Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Reflexen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reflexen

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Reformatie – gesprek over de preek

Voor degene die wil kost het geen moeite om ten minste tweemaal per week een lezing, concert of tentoonstelling te bezoeken in het teken van vijfhonderd jaar Reformatie. Langs de zijlijn is van tijd tot tijd in verschillende toonsoorten een tegenstem te horen. Op stellige toon: ‘De Reformatie is (deels) mislukt’, of iets voorzichtiger onder woorden gebracht in de vragende vorm: ‘Reformatie, een bedrijfsongeval?’, of ook in de wensende vorm: ‘Reformatie liever overdenken dan groots vieren’. Niettemin dendert de trein van de refomatieherdenking voort. In Nederland gaat dat in de Protestantse Kerk van de ene naar de andere provincie in de vorm van een estafette. In de bakermat van de Reformatie is de trein letterlijk op stoom gekomen. Locomotieven in verschillende uitvoeringen zorgen er in Duitsland voor dat het gehaaste reizigers niet kan ontgaan dat de Reformatie vijfhonderd jaar geleden begon. In de uitvoering van RheinCargo kijkt Luther voor zich uit en staan naast hem woorden uit de Bijbel: ‘am Anfang war das Wort’; in de andere uitvoering staan op de ‘Zug zum Jubiläum’ Johannes Calvijn, Johann Hus en Maarten Luther gebroederlijk naast elkaar en kan het je gebeuren dat Luther je vanaf het spoor recht in je gezicht kijkt. In Nederland ligt het niet voor de hand zo’n trein te spotten. Eerder zou je hier een exemplaar met het hoofd van Erasmus kunnen verwachten. Met een zekere regelmaat begeef ik me per trein van Hilversum naar Amsterdam-Zuid, maar zo’n trein ben ik nog niet tegengekomen.

In de aanloop naar 31 oktober zie ik het als een aangelegen zaak om te reflecteren op de vraag wat het betekent te willen staan in de traditie van de Reformatie. Op welke manier hebben we de erfenis van hen die voor ons het geloof beleden, verwerkt en ons eigen gemaakt? Aanleiding was een kleine discussie in het Reformatorisch Dagblad tussen dr. Post en ds. Zondag over de rol en taak van ouderlingen wanneer gemeenteleden kritiek op een predikant hebben. De laatste zin in de discussie is bij mij blijven hangen: ‘Misschien is kritiek op de prediking wel een van de middelen die de Heere als beproeving wil gebruiken, met als doel meer en meer Hem gelijkvormig te worden.’ Laat kritiek op de prediking zich zo vergeestelijken? Zouden Luther en Calvijn dat ook zo gezegd kunnen hebben? Is dit in de lijn hoe zij gedacht en gesproken hebben over de verhouding tussen predikanten en gemeenteleden? Samen Luther en Calvijn lezen – ik beperk me tot deze namen – kan een spannende aangelegenheid worden.

Neem Luther. Op een uitdagende wijze heeft hij tegenover de katholieke kerk van zijn dagen het priesterschap van alle gelovigen geponeerd: ‘Want alles wat door de doop heen is gekropen, mag zich erop beroemen reeds tot priester, bisschop en paus te zijn gewijd.’ Hij verbindt hieraan ook de gedachte dat de gelovigen zelf in staat zijn de christelijke leer te onderscheiden van vreemde leringen. Zijn gedachten hierover heeft Luther uiteengezet in een boekje dat hij schreef voor de kerk in Leisnig, toen deze gemeente tot de Reformatie was overgegaan. Hij heeft die gemeente geholpen met het regelen van de financiële zaken en ook een boekje voor hen geschreven: Dat een christelijke vergadering of gemeente het recht en de macht heeft alle leer te beoordelen en leraars te beroepen, aan te stellen en af te zetten: grondslag en reden uit de Schrift (1523). Het oordeel over de leer komt de gemeenteleden toe en niet de wereldlijke of kerkelijke leiders. Zij hebben de gemeente van hun grondrecht beroofd. Volgens Luther berust het op een menselijke inzetting dat alleen bisschoppen, concilies en geleerden de leer zouden mogen oordelen. De gelovigen zelf herkennen de stem van de Herder, ‘want Christus beveelt juist het tegendeel en ontneemt de bisschoppen, geleerden en concilies zowel het recht als de macht om de leer te toetsen en geeft deze bevoegdheid aan alle christenen, wanneer Hij zegt: “Mijn schapen volgen de vreemdeling niet, maar vluchten bij hem vandaan, omdat zij de stem van de vreemde niet kennen”.’ Jezus’ oproep in Mattheüs 7:15 zich te hoeden voor de valse profeten, impliceert dat hun woorden getoetst moeten worden door degenen die hen horen, opdat uitgemaakt kan worden of zij al dan niet valse profeten zijn. Christus geeft het oordeel niet aan de profeten en leraars, maar aan de leerlingen of schapen. Want hoe zouden we ons hier voor de valse profeten kunnen hoeden, als we hun leer niet zouden bestuderen en beoordelen? Een valse profeet kan immers niet onder de toehoorders zijn, maar alleen onder de leraars. Daarom zullen en moeten alle leraars met hun onderwijs onderworpen zijn aan het oordeel van de toehoorders.

Een dienaar van het Woord heeft wel een bijzonder ambt, maar geen bijzondere stand of bijzondere waardigheid. Heel gemakkelijk sluipt een misverstand naar binnen wanneer gesteld wordt dat er een principieel verschil is tussen een van Godswege geroepen predikant die het ambt van herder en leraar bekleedt, en bijvoorbeeld een koster of organist. Het is niet voor niets dat de inmiddels overleden Duitse theoloog Rudolf Bohren verzucht heeft dat Luther met dit geschrift de gemeente op een niveau getild heeft, dat eerst nog weer bereikt zal moeten worden. Al te snel wordt de spanning te groot tussen enerzijds het gehoorzaam aanvaarden van het Woord van God dat door een mens verkondigd wordt en anderzijds de plicht om de inhoud van de prediking te toetsen. De ontwikkeling die in het protestantisme heeft plaatsgevonden, toont dat in de praktijk van het kerkelijk leven de ruimte voor de prediking – waarvoor doorgaans academisch geschoolde voorgangers zorg dragen – voldoende gewaarborgd is, maar dat het blijkbaar moeilijker is om een goede structuur te vinden voor het gesprek – en zo nodig ook kritische gesprek – over de prediking. Binnen een gemeente dient er ruimte te zijn om open en eerlijk over de eredienst en de inhoud van de prediking te kunnen spreken. Dit is een van de thema’s die we geërfd hebben van de reformatoren. Ouderlingen hebben bij uitstek een positie om het gesprek over de prediking binnen de gemeente in goede banen te leiden. Waardevolle aandachtspunten en praktische adviezen voor het spreken over de preek zijn te vinden in de brochure van de Protestantse Kerk in Nederland In gesprek over de preek. Een handreiking voor het gesprek over de preek in de gemeente en in de kerkenraad. De aangereikte modellen hebben betrekking op een gesprek in de gemeente en/of een gesprek over de preek in de kerkenraad.

Op zoek naar een hedendaagse vertolking van wat Luther bewogen heeft, komen we terecht bij het woord feedback. In verband met het behalen van mijn Basiskwalificatie Onderwijs (BKO) heb ik de eerste zes maanden van dit jaar aan de VU de basiscursus universitair docent (BUD) gevolgd. Doceren en onderwijsontwerpen is een vak, zo heb ik geleerd. Een van de bijeenkomsten was geheel gewijd aan het leren geven en ontvangen van feedback. Feedback kan ervaren worden als kritiek, maar is juist bedoeld om groei en ontwikkeling te stimuleren. Binnen een kerkelijke gemeente kan het als moeilijk ervaren worden als gereageerd wordt op de prediking. Degene die Gods Woord verkondigt staat te veel op een voetstuk. De bekende opmerking in de marge van de Tweede Helvetische Confessie kan ruis veroorzaken: ‘De prediking van Gods Woord is Gods Woord.’ Dit is een lapidaire zin, die gemakkelijk misbruikt kan worden, wanneer een voorganger zich hierachter verschuilt om kritiek op zijn preken van zich af te houden. Voor gemeenteleden kan het vanuit hun positie moeilijk zijn om kritiek te verwoorden, omdat op een verkeerde manier het woord van Jezus gelezen wordt: ‘Oordeel niet en u zult niet geoordeeld worden; veroordeel niet en u zult niet veroordeeld worden’ (Lukas 6:37).

Onlangs is het boek Feedback in de kerk. Aansprekende ideeën om met elkaar te groeien op de markt gekomen. De auteur Paulien Vervoorn beschouwt feedback als een verrijking voor het goed functioneren van een kerkelijke gemeente. Uit een interview met haar haal ik haar waardevolle opmerking over feedback en prediking naar voren: ‘Durf je kwetsbaar op te stellen en weet dat je daardoor kunt groeien. Ik weet van een predikant die graag wilde weten of hij in zijn preek niet te veel moeilijke woorden gebruikte. Dus hij vroeg een goede vriend van hem – die ook de waarheid durfde te zeggen – eens op een zondag in de kerk te gaan zitten en daar specifiek op te letten. Het leidde tot oprechte, waarderende feedback waar hij echt wat mee kon. Zo mooi kan feedback geven en krijgen zijn. Wie feedback op een juiste manier leert geven en ontvangen, kan een brug overgaan die onbegaanbaar leek. Ook al geeft iemand je feedback op een boze, bijna neerbuigende manier, dan is het de kunst om allereerst te luisteren. Wat wil diegene me nu eigenlijk duidelijk maken? Als je die stap kunt maken, sta je boven alleen “de kritiek” die je hoort en kun je zelfs uit die onbevredigende gesprekken iets goeds halen.’ Ik meen dat we hier gaan in het spoor van de reformatoren. Over en weer dienen predikant en gemeentelid aanspreekbaar te zijn op het Woord. Wanneer een gemeentelid afwijkt van Gods Woord, heeft de prediker de roeping en verantwoording daarop aan te spreken. Omgekeerd mag een gemeentelid niet zwijgen wanneer hij of zij tot de overtuiging komt dat een voorganger eigen gedachten inbrengt in de prediking, die niet tot de Schrift herleid kunnen worden. Waar het gesprek gevoerd wordt vanuit de liefde van Christus, mag zegen verwacht worden.

Reformatie – de Bijbel in verstaanbare taal

Het is de reformatoren te doen geweest om de Viva vox evangelii. Nadat Luther steeds duidelijker tot het bevrijdende inzicht is gekomen, dat de goddeloze alleen door het geloof gerechtvaardigd wordt, en niet door de werken van de wet, zijn zijn ogen ook geopend voor het middel waardoor de kerk van zijn dagen hersteld kon worden: het Woord van God moet weer gepreekt worden in de kerken in de taal die de mensen kunnen verstaan. Luther heeft niet alleen veelvuldig gepreekt, maar zijn volksgenoten ook een Bijbel gegeven in hun eigen taal. Zijn oudere tijdgenoot Erasmus had er ook al op gewezen dat de Bijbel thuishoort in de handen van de gelovigen, getuige de beroemde woorden in de ‘Vermaning’ die als introductie aan zijn uitgave van het Nieuwe Testament voorafgaat: ‘Ik zou willen dat alle vrouwen de Evangeliën en de Brieven van Paulus lazen en dat deze Schriftgedeelten werden vertaald in alle talen, zodat niet alleen Schotten en Spanjaarden, maar ook Turken en Saracenen in staat zouden zijn ze te lezen en te leren kennen… Het zou zo goed zijn, als de landbouwer daaruit bij het hanteren van de ploegstaart en de wever bij het snorren van de klossen een stuk voor zichzelf zouden opzeggen en de reiziger daarmee onderweg de verveling zou verdrijven. Het zou zo goed zijn, als de gesprekken van alle christenen daarover gingen.’ Het is Luther geweest die zich ertoe gezet heeft de Bijbel in het Duits te vertalen – een vertaling die duidelijk doeltaalgericht was. Jaren later heeft hij in zijn Zendbrief over het vertalen verklaard: ‘Je moet niet aan de Latijnse letters vragen, hoe er Duits gesproken moet worden, zoals die ezels doen (Emser c.s.). Je moet het de moeder thuis, de kinderen op straat, de man uit het volk op de markt vragen en scherp opletten hoe ze praten (denselbigen auff das maul sehen). Als er zo vertaald wordt, begrijpen ze het en merken ze dat je in het Duits met hen spreekt.’ Bekende woorden, waarbij ik me afvraag of we niet te gemakkelijk verklaren dat we in de traditie van de Reformatie willen staan. Verstaan we wat Luther met deze woorden gezegd heeft? De zogenaamde verouderde woorden in de Statenvertaling blijven de gemoederen bezighouden. Gewild of ongewild krijgt een vertaling een sacrosanct karakter. Zelfs de zorgvuldig gekozen typering ‘de meest zuivere vertaling in het Nederlands’ kan niet verhinderen dat iedere wijziging van een vertaling beschouwd wordt als heiligschennis. Nota bene heeft Luther verzucht: ‘Had elke stad maar haar eigen vertaler en ware dit boek maar te vinden in alle talen, handen, ogen, oren en harten!’ Een eigen vertaler zou zo goed mogelijk recht kunnen doen aan de nuances van de taal en optimaal kunnen bijdragen aan de verstaanbaarheid van de tekst van de Bijbel. Verstaan we nog wat de reformator bewogen heeft toen hij zijn volksgenoten de Bijbel in handen wilde geven? Luther heeft gewerkt in de wetenschap dat het verbeteren en reviseren van zijn bijbelvertaling nooit voltooid is. Voor de gebruikers van de Statenvertaling of de Herziene Statenvertaling blijft hij de luis in de pels die kritische vragen stelt: Wat doet de doeltaal met jou? Wil je werkelijk je lezers bereiken en dienen met een goede vertaling in de hedendaagse taal? De doeltaal is voortdurend in beweging, omdat het een levende taal is en de betekenis en betekenisnuances van woorden liggen niet voor altijd vast. Een goede vertaling heeft daarom per definitie een beperkte houdbaarheidsdatum. Qua intentie ligt de Bijbel in Gewone Taal die nu beschikbaar is, dichter bij de bedoelingen van Luther dan de poging om krampachtig vast te houden aan het Nederlands van vier eeuwen geleden. Wie weet kan een hernieuwde bestudering van de reformatoren bewerken dat we op dit punt over onze eigen schaduw durven heen te stappen.

Reformatie – Guido de Brès

Het ligt voor de hand dat in dit jaar de aandacht vooral uitgaat naar Maarten Luther. Tijdens diverse congressen wordt ook aandacht gevraagd voor de stemmen van anderen die zich naast en samen met Luther hebben ingezet voor het herstel van de kerk in hun dagen. Wanneer het gaat om het herdenken van hen die voor ons het geloof beleden hebben, moet in dit verband in ieder geval een van die namen genoemd worden. Woensdag 31 mei was het precies 450 jaar geleden dat Guido de Brès werd opgehangen in Valenciennes. We kennen hem vooral als auteur van het document dat we de Nederlandse Geloofsbelijdenis noemen. Deze confessie is een van de meest gezaghebbende documenten in de geschiedenis van het gereformeerd protestantisme. Redactielid prof. dr. G. van den Brink verwees nogmaals naar het tweede artikel tijdens de presentatie van zijn boek over christelijk geloof en evolutie. Aan dit boek zal zeker aandacht besteed worden in Theologia Reformata. In mijn inaugurele rede heb ik vorig jaar aandacht gevraagd voor het wetenschappelijk onderzoek naar Guido de Brès, zijn geschriften en theologie. Historisch onderzoek is nodig om het beeld dat we van De Brès hebben, scherper te krijgen. Heeft zijn manier van denken en theologiseren relevantie voor nu? Ik schrijf deze reflexen op dag 112 (5 juli) van de pogingen om een nieuw kabinet te formeren. Wanneer het gaat om De Brès’ gedachten over de overheid, beperkt zich dat doorgaans tot de gewraakte woorden in artikel 36 ‘om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, het rijk van de antichrist te vernietigen.’ In het vervolg lezen we: ‘Ieder dient voor hen te bidden, opdat de Here hen wil leiden in al hun wegen.’ Op indrukwekkende wijze heeft De Brès in het voorwoord op de confessie laten zien hoe dit gebed onder protestanten gepraktiseerd is: ‘En behalve het verborgen getuigenis van onze gewetens, zullen ook degenen, die in onze processen als rechters over ons oordelen en vonnissen, goede getuigen zijn, dat zij nooit iets in ons bemerkt hebben, dat tot ongehoorzaamheid strekte, iets tegen uwe Majesteit beraamde of de algemene rust verstoorde. Zij hebben veel meer bevonden, dat wij in onze bijeenkomsten bidden voor de koningen en vorsten der aarde en inzonderheid voor u, o genadigste Heer, en voor hen, die gij in het bestuur en de regering van uw landschappen, landen en heerschappijen gesteld hebt. Want wij hebben zowel door Gods Woord als door de voortdurende onderwijzing van onze leraars geleerd, dat de koningen, vorsten en overheden door God verordend zijn en dat wie de overheid wederstaat, de instelling Gods wederstaat en veroordeeld zal worden.’ Deze woorden zijn een blijvende aansporing om onze roeping als christenen niet te verzaken, maar voortdurend te bidden voor onze overheid, opdat hun wijsheid en inzicht geschonken zal worden. Bescherming en handhaving van de publieke orde maakt het houden van kerkdiensten mogelijk. De verschillende muziekfestivals die op zomerse zondagen op de Kerkbrink naast de Grote Kerk in Hilversum georganiseerd worden, zijn een illustratie hoe belangrijk dan een goede verstandhouding met de plaatselijke overheid is. Het is een zegen wanneer een burgemeester respectvol begrijpt dat het houden van een eredienst en het produceren van decibellen buiten de kerk elkaar niet verdragen. De berichten vanuit een land als Noord-Korea drukken ons met de neus op de feiten hoe noodzakelijk voorbede voor overheden is. Niet alleen de kerken in landen die vermeld staan op de Ranglijst Christenvervolging 2017 van Open Doors, maar ook onze eigen geschiedenis leren ons dat het allerminst vanzelfsprekend is dat we sinds 1945 ongehinderd samen kunnen komen.

Waar het gaat om de algemene kerk, de gemeenschap van de gelovigen met de ware kerk en de kenmerken van de ware kerk blijft De Brès ons een spiegel voorhouden. Een fundamenteel onderzoek naar de auteursintentie en Wirkungsgeschichte van de artikelen 27 tot en met 29 zou zeer gewenst zijn. De Brès deelt met Johannes Calvijn – een van zijn leermeesters – het verlangen naar eenheid. Twee citaten van Calvijn raken ons na bijna vijf eeuwen nog steeds: ‘De afkeer van een schisma moet bij de christenen zo groot zijn, dat zij het zover als het maar mogelijk is vermijden’, en: ‘Als wij van elkaar gescheiden zijn, zijn wij vervreemd van God.’ Ondertussen is er veel gaande in de kerken die zijn voortgekomen uit de Reformatie. Hierboven hebben we geschreven over kritiek op de prediking, maar daar hoort ook bij de kritiek op de boodschap die hoogleraren, die studenten voorbereiden op het ambt van dienaar van het Woord, uitdragen. Het thema van de eenheid brengt me bij de recente besluiten van de synode van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt met betrekking tot de openstelling van alle ambten voor vrouwen. De relatie met de zusterkerk in Canada komt onder druk te staan. De vrede en eenheid van de kerk vragen om veel wijsheid en zorgvuldigheid bij degenen die leiding hebben te geven aan de plaatselijke kerken. Tegelijkertijd heeft het besluit over de openstelling van de ambten de plannen tot fusie met de Nederlands Gereformeerde Kerken in een stroomversnelling gebracht en is er sprake van dat in 2023 een fusie tot stand kan komen. Kritische stemmen spreken zelfs over ‘de valse oecumene’. Om nog maar te zwijgen over de invloed van dit besluit op de besluitvorming met betrekking tot de Gereformeerde Theologische Universiteit. Schrijvend op het scherp van de snede is het goed om De Brès’ kenmerken van de ware kerk in herinnering te roepen: ‘… dat men zich richt naar het zuivere Woord van God, alle dingen die daarmee in strijd zijn verwerpt en Jezus Christus erkent als het enige Hoofd.’

Luther heeft de breuk met de kerk niet gezocht. De intentie was het herstel van de vervallen kerk. Ongewild is er toch een breuk gekomen, die er is tot op de dag van vandaag. Die pijn mag niet vergeten worden. Daarom gaan we op weg naar de herdenking van de Reformatie, vijfhonderd jaar geleden, en bidden we de Heer van de kerk dat Hij zal blijven waken over Zijn lichaam op aarde.

Personalia en promoties

Vrijdag 21 april sprak prof.dr. A. Huijgen in Apeldoorn zijn inaugurele rede uit, getiteld ‘Drievoudig bewogen. De innerlijke samenhang van Triniteit en Oude Testament.’ Een van zijn conclusies luidde: ‘Het is de moeite waard om energie te steken in het nauw verbinden van systematische theologie en bijbelwetenschap. De systematisch theoloog hoeft zich niet geroepen te voelen om het werk van de bijbelwetenschapper over te doen, maar zijn taakstelling gaat verder dan enkel interdisciplinaire dialoog; het gaat ook om intradisciplinaire integratie.’ We wensen hem wijsheid en kracht toe om dit verder uit te werken in zijn onderwijs en onderzoek aan de TUA en in een later stadium aan de GTU.

Diverse benoemingen hebben plaatsgevonden. Per 1 september 2017 is dr. P.M. Wisse benoemd tot hoogleraar dogmatiek voor de vestiging Amsterdam van de Protestantse Theologische Universiteit. Daarmee volgt hij prof.dr. J. Muis op, die per 1 september met emeritaat gaat. Momenteel is Wisse verbonden aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de VU als universitair docent en opleidingsdirecteur. Er is dus sprake van een interne verhuizing binnen het hoofdgebouw van de Vrije Universiteit – van de tweede verdieping gaat hij naar de eerste verdieping waar de PThU gehuisvest is. Vrijdag 23 februari 2018 hoopt hij zijn oratie uit te spreken. Eveneens aan de PThU, locatie Amsterdam, is dr. A.J. Plaisier – van 2008 tot 2016 scriba van de Protestantse Kerk in Nederland – benoemd tot universitair docent spiritualiteit. Hij zal bronnen en vormen van spiritualiteit verkennen en beoefenen met studenten en medewerkers. De Stichting voor Christelijke Filosofie heeft prof.dr. G. Buijs benoemd tot bijzonder hoogleraar christelijke filosofie aan de Faculteit der Wijsbegeerte van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Zijn benoeming gaat in op 1 september. Buijs volgt prof.dr. R. Kuiper op die thans rector is van de Theologische Universiteit Kampen. Per 1 mei is dr. S. Hiebsch aan de TUK aangesteld als onderzoeker voor ‘Luther en de geschiedenis van het (Nederlandse) lutheranisme’. Zij versterkt daarmee de onderzoeksgroep Early Modern Reformed Theology van de TUK en de TUA. Van 1 januari 2011 tot dit jaar was de zogenaamde W.J. Kooiman-J.P. Boendermaker Lutheronderzoeksplaats verbonden aan de Faculteit der Godgeleerdheid van de VU. Het is verheugend dat het Lutheronderzoek op deze wijze gecontinueerd kan worden.

Het is ook verheugend dat we hier melding kunnen maken van een viertal promoties. Op 21 april promoveerde Jermo van Nes op het onderzoek Pauline Language and the Pastoral Epistles: A Study of Linguistic Variation in the Corpus Paulinum. Het betreft een gezamenlijk doctoraatsproject (joint doctorate) van TUK en ETF Leuven. Op grond van zijn onderzoek komt Van Nes tot de conclusie dat taal niet langer als een criterium moet worden gebruikt om het auteurschap van de Pastorale Brieven vast te stellen, maar dat de discussie beter op een andere manier gevoerd kan worden. Op 2 juni vond aan de TUK de promotie van Erik van Alten plaats. De titel van zijn dissertatie luidt The Beginning of a Spirit-Filled Church. A Study on the Implications of the Pneumatology for the Ecclesiology in John Calvin’s Commentary on the Acts of the Apostles. Van Alten is afkomstig uit Zuid-Afrika en is verbonden aan het gereformeerd seminarie ERSU in Kiev. Daar heeft hij ook zijn onderzoek verricht. Centraal staat de vraag welke betekenis Pinksteren en de daarmee gepaard gaande uitstorting van de Heilige Geest hebben voor de vorming en het herstel van de kerk in Calvijns commentaar op Handelingen. Op 27 juni promoveerde aan de TUA Seongmin Ryu, voorganger van een Koreaanse gemeente in Wuppertal. In ‘Dulcissimae Carmina Ecclesiae’. Die Theologie und die Exegese des Psalmenkommentars Melanchthons heeft Ryu niet alleen Melanchthons commentaar op de Psalmen onderzocht, maar deze ook vergeleken met verschillende zestiende-eeuwse commentaren. Door de commentaren op de Psalmen met elkaar te vergelijken wordt de eenheid van de reformatorische theologie en het onderscheid met de katholieke uitleg zichtbaar. Ten slotte behaalde Joop Langhout op 30 juni aan TUK de doctorsgraad met de dissertatie De Reformatie te Gorcum, 1550-1610. Vanaf de 19e eeuw is de reformatiegeschiedenis van Gorinchem overschaduwd door het verhaal over de ‘Martelaren van Gorcum’. Langhout, zelf geboren in Gorinchem, heeft de nauwelijks onderzochte reformatiegeschiedenis van deze stad in kaart gebracht. Ik vermeld hier ook de leeftijd van de promovendus – 71 jaar. Langhout heeft gewerkt als wiskundige en informaticus. Na zijn pensioen volgde hij een tweejarige master aan de Katholieke Theologische Universiteit in Utrecht en begon daarna onder leiding van prof.dr. F. van der Pol zijn onderzoek naar de Reformatie in zijn geboortestad.

Graag feliciteer ik de gepromoveerden van harte met de afronding van hun studie en de verwerving van het doctoraat en wens hun toe dat zij hun expertise dienstbaar kunnen maken voor hun dienst in de kerk en de theologie – zowel nationaal, als internationaal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017

Theologia Reformata | 125 Pagina's

Reflexen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017

Theologia Reformata | 125 Pagina's