Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De heilige oorlog (22)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De heilige oorlog (22)

Het schild en de geest van Diábolus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Diábolus roept de burgers van Mensziel op om zich te wapenen. Met zijn wapenrusting moet het lukken Koning El-Schaddaï en Zijn Zoon Immanuël buiten de stad te houden. In het vorige artikel zijn de helm, het borstharnas en het zwaard aan de orde geweest. Nu volgen het schild en een onverschillige geest. John Bunyan eindigt het tweede hoofdstuk van ‘De heilige oorlog’ met een oproep van Diabolus om zich te gedragen als leeuwen.

Schild

Het door de reus aanbevolen schild is het ongeloof, of (als iemand dat liever zo noemt) het in twijfel trekken van de waarheid van het woord van El-Schaddaï en het oordeel wat Hij uitspreekt over de goddelozen. Diábolus erkent dat dit schild weleens verbrijzeld is door de vijand. Maar hij voegt er direct aan toe dat in het boek der oorlogen van Immanuël staat geschreven dat dit schild er toch ook voor gezorgd heeft dat Immanuël belet werd menig goed werk te doen. Het is een machtig wapen, wat heel eenvoudig te gebruiken is. De inwoners van Mensziel hoeven alleen maar te weigeren om geloof te hechten aan de waarheid. ‘Let niet op wat gezegd wordt over het oordeel, geef niets om de barmhartigheid die bij Immanuël is te vinden. Laat Hem maar praten, of Hij het nu belooft of zelfs zweert dat Hij goed wil doen aan Mensziel als de stad tot Hem terugkeert. Trek alles in twijfel wat Hij zegt, en het wapen werkt uitstekend.’ De reus zegt dat allen die anders handelen hem niet lief hebben en dat hij die tot zijn vijand rekent.

Een onverschillige geest

Als laatste wapen noemt Diábolus een ‘doffe, onverschillige en gebedsloze geest’. Die geest spot met al het roepen om genade. ‘O Mensziel’, zegt de reus, ‘maak daar ook gebruik van. Wat? Roepen om genade? Doe dat nooit als u mij wilt toebehoren! Ik weet dat u dapper bent. Ook ben ik ervan overtuigd dat ik u gekleed heb met beproefde wapens. Waarom zou u dan nog tot El-Schaddaï om genade roepen? Laat dat ver van u zijn!’

Alsof het allemaal nog niet genoeg is, wijst Diábolus er tot slot op dat hij naast dit alles nog mokerhamers, vuurbranders, pijlen, dood en verderf heeft - allemaal goed wapentuig dat zijn werk (volgens hem) uitstekend zal doen.

Een laatste oproep

Nadat de burgers zich gewapend hebben wijst Diabolus nog op de afgelegde eed en het feit dat hij hen zo vriendelijk behandeld heeft. Dat alles betekent dat men trouw aan hem moet zijn. Ze kunnen nu laten zien dat ze mannen als leeuwen zijn. Hij beëindigt zijn toespraak als volgt: ‘Als wij nu staande blijven en deze aanval doorstaan, dan twijfel ik niet of de hele wereld is binnenkort in ons bezit. Als die dag komt, dan maak ik u allen tot koning, vorsten en oversten. Wat een gelukkige dagen zullen wij dan beleven!’

Na dit alles gedaan te hebben, trekt Diábolus zich terug in het kasteel. Zijn onderdanen oefenen elke dag met de wapens, dagen de vijand uit en zingen tot lof van de tiran. Zo spreken ze zichzelf moed in, dat ze zich mannen zullen tonen voor het geval dat het werkelijk tot een oorlog komt.

Het schild - symbool van het (on)geloof

Naast valse hoop, een hard hart en een scherpe tong heeft de satan nog een vierde wapen klaarliggen: het ongeloof. Het is hierboven al genoemd. Zoals de pijlen afketsen op een schild, zo ketsen alle woorden van waarheid af op het ongeloof. De waarheid van Gods Woord wordt in twijfel getrokken, of het nu gaat om Zijn lieflijke nodigingen of Zijn strenge vervloekingen. De satan weet dat het ongeloof verbroken kan worden. Denk maar aan het ongeloof van Zacharias, dat het moest verliezen van het geloof, zodat hij mocht zingen: Geloofd zij de Heere, de God Israels, want Hij heeft bezocht en verlossing teweeggebracht Zijnen volke (Luk. 2:68). Daartegenover is het ongeloof toch een niet te onderschatten wapen, dat zich met succes leek te verzetten tegen het werk van de Heere Jezus (Matth. 13:58): En Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan vanwege hun ongeloof. Onder Gods toelating kan het ongeloof zelfs de hemelpoort gesloten houden: En wij zien dat zij niet hebben kunnen ingaan vanwege hun ongeloof (Hebr. 3:19).

Verachting van genade

Een van de zaken waar de satan zeer benauwd voor is, is dat een zondaar gaat smeken om genade. Hij weet dat God een genadig God is, Die een ware kermer nooit laat staan. Het dag en nacht smeken om genade is het werk van een zondaar die door God opgezocht en levend gemaakt is. De satan wist dat de tollenaar geen onderdaan van zijn koninkrijk meer was, toen deze uitriep (Luk. 8:13): O God, zijt mij zondaar genadig. Genade is een deugd van God, niet van de vorst der duisternis. Genade wordt niet geschonken buiten het recht om, maar is een verdienste van Christus. Hij heeft aan Gods gerechtigheid voldaan door te betalen met Zijn leven. Die volbrachte gerechtigheid is de grond van genade. En dat ondergraaft het fundament van satans rijk, zodat satan met bittere vijandschap wordt vervuld als hij het woord ‘genade’ hoort. David mocht, nadat hij in de zonde met Bathséba was gevallen, van de satan heus wel naar de tempel om offers te brengen. Maar satans rijk schudde op haar grondvesten toen David sprak: Zijt mij genadig, o God, naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden (Ps. 51:3) en uitriep: De offeranden Gods zijn een gebroken geest; een gebroken en verslagen hart zult Gij, o God, niet verachten (vs. 19).

Wapenen der (on)gerechtigheid

Als God komt om een zondaar te verlossen uit de macht van de duivel, breekt de strijd los. Die strijd duurt tot een mens sterft. Vandaar dat men wel zegt tegen een pas bekeerde: welkom in de strijd. De geestelijke wapens komen tevoorschijn en worden gehanteerd. De dood haat het leven, de zonde haat de genade, de ongerechtigheid haat de gerechtigheid. Maar het omgekeerde wordt dan ook waar: het leven haat de dood, de genade haat de zonde, de gerechtigheid haat de ongerechtigheid. Dat is de apostel Paulus ook aan de weet gekomen. Daarom schreef hij, ziende op die heilige oorlog (Rom. 6:11-14): Alzo ook gijlieden, houdt het daarvoor, dat gij wel der zonde dood zijt, maar Gode levend zijt in Christus Jezus, onzen Heere. Dat dan de zonde niet heerse in uw sterfelijk lichaam, om haar te gehoorzamen in de begeerlijkheden deszelven lichaams. En stelt uw leden niet der zonde tot wapenen der ongerechtigheid; maar stelt uzelven Gode, als uit de doden levend geworden zijnde, en stelt uw leden Gode tot wapenen der gerechtigheid. Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 2019

De Wachter Sions | 12 Pagina's

De heilige oorlog (22)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 april 2019

De Wachter Sions | 12 Pagina's