Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De opstanding der doden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De opstanding der doden

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alzo zal ook de opstanding der doden zyn. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt opgewekt in onverderfelijkheid; het wordt gezaaid in oneer, het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt gezaaid in zwakheid, het wordt opgewekt in kracht. Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt. 1 Corinthe 15 : 42-44.

Zaaiing en opwekking

1 Corinthe 15 biedt ons in een lange rij van personen en zaken de vrucht van de opstanding van Christus. Deze vrucht is uitteraard voor de ware gelovigen. Hier wordt niet gehandeld over de opstanding tot verderfenis voor de ongelovigen, die er ook wel degelijk zal zijn. Het is geen onschuldige zaak om van God afgevallen te zijn, om in de zonde te leven, om in ongeloof te leven. Daar zijn andere Schriftplaatsen, die daarover handelen.

Hier gaat het alleen over de gelovigen en over de zalige vrucht van Christus' opstanding uit de doden. Christus wordt als de tweede Adam gesteld tegenover de eerste Adam. Deze was gemaakt tot een levende ziel, met een lichaam uit het stof gemaakt, maar levend geworden door de ingeblazen levensadem, de ziel, de tweede Adam, Christus, is geworden tot een levend-makende Geest, Hij leefde niet alleen, maar Hij maakte ook levend. Hij heeft het leven in Zich van nature, Hij is het leven en deelt alzo het leven mede. Hij is de levensbron, de Vorst des levens, Die eeuwig leeft en ook leven meedeelt aan Zijn ganse nakomelingschap. De eerste Adam heette roodachtig naar de rode aarde, waaruit hij genomen was, de tweede Adam was de HEERE uit de hemel, was geestelijk en maakte geestelijk. Als Zijn opstanding zal ook de opstanding der Zijnen zijn.

Zelfs het begraven worden wordt dan ook een zaaiing genoemd. Dat komt nergens voor dan in de bijbel, dan in het Christendom. Geen landman denkt bij het bezaaien van zijn akker er aan dat hij op een kerkhof loopt. Integendeel: hij is veel meer bezig met zijn akker des levens. Toch is zijn akker één groot kerkhof, want elk tarwegraan sterft en ontbindt voordat het levende vrucht voortbrengt. De Heere Jezus heeft van Zichzelf gezegd — en wel tot de Grieken, die Jezus wel wilden zien —: „Indien het tarwegaan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft het alleen, maar indien het in de aarde valt en sterft, zo brengt het veel vrucht voort." Zoals Hij sterft sterven zij, en zoals Hij is opgestaan, alzo zal ook de opstanding der doden zijn.

Viermaal komt in onze tekst het woord zaaien voor. Door Christus' begrafenis en opstanding heeft het graf niet alleen haar verschrikking verloren, maar het heeft zelfs wat schoons, wat hoopvols, wat toekomstvols gekregen. De bijbel noemt de begraafplaats een akker en het Christelijk spraakgebruik noemt het een hof, een kerkhof. De lichamen worden gezaaid, gezaaid, gezaaid, gezaaid. Met wat tederheid en zorg is het lichaam van de Heere Jezus in het graf gelegd door Jozef van Aximathea en door Nicodemus. Vanwaar toch dat kostbare graf, in de rotsen gehouwen? Bij de rijken is Christus niet voor niets in hun dood geweest! Vanwaar toch dat fijne en kostbare lijnwaad? Marcus noemt het twee keer: hij kocht fijn lijnwaad en wond Hem in dat fijne lijnwaad. En Nicodemus kocht die honderd pond mirrhe en aloë, gemengd — Johannes alleen meldt de geschiedenis van Nicodemus — wederom een heenwijzing naar het duurzame en eeuwige leven. Zo geurt uit het graf de geur der eeuwigheid, de geur des levens. De akker der doden is de akker der verwachting.

Wordt nu Christus opgewekt, dan ligt daar tegelijk een band aan de opwekking der doden. Het graf is opengebroken. Reden tot Jezus' dood was de opwekking van Lazarus. Maar dat was met de jongeling van Naïn, met het kind van Zarfath in Elia's dagen, de man in Elisa's graf, die opgewekt zijn, profetie van wat de toekomst voor de kerk van Christus brengen zou. De Heere heeft het voorzegd: „Ik leef en gij zult leven." „Ik ben de opstanding en het leven, die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven."

De Heere heeft het Zelf gezegd: „De ure komt en is nu, dat de doden zullen horen de stem van de Zoon Gods, en die ze gehoord hebben zullen leven." Daarom is het kerkhof, de akker der doden, het land van de toekomst. Het graf is verslonden, ja, maar het is verslonden tot overwinning. De dood heeft zijn prikkel verloren en de hel haar overwinning. Daarom is het, dat wij onze doden begraven, zaaien in de aarde, omdat zij rusten op hun slaapsteden tot de morgen, de morgen der verrijzenis. Daarom geven wij onze doden niet over aan het vuur der vernietiging, maar zaaien wij het tot de opstanding.

Wat het lichaam was

„Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid, het wordt gezaaid in oneer, het wordt gezaaid in zwakheid, een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid." Laat ons volernstig beschouwen wat de zonde in de dood heeft teweeggebracht, opdat de heerlijkheid van Christus' opstanding en Zijn opwekking van de Zijnen te heerUjker schitteren. Gelijk de tekst dat doet!

Het graf en de dood zijn voor ons de oorzaken van verschrikking. De dood wordt wel teniet gedaan, maar dan toch als de laatste vijand. Het lichaam wordt gezaaid in verderfelijkheid. Daar is doorgaans al zoveel verdorven aan de mens, voordat hij sterft. Denkt eens aan de aftakeling van de oude mens: als de jaren gaan tellen, als de jaren gaan wegen, dan worden die door de vensters zien verdonkerd, het gezichtsvermogen wordt verzwakt, dan wordt het gehoor minder aan de ene kant, dan wordt men anderzijds wakker op de stem van het vogeltje, de slaap wordt lichter, de slapeloosheid groter, de wachters des huizes gaan beven, de handen gaan beven, de sterke mannen (de benen) gaan krom worden, de maalsters, de tanden, gaan stilstaan, de lust vergaat, de begeerten, zeker naar goede en hogere dingen, vergaan, het geheugen neemt niets meer op. Als de ouderdom komt met ziekten en gebreken, dan werkt reeds stil vooruit de verderfelijkheid. Sterft iemand dan, dan wordt zijn lichaam gezaaid tot verderfelijkheid.

Dan zet in de aarde die ontbinding, dat vergaan, snel door.

Zo wordt de begrafenis, dat zaaien in de aarde voor de afgetakelde, de onttakelde mens toch wel een oneer. Wij noemen een liefdevolle, een piëteitsvolle begrafenis een eervolle begrafenis, maar die is toch voor de mens, die voor het leven geschapen was, maar een afleggen van alle eer. Paulus heeft wel gelijk, als hij zegt als iemand gelegd wordt in het stof des doods: het lichaam wordt gezaaid in „oneer". Oneer is het om tot stof te moeten wederkeren!

Het lichaam wordt gezaaid in zwakheid. Wat neemt de kracht snel af als iemand oud wordt, maar evenzeer als iemand in jonger jaren in zijn gezondheid wordt getroffen. Waar blijven de krachten, die iemand ontwikkelde als hij van kind tot jong mens en van jong mens tot de volwassenheid opgroeide, als ziekte en gebrek iemand overviel. De sterkste blik in de ogen verflauwt als de koortsen iemands krachten ondermijnen, wat is na enkele dagen van ziekte iemands staan, iemands gaan wankel geworden, de kracht in iemands hand gebroken, wat is de klank van iemands stem tot een nauw hoorbaar fluisteren verworden. Als iemand sterft dan slaat de laatste kracht ineen, het oog breekt, de stem zwijgt, de adem stokt, voet en hand weigeren de laatste dienst. Waarlijk, als iemand sterft, dan is alle kracht vergaan en hij wordt weggedragen, zonder enige weerstand, in zwakheid wordt zijn lichaam gezaaid.

Een natuurlijk lichaam wordt er gezaaid. Adam werd geschapen uit het stof der aarde. Roodachtige aarde, waaruit hij gemaakt werd en God blies hem zijn levensadem in, zodat Adam werd tot een levende ziel. Dit lichaam van de mens is ook wel genoemd een dierlijk lichaam, zoals u in de Kanttekeningen kunt lezen, omdat het menselijk lichaam naar de substantie aan dat van de dieren enige gelijkheid had. Die ziel droeg het beeld Gods, dat verloren ging met de zondeval. En wat er nu van een mens gezaaid wordt in de aarde, dat noemt de Schrift een natuurlijk lichaam, Dat is geheel en al met de natuur verweven: stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren. En dat geldt nu ook van een christen. Ook die moet sterven. Enerlei wedervaart de rechtvaardige en de onrechtvaardige. En toch groot verschil, het lichaam van een christen wordt wel gezaaid in verderfelijkheid, in oneer, in zwakheid, als een natuurlijk lichaam, maar dan toch gezaaid. Gezaaid tot een opstanding, waarin een christen zich principieel onderscheidt van een wereldling. Daarvoor ging Christus hem voor in het graf, opdat dat ook voor hem geheiligd werd, geheiligd en geopend.

Gedenk, o HEER', hoe zwak ik ben, hoe kort [van duur; Het leven is een damp, de dood wenkt ieder uur;

Zou 't mensdom dan vergeefs op aarde zijn [geschapen? Wie leeft er, die de slaap des doods niet eens [zal slapen?

Wie redt zijn ziel van 't graf? Ai, help ons als [te voren, Gelijk Gij bij Uw trouw aan David hebt gezworen.

Wat het lichaam wordt

„Alzo zal ook de opstanding der doden zijn. Het lichaam wordt opgewekt in onverderfelijkheid; het wordt opgewekt in heerlijkheid; het wordt opgewekt in kracht, een geestelijk lichaam wordt er opgewekt."

Zo zeker als de Heere Jezus opgestaan is uit de doden, zo zeker zullen ook de doden opstaan, ten kwade of ten goede, al naardat zij gedaan hebben, hetzij kwaad, hetzij goed. Nu hebben wij het over de opstanding ten goede. Onze tekst klinkt als een eed, als een profetie: „Alzo zal de opstanding der doden zijn!" Daar kunt ge gewis op rekenen. En let u dan eens op hoe het de rechtvaardigen gaan zal. Zij zullen eerst opstaan en van allen gezien worden. Dan zal het graf haar doden wedergeven. Dan zal de zee haar doden wedergeven. Dan zal de hel haar doden wedergeven. En aller oog zal dat zien.

En aller oog zal de rechtvaardigen zien en zal hen herkennen en zal hen erkennen: als rechtvaardigen — in Christus. Men zal ze zien in grote heerlijkheid. Dan zal blijken, dat het niet te vergeefs was God te dienen.

In grote heerlijkheid: Opgewekt in onverderfelijkheid. Zonder vlek en zonder rimpel. Daar geen kreupele, geen verouderde, geen vergrijsde, geen verblinde, geen dove. In een lichaam waar alle verderf van zal zijn weggevaagd en tot in eeuwigheid van zal worden weggehouden. Daar zal geen tand uitvallen, daar zal geen oog verdonkeren, daar zal geen hand verdorren, daar zal niet de minste geheugenstoornis zijn. Onverderfelijk!

Zij zullen opgewekt worden in heerlijkheid. Het staat er in het enkelvoud. Daar zal de Heere aan elk een eigen heerlijkheid geven. Verschillend als de sterren, maar als de sterren, elk met een eigen volle mate van heerlijkheid. De leraars, let wel de leer-aars, zullen daar blinken als het uitspansel, en die er velen gerechtvaardigd zullen hebben als de zon. Opgewekt in heerlijkheid, elk van Gods volk, elk christen, met een eigen en aparte heerlijkheid.

Zij zullen opgewekt worden in kracht. Dat zal een kracht zijn, om daar volmaakt en eeuwig God te dienen op de plaats van God beschikt, tot de taak van God beschikt. Daartoe eeuwig bekwaam, eeuwig vaardig, eeuwig volijverig. Met volle kracht van oog, van oor, van tong, van hand, van voet, van verstand en geheugen. En dat elk verscheiden, naar zijn ras, naar zijn geslacht, naar zijn aard, naarr zijn bijzondere aanleg en roeping. En dat eeuwig naar Christus' beeld, door Gods Geest geleid en tot Góds eer. Met volle kracht van heel zijn lichaam, met heel zijn ziel, met al zijn zinnen.

En ten slotte: niet meer met een natuurlijk, maar met een geestelijk lichaam. Dat wil niet zeggen, dat het lichaam niet precies hetzelfde zal zijn. „Dit mijn vlees", zegt Job. Dit lichaam, dat in de grafkuil daalde. Dit lichaam, dat herrees. Maar dat aan dat van Christus gelijk. Een volkomen lichaam, voor alle eeuwigheid bestand, tot alle eeuwig werk bekwaam en dat doorwoond\van de Heilige Geest. Tot alle geestelijke arbeid volmaakt toegerust. Dat zullen mensen zijn van vlees en bloed, zoals zij geschapen werden, zoals Christus ze kocht, maar op geen manier meer vleselijk, verkocht onder de zonde, maar geestelijke mensen, om die God te dienen, die een Geest is, om met de engelen om te gaan, die gedienstige geesten zijn, om met alle de heiligen om te gaan uit Oud en Nieuw Testament, uit de kerk, heel de kerk der eeuwen. Geestelijke mensen, om God te dienen in geest en in waarheid.

Zult u daar ook bij zijn? Bent u ook zo'n geestelijk mens geworden? Dat zijn die alleen, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Dat zijn diegenen, in wie de Geest van Christus woont, wederbarend, inspirerend, in hen en met hen getuigend, dat zij kinderen Gods zijn.

S.

W. L. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 juni 1976

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

De opstanding der doden

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 juni 1976

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's