Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN STAAT IN GROOT-BRITTANNIË TIJDENS DE 16E EN 17E EEUW -1-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN STAAT IN GROOT-BRITTANNIË TIJDENS DE 16E EN 17E EEUW -1-

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Het is ons voornemen om een drietal artikelen over dit onderwerp te publiceren. In dit eerste artikel willen we ingaan op de Reformatie in Engeland gedurende de zestiende eeuw, in een volgend artikel op de Reformatie in Schotland gedurende de zestiende eeuw, terwijl we in het derde en laatste artikel de Reformatie gedurende de zeventiende eeuw in zowel Engeland als Schotland willen bezien. De reden dat we in dit laatste artikel Engeland en Schotland tezamen nemen, is dat vanaf 1603 de beide koninkrijken door één en hetzelfde koningshuis werden geregeerd.

John Wyclif

Wanneer we het nu willen hebben over het ontstaan en voortbestaan van de Reformatie in Engeland, dan kunnen we niet om de bekende John Wyclif heen. Hij immers wordt beschouwd als een van de belangrijkste voorlopers van de Hervorming in Engeland.

Wyclif (± 1320 - 1384) was in zijn leven predikant te Lutterworth, een dorpje niet ver van de stad Oxford verwijderd. Daarnaast was hij aan de bekende universiteit van Oxford ook een tijdlang hoogleraar.

Wyclif keerde zich vooral aan het einde van zijn leven krachtig tegen tal van misvattingen die in de roomse kerk heersten. Zo veroordeelde hij scherp het feit dat de koning en de regering van Engeland in staatszaken geacht werden verantwoording en belasting schuldig te zijn aan de paus van rome. Wyclif erkende op zich wel het primaat van de paus, maar niet op het staatkundig terrein. Dat behoorde volgens hem de koning en regering toe.

Overigens achtte hij het ook een taak van de koning om reformerend op te treden inzake de kerk als haar dienaren hun geestelijke plichten verzaakten en hun macht misbruikten om aardse macht en goederen te verwerven 1 '. "Wanneer een geestelijke zijn ambt verwaarloost, is hij een landverrader, dien de koning ter verantwoording" behoort te roepen, zo schreef hij in zijn boek De Officio Regis (De eigenlijke regeerders) 2 '.

Zijn zendings- en vertaalarbeid

Geconfronteerd met de grote onkunde onder de mensen inzake God en Goddelijke zaken en het feit dat rondtrekkende bedelmonniken niet aflieten de mensen te bedriegen en te verleiden, ging Wyclif er toe over om predikers, zowel geestelijken als leken, twee aan twee onder het Engelse volk uit te zenden. Deze 'poor priests' (arme priesters), die door de paus smalend 'Lollarden' (Psalmzingers) werden genoemd, begaven zich barrevoets in een hoogst eenvoudige kleding en met een staf of stok in de hand op weg. Zij leefden van de aalmoezen die zij kregen. In iedere stad of dorp waar zij kwamen, predikten zij op het marktplein, in het veld of op het kerkhof, of soms zelfs in de kerk, voor het volk dat zich daar verzameld had. Met het oog op deze zendingsarbeid en ook omdat het gezag van de Heilige Schrift in Wyclifs leer en leven steeds meer in het middelpunt kwam te staan, zette hij, grotendeels zelf, de Bijbel vanuit de Latijnse Vulgata in de Engelse volkstaal over. Vervolgens werden hiervan afschriften gemaakt, die door de rondtrekkende predikers werden meegenomen en uitgedeeld.

Dit was natuurlijk geheel tegen de zin van rome, die het volk juist dom wilde houden. Graag zouden ze hem en zijn volgelingen dan ook gedood hebben, maar daarvoor kregen ze de kans niet omdat de koning Edward III (1312-1377) en het parlement hem en zijn volgelingen beschermden. Wel gelukte het aan zijn vijanden om hem zijn hoogleraarschap te ontnemen, maar de voortgang van zijn zendings- en predikarbeid kregen zij niet gestuit.

Tal van roomse misbruiken door hem aan de kaak gesteld!

Door het voortdurend en nauwkeurig onderzoeken van de Heilige Schrift ontdekte Wyclif steeds meer dwalingen en misbruiken in de roomse kerk. Deze boekstaafde hij onder meer in zijn werk Trialogus. Zo richtte hij zich bijvoorbeeld tegen de heiligen- en relikwieënvere-

ring en wees hij de beeldendienst, de aflaten, de mis en het celibaat (de verplichte ongehuwde staat van de roomse geestelijken) van de hand. Roomsen klaagden hem daarom aan bij de paus, van wie hij tot tweemaal toe een bevelschrift ontving om voor hem te verschijnen, maar beide keren weigerde hij te komen.

Toen Wyclif in 1379 ernstig ziek werd en iedereen dacht dat zijn einde nabij was, juichten de roomsen. Enkele roomse geestelijken bezochten hem in de hoop dat zij hem, liggend voor de poorten van de dood, tot berouw en herroeping konden bewegen. Maar geheel verzwakt en vermagerd richtte hij zich, geholpen door een medestander, even op en zei, terwijl hij met een doordringende blik hen aankeek: "Vertrekt, gij leugenprofeten, ik zal niet sterven, maar leven; en ik zal de wereld opnieuw de kwade praktijken van de monniken bekend maken"! Wat hij gezegd had, geschiedde. Hij herstelde van zijn ziekte en heeft nog ruim vier jaar onder zijn volk mogen arbeiden.

Enkele tientallen jaren na zijn dood in 1384 werden zijn volgelingen door de toenmalige koning van Engeland meedogenloos als ketters vervolgd. Deze vervolgingen konden echter het gestrooide zaad van het Goddelijke woord niet meer vernietigen. Onmiskenbaar heeft Wyclifs arbeid er toe bijgedragen dat ruim honderd jaar later de Hervorming in Engeland kon doorbreken.

Hendrik VIII en de breuk met rome

De vorst onder wiens bewind de radicale breuk met het pausdom plaatshad, was koning Hendrik VIII. Deze vorst, die van 1509 tot 1547 over Engeland regeerde, was aanvankelijk getrouwd met Catharina van Aragon, de weduwe van zijn oudere broer Arthur en de tante van de machtige Duitse keizer, Karei V. Voor het genoemde leviraatshuwelijk, dat in die tijd op grond van het Oude Testament (Lev. 20:21) als niet geoorloofd werd beschouwd, had de paus hem speciaal toestemming gegeven. Het bracht hem echter niet wat hij wenste: een zoon als troonopvolger. Na verloop van tijd wilde hij zich daarom van Catharina ontdoen en trouwen met de hofdame Anna Boleyn. Uit vrees voor keizer Karei V, die zijn tante niet vernederd wilde zien, wilde paus Clemens VII zijn medewerking echter niet geven aan Hendriks verzoek tot ontbinding van zijn huwelijk. Niet van zins zich hierbij neer te leggen, ontsloeg Hendrik daarop zijn rechterhand in staatszaken en tevens de hoogste pauselijke gezant in Engeland, Thomas Wolsey. Vervolgens benoemde hij als aartsbisschop en kerkelijk opperrechter de hervormingsgezinde geestelijke Thomas Cranmer (1489-1556)!

Tevens werd bij parlementsakte (februari 1533) het beroep op rome verboden en bepaald dat in de zaken van huwelijken en testamenten, in hoogste instantie, niet door rome maar door de Engelse kerkelijke autoriteiten zou worden beslist. Cranmer verklaarde daarop uit hoofde van zijn functie het huwelijk met Catharina voor onwettig en met Anna Boleyn wettig. De paus daarentegen verklaarde juist het huwelijk met Anna Boleyn voor onwettig. Een en ander leidde er uiteindelijk toe dat het parlement de zogenaamde 'suprematiewet' uitvaardigde (1 november 1534) waarbij de paus zijn macht over de Engelse kerk geheel werd ontnomen en de koning tot aards hoofd van de Engelse kerk aangesteld, tot groot ongenoegen van de paus. De paus deed koning Hendrik VIII daarom in de ban, maar dit had weinig effect meer. De breuk met rome was een feit! En die kloof werd nog groter toen koning Hendrik enkele jaren later alle kloosters, die de laatste machtsbasis van de paus in Engeland vormden, ophief en hun bezittingen vermaakten aan de kroon, aan de landadel en de eigenerfde boeren.

Hendrik VIII: geen Reformatie in leer en leven!

Hoewel koning Hendrik VIII dus het middel was tot verlossing van Engelands kerk vanonder het paapse juk, hervormingsgezind was Hendrik VIII evenwel niet. Zo publiceerde hij zelfs in 1521 een strijdschrift

tegen Luther, hetgeen hem toen geen klein schouderklopje van de paus opleverde. En later, toen hij al volop verwikkeld was in zijn strijd tegen de paus, bleek zijn antipathie tegen de Hervorming uit het feit dat op zijn aandrang de bekende Bijbelvertaler William Tyndale (1480-1536), toen werkzaam in en vanuit de Zuidelijke Nederlanden, te Vilvoorde bij Brussel gevangen werd genomen en aldaar op 6 oktober 1534 als ketter verbrand. Deze Tyndale had zelf het Nieuwe Testament vanuit het Grieks in de Engelse volkstaal overgezet en in Duitsland laten drukken. Ondanks alle verboden werden daarvan vanaf maart 1526 relatief grote aantallen in Engeland verspreid en door velen gelezen. Dit bleef onder de bedauwing van Gods Geest niet ongezegend. Tot ongenoegen van koning Hendrik VIII en veel geestelijken bleef het aantal aanhangers van de 'nye leer' alsmaar stijgen. Het was waarschijnlijk om die reden dat Hendrik VIII op het einde van zijn leven het verbod dat leken de Bijbel niet zelfstandig mochten lezen en onderzoeken, nogmaals herhaalde 3 '.

Hendrik wenste als opperhoofd van de kerk, die na de breuk met rome 'Anglicaanse kerk' heette, beslist geen verandering in leer en leven. Aanvankelijk had het er wel op geleken dat onder invloed van de al eerder genoemde Thomas Cranmer en de eveneens hervormingsgezinde bisschop van Worchester, Hugh Latimer (1492-1555), de leer van deze kerk zich langzaam maar zeker in reformatorische richting ontwikkelde, maar deze ontwikkeling was abrupt de pas afgesneden toen de koning onder druk van de roomsgezinde factie in 1539 het beruchte, uit zes artikelen bestaande 'Bloedige Statuut' uitvaardigde waarin respectievelijk de transsubstantiatie, de communie zonder kelk, het celibaat, de kuisheidsgelofte, de oorbiecht en de privaatmissen geproclameerd werden en bepaald werd dat eenieder die de transsubstantiatie loochende of een van de andere artikelen bestreed, met de vuurdood moest worden gestraft. Dit leidde tot bloedige vervolgingen van de protestanten.

Cranmer boog zich in dezen uiteindelijk onder de onverzettelijke wil van de koning, hij liet al wat hij in leer en leven met betrekking tot de Hervorming had bereikt en voorgestaan, tijdelijk varen. In overeenstemming met het nu voorgeschreven celibaat liet hij zich zelfs van zijn vrouw scheiden! Cranmers geweten was kennelijk (nog) niet, zoals dat van Luther, gevangen binnen de palen van Gods Woord. Latimer daarentegen toonde zich terecht veel minder plooibaar, hij besloot namelijk vanwege de invoering van dit onreformatorische 'Bloedige Statuut' zijn bisschoppelijk ambt neer te leggen!

Edward VI

Van de kinderen die uit het huwelijk van Hendrik VIII met Catharina van Aragon geboren werden, bleef slechts een dochter in leven, Maria Tudor. Ook uit Hendriks huwelijk met Anna Boleyn verkreeg hij een dochter, Elizabeth, genaamd. Maar Hendrik VIII moest en zou een zoon als troonopvolger hebben. Daarom ontdeed hij zich in mei van het jaar 1536 weer van zijn vrouw Anna Boleyn en hertrouwde met de protestantse Jane Seymour. Uit dit huwelijk werd hem algauw een zoon geboren, Edward. Deze volgde hem direct na zijn dood in 1547 als Edward VI op. Edward was toen nog maar negen jaar oud. Tijdens zijn minderjarigheid regeerde voor hem zijn oom, de hervormingsgezinde hertog van Somerset, terwijl aartsbisschop Thomas Cranmer hem opvoedde. Cranmer zag toen zijn kans schoon om zijn, door koning Hendrik VIII onderdrukte, hervormingsstreven thans met de hertog van Somerset krachtig door te zetten. De wetten tegen de Lollarden werden opgeheven en het 'Bloedige Statuut' buiten werking gesteld. Daarmee eindigde de bloedige vervolgingen van de protestanten. Ook werden zij die om het geloof in de kerker zaten, bevrijd. Waren tijdens de regering van Hendrik VIII velen om het geloof naar het Europese vasteland gevlucht, nu keerden de rollen om. Vele protestanten vluchtten nu vanwege de vervol-

gingen op het vasteland naar Engeland. Zo herbergde Londen tijdens de regeringsperiode van Edward VI bijvoorbeeld een vrij grote Nederlandse vluchtelingengemeente. Deze vluchtelingen hadden een positieve invloed op de Hervorming in Engeland.

Tijdens de regeerperiode van Edward VI werden in de Anglicaanse kerk veel hervormingen doorgevoerd. Zo werd het Heilig Avondmaal voortaan op calvinistische wijze gevierd, het celibaat voor de geestelijken afgeschaft en de beelden uit de kerken verwijderd. Wel bleef de koning het hoofd van de kerk. Ook bleef het bisschoppelijke of episcopale stelsel van de kerkregering bestaan.

In juni 1549 werd in de Anglicaanse kerk een algemeen gebedenboek ingevoerd dat tijdens de Godsdienstoefeningen gebruikt moest worden. Dit boek ademde slechts ten dele de geest van de Hervorming. Op aansporing van Calvijn begon Cranmer daarom algauw, tezamen met de naar Engeland gevluchte protestantse theologen zoals Petrus Martyr Vermigli (1500-1562), Johannes a Lasco (1499-1560) en Martin Bucer (1491- 1551) en enkele Engelse Hervormers, te werken aan een herziening van dit boek. De eerste herziening verscheen in 1552. Mede ook op advies van de Schotse Hervormer John Knox waren daarin diverse aanpassingen in calvinistische zin aangebracht.

In 1553 werd op des konings last ook een 42 artikelen tellende geloofsbelijdenis ingevoerd waarin de noodzakelijkheid en genoegzaamheid van de Heilige Schrift en de rechtvaardiging door het geloof alleen beleden werden.

Hoewel de invoering van een en ander niet zonder tegenstand geschiedde, wees alles erop dat Gods kerk in Engeland onder de veelbelovende koning Edward VI een tijd van grote bloei tegemoet ging. Koning Edward was nog jong, zodat hij naar de mens gesproken nog vele jaren de scepter over Engelands troon zou zwaaien. Maar God beschikte anders!

Maria 'de bloedige'

Tot grote ontsteltenis en droefheid van de Engelse protestanten stierf op 6 juli 1553 Edward VI op de jeugdige leeftijd van 16 jaar. Zelf had hij op voorstel van anderen bepaald dat niet de pausgezinde Maria Tudor (1516-1558), die als oudste dochter van Hendrik VIII de meeste aanspraken op de troon maakte, hem zou opvolgen, maar zijn nicht, de Godvrezende Johanna Gray. En zo gebeurde het. Het parlement wees haar, tegen haar zin overigens, als opvolgster van Edward VI aan.

Zij regeerde slechts negen dagen. Toen koos het parlement onder druk van het volk - dat bevreesd was voor de kroonaspiraties van de bij het volk weinig geliefde schoonvader van Johanna - en tegen de gegeven trouwbeloften aan Johanna in alsnog voor de fel roomse Maria.

Maria had de indruk gewekt verdraagzaam te zullen zijn tegenover de protestanten, maar na haar kroning bleek al spoedig het tegendeel waar te zijn. Zij, die in het huwelijk trad met de onder andere in Nederland beruchte Filips II van Spanje, achtte zich door God geroepen om de Engelse kerk te zuiveren van de smet der Reformatie. Alle hervormingsmaatregelen die onder Edward VI waren genomen, liet zij herroepen. Vooraanstaande hervormingsgezinde mannen als Thomas Cranmer, Hugh Latimer en Nicolas Ridley belandden al snel in de gevangenis. In de plaats van Cranmer werd de pauselijke gezant Reginald Pole (1500-1558) tot aartsbisschop van Canterbury benoemd. Hierdoor kwam de Engelse kerk weer onder het gezag van de paus te staan. Verder begon Maria de protestanten fel en bloedig te vervolgen. Velen vluchtten naar het vasteland van Europa. Honderden lieten hun leven op de brandstapels. Niet voor niets ging Maria de geschiedenis in als Maria 'de bloedige'! Ook de vooraanstaande hervormingsgezinde mannen Cranmer, Latimer en Ridley werden tot de brandstapel veroordeeld. De beide laatstgenoemden, die tegelijk verbrand werden, mochten tot roem van Gods genade staande blijven in de ure van beproeving. Cranmer daarentegen ondertekende helaas op aandringen van

zijn zich zo vriendelijk voordoende roomsgezinde vijanden een verklaring waarin hij zijn vroegere leringen herriep. Dit tot grote blijdschap van rome! Maar ondanks zijn herroeping werd in het geheim besloten om hem toch te doden. Wreed zijn de barmhartigheden der goddelozen!

Op de dag dat Cranmer verbrand zou worden, moest hij, zo werd bepaald, eerst in het openbaar zijn vroegere leerstellingen herroepen. Maar toen gebeurde wat eigenlijk niemand verwacht had. Plechtig verklaarde Cranmer in het openbaar dat het hem zeer smartte dat hij schriftelijk zijn vorige leringen herroepen had en zei daarbij: "Mijn hand, die tegen mijn overtuiging gezondigd heeft, moet het eerst gestraft worden. Wanneer ik op de brandstapel kom, moet zij het eerst branden"! En zo geschiedde. Toeschouwers zagen dat hij, staande op de brandstapel, zijn rechterhand bewust het eerst in de vlammen stak, terwijl hij herhaaldelijk riep: "deze onwaardige rechterhand"! Zijn laatste woorden waren: "Heere Jezus, ontvang mijn geest"! Zo stierf de wankelmoedige toch nog als een held 4) !

Maria 'de bloedige' was tevreden. Zij had zich gewroken op de man die haar moeder zo vernederd had door het huwelijk tussen haar moeder, Catharina van Aragon, en koning Hendrik VIII te ontbinden. Maar niet lang daarna, in 1558, stief zij zelf, zonder kinderen na te laten. God sprak, nadat zij vijfjaar geregeerd had: "Tot hiertoe en niet verder"!

Elizabeth

Maria werd opgevolgd door haar zevenendertig)'arige ongehuwde halfzuster Elizabeth, dochter van Hendrik VIII en Anna Boleyn. Aanstonds werden de geloofsvervolgingen gestaakt en de om het geloof in de gevangenis kwijnende protestanten vrijgelaten. Veel naar het vasteland gevluchte protestanten keerden naar Engeland weder. De welvaart herleefde. Verder werd onder het bewind van koningin Elizabeth de positie van de Anglicaanse kerk hersteld, wat inhield dat de paus het oppergezag over de Engelse kerk weer opgezegd werd en de koningin als hoofd van de Engelse kerk erkend werd. Ook het algemene gebedenboek werd, nadat enkele kleine wijzigingen daarin waren aangebracht, weer voorgeschreven voor gebruik in de Godsdienstoefeningen.

Hoewel in het algemeen gezien de Hervorming in Engeland gedurende de eerste tiental jaren van Elizabeths regering grote vooruitgang boekte, bereikte de hervorming van de kerk onder haar bewind toch nauwelijks de hoogte waarop zij onder Edward VI had gestaan. Van een moedig en doortastend uit de weg ruimen van de overblijfselen van het pausdom in de kerk was bij Elizabeth geen sprake. Bij te nemen kerkelijke maatregelen tot hervorming hield zij steeds in het oog dat de Godsdienstoefeningen zo ingericht bleven dat én protestanten én anglicanen én roomsgezinden eraan konden deelnemen. Een en ander gaf onvrede bij het hervormingsgezinde deel van de kerk. In die tijd werden zij die de overgebleven roomse gewoontes en gebruiken, zoals het dragen van voorgeschreven liturgische gewaden door de geestelijken, al dan niet met tegenzin aanvaardden, 'conformisten' en zij die deze consequent afwezen 'non-conformisten' genoemd. Het alsmaar laten voortbestaan van de genoemde roomse overblijfselen dreef uiteindelijk een deel van de 'nonconformisten' uit de Engelse staatskerk. Zeer tegen de zin van koningin Elizabeth kwamen deze puriteinen voortaan in conventikels samen en/of belegde 'afgescheiden' kerkdiensten. Om die reden liet koningin Elizabeth hen van tijd tot tijd vervolgen, al waren die vervolgingen lang niet zo heftig als onder Maria de Bloedige.

Gingen de door koningin Elizabeth aangebrachte veranderingen in de Anglicaanse kerk ten gunste van de Reformatie de hervormingsgezinden niet ver genoeg, naar de mening van rome gingen zij al veel te ver. Naarstig zocht rome dan ook naar wegen om de Engelse kerk in haar schoot terug te brengen. Toen de paus zijn hoop dat de roomse Schotse koningin Maria Stuart, die getrouwd was met koning Frans II van Frankrijk, met behulp van haar man de Engelse troon zou veroveren, vervlogen zag, deed hij koningin Elizabeth in de ban. Menige aanslag werd vervolgens vanuit Rome, Frankrijk en Spanje op haar leven en daarmee op de troon van Engeland beraamd. Voor Engeland werd de Spaanse dreiging zelfs heel acuut toen Filips II in 1588 zijn als onoverwinnelijk beschouwde Armada richting Engeland deed uitvaren. Na verovering van Engeland zou deze vloot de Nederlanden moeten aandoen om zo in één klap het protestantisme de genadeslag toe te brengen. Een woeste storm deed echter het grootste deel van de Armada verloren gaan. "God blies en zij werden teruggedreven", zo liet koningin Elizabeth in het Latijn op een gedenkpenning slaan. Gelijk de brandende braambos die desondanks niet verteerde, hield God Zijn kerk in stand, hoe de vorst der duisternis ook woedde!

In 1603 stierf de ongehuwde koningin Elizabeth, die in

haar leven verscheidene malen ons land geholpen en begunstigd had. Met haar eindigde de tak van de Tudors. Vanaf toen kwam Engeland en Schotland onder één koning te staan in de persoon van Jacobus I. Maar daarover Deo volente meer in onze derde aflevering, terwijl we in onze tweede aflevering de Reformatie in Schotland tot aan de regeerperiode van koning Jacobus I zullen bezien.

Noten:

1) R. Bisschop, "Geschiedenis van het puritanisme", in: Het Puritanisme. Geschiedenis, theologie en invloed, 2001, p. 21 2) J.Th. de Visser, Kerk en Staat, dl. 1, 1926, p. 396 3) Bisschop, a.a., p. 25 4) F. van Holten, Engelse Geloofsgetuigen, 1990, p. 23

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 2001

In het spoor | 40 Pagina's

KERK EN STAAT IN GROOT-BRITTANNIË TIJDENS DE 16E EN 17E EEUW -1-

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 2001

In het spoor | 40 Pagina's