot hart. En elk moet zich schuldig kennen, zijn gaven door de Heere geschonken, ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewilliglijk en met vreugde aan te leggen. En zo is men dan elkander tot een hand en tot een voet op de weg. En dat is het geestelijke zijn en blijven in de wijnstok Jezus Christus en Hij in ons. Om een vruchtbaar geestelijk leven te mogen leven tot zegen in Gods kerk en tot eer van de Heere.

Maar is het nu bij ons een, leven in de onderhouding van de gemeenschap der heiligen? Of is het uw hart tot droefheid dat te missen, daar het leven met de wereld u door de genade des Heeren, onmogelijk is geworden. Maar het is u dan toch wel tot zegen een plaats te mogen hebben op de akker van Boaz, om bezig te zijn met het oplezen van enige aren. Zodat uw hart door de prediking van het Evangelie verklaard, vertroost en versterkt wordt. Zoek steeds meer de onderhouding van de gemeenschap der heiligen tot wasdom van het geestelijke leven. Of kunt u niet verder komen dan tot het zien op het geluk van Gods kinderen, met het innig besef dat nog te missen? Maar desniettemin is u daarmee toch biddend werkzaam in het zuchten tot de Heere, om met het doorbrekende werk der genade begiftigd te mogen worden, tot het breken met de kracht der zonde, door het smaken van Zijn goedertierenheid tot bekering.

Ja, wat moeten Gods kinderen meer werkzaam zijn met de nood der kerk tot wasdom. En opdat velen in Zion geboren mochten worden. Want dat innerlijke leven heeft behoefte aan de vergeving der zonden. En zo rijst hier de vraag. Wat gelooft gij van de vergeving der zonden?

Het is al groot in het wenen over de zonden, behoefte te hebben aan de vergeving der zonden. Zichzelf op grond van die boetvaardigheid de zonden niet te kunnen vergeven, wat bij de hypocrieten het geval is. En dat zonder de kracht der verzoening daarin te smaken tot zaligheid. Waarom het nu juist gaat bij de oprechten. Het hart heeft niet alleen, smart over het kwaad dat werd bedreven, maar ook over de zondige aard, die altijd weer boven komt, hoe innig er ook wenende en biddende tegen gestreden wordt. En in die nood des harten wordt de gerechtigheid van Christus steeds meer dierbaar bij het licht van het Woord des Geestes. Maar dat kan ons alleen om het genoegdoen van Christus wil geschonken worden. Waartoe ons oog door het Woord gericht moet worden op dat schenken van die vergeving in Christus, op grond van Zijn gerechtigheid. Zodat het hart door dat schenken vervrijmoedigd mocht worden in het geloof, om te leren vertrouwen op de vergevende en bedekkende gerechtigheid van Christus. En dat is Gode welbehagelijk, zodat Hij Zijn vergevende liefde er door laat vloeien in uw hart. Wat wij van dag tot dag nodig hebben in het kinderlijk vertrouwen op die dierbare gerechtigheid van Christus. Opdat ik nimmermeer in het gericht van God kome, door te wandelen op de weg van heiligmaking. Maar door af te v/ijken van de Heere komt het hart weer in de duisternis der ongerechtigheid, waaruit we alleen in de verootmoediging des harten geleid kunnen worden tot het schenken van de gerechtigheid van Christus. Om met de voorzichtigheid van de rechtvaardigen te volharden in het geloof op het rechte spoor der gehoorzaamheid.

En nu komen wij met deze zondagsafdeling als vanzelf tot het inzicht van de nood der kerk, daar zij steeds meer de wereld gelijkvormig wordt. Wat alleen, van binnen uit door de dierbare werkingen van de Heilige Geest, kan komen tot een keerpunt door het wederkeren tot d 2 Heere. Wordt Gods kind de wereld gelijkvormig, door niet op te wassen in de genade en de kennis van de Heere Jezus, dan gaat er weinig of geen kracht meer uit van dat leven. U stelt weinig of geen belang meer in de bekering van hen die het leven der genade nog missen. Men houdt zich met wat rechtzinnige godsdienst op de been. Zodat weinig of niet gesmeekt wordt om de vernieuwing des harten, waaruit het boetvaardig wederkeren tot de Heere opkomt. U kunt de levenden kennen aan het innig medelijden met hen, die het leven der genade niet kennen. En niet weten wat het is door Zijn goedertierenheid te komen tot bekering.

Het is groot in arbeid te zijn aan de troon der genade met degenen, die het leven met de Heere niet kennen. Want ook dat geeft vrijmoedigheid om met hen te spreken, door hen op te wekken de Heere te zoeken, daar Zijn dienst is een zalige dienst. En hierin stelt de Heere ons belang op de voorgrond, wat ons doet zijn onder de grootste verantwoordelijkheid, omtrent onze onsterfelijke ziel. Wat de Heere waarschuwend tot ons doet spreken van de worm die niet sterft en dat geeft het eeuwig knagen te kennen. En door het zelf niet te zoeken houden wij er ook anderen vanaf. De mens stelt zich in de dwaasheid van zijn ongerechtigheid met zijn handen, voeten en ogen in dienst van zonde, Satan en ongeloof. En in dat verband wordt het ons tot driemaal toe op het hart gebonden dat de mens, daarin voortlevende, komt op de plaats: „Waar hun worm niet sterft en het vuur niet uitgeblust wordt.” Het vuur, dat door onze ongerechigheid is ontstoken, kan alleen door de liefde van Christus geblust worden, om door Hem het gaan op de weg van de waarachtige bekering die is in Hem, alsnog te leren gaan. Want zo alleen wordt een dode zondaar een levend lid van de Gemeente des Heeren, om biddende en smekende te zoeken de dingen die boven en eeuwig zijn. Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEILS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 mei 1977

Bewaar het pand | 4 Pagina's