Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Beste Jongelui!

Waar een mens al niet mee zitten kan.

Deze gedachte kwam bij mij op, toen ik van de reeds eerder genoemde vijf en twintigjarige in zijn brief las, dat hij ook nog een vraag had, naar aanleiding van overlijdensadvertenties. Jullie weten wel, dat zijn berichten in de krant, waarin kennis gegeven wordt van het overlijden van een geliefde vader, moeder, man, vrouw, zoon of dochter, of in welke betrekking men ook tot de overledene heeft gestaan, al naar het voorkomt. Nu is het goed, dat men ook als een jong mens aandacht geeft aan dergelijke berichten. En dan zal het jullie opvallen, dat het niet alleen oude mensen zijn, die sterven, maar dat dit gebeurt op alle leeftijden. Hoe menigmaal komt het niet voor, dat je leest van jongens en meisjes beneden de 20 jaar of nauwelijks daarboven, dat ze door een ongeval of na een langere of kortere periode van meer of minder ernstig ziek zijn, zijn gestorven. Ik hoop, lieve vrienden, als jullie zo iets lezen, dat je het dan niet zonder meer voor kennisgeving aan zult nemen, maar je eens de vraag zult stellen: Als ik dat nu eens geweest was, hoe zou het dan met mij gegaan zijn?

Want ik ga er van uit, dat jullie allemaal nog geloven, dat het met de dood niet afgelopen is. O zeker, er zijn er ontzaglijk veel, en het getal groeit met de dag, die dat zichzelf en anderen proberen wijs te maken. Het is ook opmerkelijk dat er tegenwoordig op alle mogelijke wijze over de dood geschreven wordt. Men doet dat heel bewust, om de mens eens niet in de bijbel zou hebben gestaan, met de dood vertrouwd te maken, om de verschrikking van de dood weg te nemen. Sterven, zo zegt men dan, is helemaal niet erg. Je moet er naar toe groeien. En als je het zo ver hebt weten te brengen, kan het in vele gevallen een verlossing betekenen, namelijk van het lijden en de ellende, die men hier beleven moet. Daar staat dan een punt achter. Je weet van niets meer. Je bent het leven uit, en daarmee is het afgelopen.

Als dat waar zou zijn, dan zou het leven de moeite van het leven niet waard wezen. Want het leven geeft heel veel teleurstellingen, moeiten en verdrietelijkheden. En als ik dat nu allemaal mee moet maken, als dat nu „de inhoud” van het leven is, waar leef ik dan eigenlijk voor? Doch de meesten komen helaas met hun vragen niet eens zo ver. Men leeft van de ene dag in de andere. En als men van de vorige dag z’n roes uitgeslapen heeft, dan verwacht men dat de dag, die men is ingetreden, weer minstens evenveel plezier (?) zal opleveren, als zijn voorganger. Het is dan leven uit de aloude mentaliteit van: Laten we eten en drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij. Heel plat gezegd: We gaan dan toch dood en dan is er niets meer te halen, niets meer te beleven.

Ik behoef jullie natuurlijk niet te zeggen, als men uit een zodanige geesteshouding leeft, hoe ontzettend dit is. Want men bedriegt zichzelf dan voor een nimmer eindigende eeuwigheid. De bijbel toch leert ons, dat het de mens gezet is om eenmaal te sterven en daarna het oordeel. Dat wil zeggen: de mens sterft maar eenmaal. Hij sterft geen twee keer. Als dat het geval zou zijn, dan kon men na één keer gestorven te zijn, het nog eens over doen, het nog één keer beter proberen te doen. Maar dat is niet mogelijk. Als men eens gestorven is, dan komt het oordeel. En dat oordeel is een alles beslissend oordeel. God is in dat oordeel de Rechter. Op dat oordeel is geen hoger beroep mogelijk. We kunnen deze Rechter ook geen rad voor de ogen draaien. Dat is hier op aarde nog mogelijk. Er zijn misdadigers, die veroordeeld hadden moeten worden, doch die de rechter konden misleiden, zodat zij wegens gebrek aan bewijs moesten worden vrijgesproken. Doch, als men voor God komt te staan is dat niet mogelijk. Want Hij is een alwetend God. De dingen, die in het meest verborgene van ons leven gebeurd zijn, zijn Hem bekend. Gedachten, die nooit door ons zijn uitgesproken, staan bij God, als in een gedenkboek, opgetekend. En wanneer dit zondige gedachten geweest zijn, staan ze als schuld aangetekend. We moeten dan alles verantwoorden. Als jullie aan deze dingen denken, dan mag echt de vraag wel in jullie hart oprijzen: Zo Gij in ’t recht wilt treden, O Heer’ en gadeslaan, Onz’ gerechtigheden, Ach wie zal dan bestaan?

Dan kan niemand die leeft bestaan voor God. Oude zondaren niet. Maar jonge zondaren ook niet.

Ik wil jullie daarom nogmaals op het hart binden: Denk over deze dingen eens ernstig na, want het kan zo gauw eeuwigheid zijn, en dan is ook jullie lot voor eeuwig beslist. Wat nu die overlijdensadvertenties betreft, het was onze vriend opgevallen dat deze verschillend worden opgemaakt. Dan eens stond er: „In de hope der eeuwigen levens”, en dan weer: „In de zekerheid des geloofs”. Zijn vraag was nu: Wat is de beste formule?

In het algemeen zou ik willen zeggen, dat men met overlijdensberichten voorzichtig moet zijn. Ik stel voorop, dat in geen enkel opzicht ons het oordeel past. Ik schrijf dit, omdat ik weet, dat er in onze kringen nogal eens heel gemakkelijk een oordeel wordt uitgesproken. Doch wij kunnen ons altijd vergissen. In de besten, maar ook in de slechtsten. Als b.v. van de moordenaar aan het kruis geschreven zou worden: Gestorven in de zekerheid des geloofs, dan zou dat bij velen minstens vragen oproepen. Jullie zullen natuurlijk zeggen: Maar die moordenaar is toch naar de hemel? Nu, daar behoef je niet aan te twijfelen. Wij weten dat en geloven dat, omdat de Heere Jezus het Zelf heeft gezegd. Maar als dit nu dan zouden wij het toch, dunkt mij, niet zo gemakkelijk geloven. We zouden het veel gemakkelijker geloven van die rijke jongeling, die naar hij dacht alle geboden onderhouden had van zijn jeugd af. De discipelen hadden hem blijkens hun vraag, al onder de hemelingen een plaats gegeven. Want toen hij bedroefd heenging, nadat Jezus tot hem gezegd had: Eén ding ontbreekt u..., toen stelden zij vol verwondering de vraag: Heere, wie kan dan zalig worden? Dus, als deze nette, oppassende jongeling het niet wordt, wie wordt het dan? Ik bedoel maar: Laten we in ons oordeel altijd voorzichtig zijn, want de Heere alleen kent het hart. En: Hij oordeelt een rechtvaardig oordeel.

Het maakt, wat die overlijdensadvertenties betreft, ook een groot verschil wie ze heeft opgesteld. Verder blijkt ook, dat met dezelfde woorden heel verschillende zaken bedoeld worden. Het overkomt ons als dominees nogal eens, als je geroepen wordt iemand te begraven, die je niet gekend hebt, dat er dan op de circulaire stond: „In de hope des eeuwigen levens”. Als je dan vraagt of er voor de overledene hoop is op de zaligheid, blijkens het bericht, dan krijgt men niet zelden ten antwoord: Nu ja, dat hoop je toch? Het woord „hoop” heeft dan een erg vervlakte inhoud gekregen, zo in de zin van: We hopen dat het morgen mooi weer is, maa we weten er niets van. „

Als dit zó toegepast wordt op de overledene, dan is een der gelijke hoop een hoop zonder de minste grond. Een hoop die in de lucht hangt. We noemen dat: een ijdele hoop.

Velen gaan, helaas, met een ijdele hoop de 'eeuwigheid in. Niet dat de nabestaanden er zo over denken, maar degenen die sterven gaan denken er precies eender over. Als je in de laatste uren of dagen van hun leven hen bezoekt, en nogmaals vraagt hoe het er voor staat, dan krijgt men ook niet zelden te horen: We zullen er het beste maar van hopen. Vraag je dan verder, of er grond voor een goede hoop is, dan blijft men vaak elk antwoord schuldig.

Het is erg arm, als men met een zodanige hoop de grote reis maakt. Ik geloof, dat men met een dergelijke hoop zich straks bedrogen uit zal zien komen.

Bovengenoemde hoop heeft met de bijbelse hoop niets te maken. Doch ik zie dat mijn ruimte al weer bezet is. We hopen een volgende keer er nog even wat nader op in te gaan. De zaak is er belangrijk genoeg voor. Want vroeg of laat komen we er toch allemaal voor te staan. En wat zou het dan een voorrecht zijn, als we met een gegronde hoop de reis zouden mogen aanvaarden.

Ik neem daarom nu weer afscheid van jullie. De hartelijke groeten van jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1972

Bewaar het pand | 4 Pagina's