Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEMS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEMS

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

ZONDAG 8

Het gaat naar Gods getuigenis in deze zondagsafdeling om het geestelijk kennen van onze geloofsbelijdenis. Opdat het voor ons zou zijn een zaak des harten, een bron des levens. Want hier wordt gesproken van God de Vader en onze schepping, van God de Zoon en onze verlossing en van God de Heilige Geest in onze heiligmaking. Wat ons ook weer doet denken aan de orde des heils, daar de heiligmaking in deze orde ten doel gesteld wordt.

Hier wordt dus in de eerste plaats onze aandacht gevraagd. voor God de Vader en onze schepping. Maar daarom is Hij niet Vader geworden door ons te scheppen naar Zijn beeld en gelijkenis. Hij is Vader, daar de Zone Gods door een eeuwige generatie met de Vader deelt in de volmaaktheden van het Goddelijke wezen. „De Heere heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U gegenereerd.” En dat heden is een eeuwig durend heden.

Met eerbied en diep ontzag denken wij aan dat Godedlijk spreken van de Vader tot de Zoon. En aan dat Goddelijk ontmoeten van elkander in elkander. daar Zij één zijn in wezen. Waarom de Zone Gods altijd zocht de eer Zijns Vaders in het doen van Zijn wil. Met de grootste tederheid heeft Hij ons de liefde des Vaders aangeprezen, om dit in Zijn naam te zoeken. Ja, dan is ons door de Zoon overvloedig stof gegeven voor het denken uit de liefde des Vaders, om Hem al de dagen onzes levens ootmoedig te vrezen.

Maar nu spreekt de onderwijzer hier ook van God de Vader en onze schepping, daar wij door de Vader zijn geschapen en dat is nog niet zo heel lang geleden. De Vader heeft onze ziel geschapen en heeft haar daarna met ons lichaam verenigd. Zodat Hij onze ziel met Zijn beeld heeft geschapen, zoals die van Adam en Eva. Ja, zoals die van Christus, want Hij is ons in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde. Onze ziel was dus door Gods beeld delende in de liefde des Vaders. En in die schepping van de ziel heeft God de wereld lief, want in Adam stond de ganse wereld voor Hem, in de staat der rechtheid. In Adam heeft God als geslachtshoofd en verbondshoofd het werkverbond opgericht. En op die liefde, waarmee God Zijn wereld liefhad, hebben wij te letten, want dat is voor ons een persoonlijke zaak. Want door onze moedwillige ongehoorzaamheid hebben wij die heerlijke band der liefde verbroken, wat ons deed komen in de staat van zonde en vijandschap tegen de Heere, om straks weg te zingen in de buitenste duisternis. En toch maakt de Heere vele bemoeienissen met ons, om aan Hem terug te denken met de bekentenis van onze dwaasheid. Opdat het zou worden een boetvaardig wederkeren tot Hem, Die wij zo schandelijk kwamen te verlaten, eer het voor eeuwig te laat is.

En heeft dat plaats gehad, zodat het werd een delen in Gods ontfermende liefde, dan zal onze boetvaardigheid omtrent de liefde des Vaders, die door ons gekrenkt werd, wel steeds meer diepgang bekomen. Want dat kwaad Hem aangedaan kan een levende zichzelf toch nooit vergeven. Maar vergeeft men zichzelf de zonden op grond van een godsdienstige vroomheid, dan gaat dat gepaard met een oppervlakkige boetvaardigheid, waarin het buigen voor de majesteit van Gods rechtvaardigheid ontbreekt.

Maar wordt de straf der zonde door ons aanvaard, met een innig verlangen naar de verzoening door voldoening, dan wordt het tweede deel van de artikelen des geloofs, ons recht dierbaar. Want het hart staat dan open voor het spreken van God de Zoon en onze verlossing.

Het verlossingsplan dat is opgekomen uit Gods goedertierenheid, kan door de waarheid die geiegd heeft: ,,Want ten dage als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven,” niet aanvaard worden. En eveneens kwam de gerechtigheid er tegen op, aan zulke strafwaardige zondaren het leven en de vrede te schenken. Wat de Zone Gods deed antwoorden op deze vraag: „Want wie is hij, die met zijn hart borg worde, om tot Mij te genaken? spreekt de Heere.” En wel met deze woorden: „Ik heb lust, o Mijn God! om Uw welbehagen te doen; en Uw wet is in het midden Mijns ingewands.” Waarop volgt: „De goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten; de gerechtigheid en vrecle zullen elkander kussen.”

En zo wordt tot verheerlijking van Gods deugden gesproken van God en onze verlossing. Het hart dat in het smaken van Gods goedertierenheid komt tot bekering, wordt er door vervrijmoedigd de verlossing te zoeken in de Zone Gods. Die daartoe door de Vader is gezalfd. En nu zijn wij gekomen tot het derde deel, dat spreekt van God de Heilige Geest en onze heiligmaking. Waarin het gaat om de praktijk der godzaligheid, want „de godzaligheid is tot alle dingen nut, hebbende de beloften des tegenwoordige en toekomende levens.”

Maar nu heeft het plaats, dat men vanwege het genot dat gesmaakt werd, denkt te volharden in het goede. Wat altijd weer uitloopt op een bittere teleurstelling. Want daarin is niet het volhardingsvermogen, het is meer gelijk aan een „morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat.” Waarin wel iets goeds is, maar de nodige wasdom komt er niet uit op, het stelt teleur. Voor een vruchtbaar geestelijk leven hebben wij de Heilige Geest nodig. „Opdat ge overvloedig moogt zijn in de hoop, door de kracht des Heiligen Geestes.” Om te volharden in een kinderlijk leven op de weg van heiligmaking, hebben wij het getuigenis van de Heilige Geest nodig. Als het Woord des Geestes ons aanspreekt, tot de beleving van een kinderlijke afhankelijkheid, dan hebben wij de Heilige Geest met Ziin werkingen en onderwijzingen nodig, om dat Gode welbehagelijk te betrachten. Het is wel goed dat we de Heere voor het eerste erkentelijk zijn, maar het is schadelijk zo wij er genoeg aan hebbn. „Want zovelen er door de Geest Gods geleid worden, die zijn kinderen Gods.” En daarin wordt het getuigenis van de Heilige Geest beleefd tot eer van de Heere. Zodat wij tegenover ons verdorven bestaan altijd weer en steeds meer de Heilige Geest nodig hebben tot onze. heiligmaking. En in verband met des Heeren komst op de wolken des hemels zegt de Schrift: „Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heilige wandel en godzaligheid.”

Maar de heiligmaking brengt de oude mens geen verbetering aan, hij moet altijd weer met Christus gekruist, gedood en begraven worden. en toch komt hij telkens weer boven. Als de Schrift zegt: „Betert u dan en bekeert u,” dan geldt dat het breken met de daad der zonde, maar dat brengt geen verbetering in onze verdorven aard, om een beetje gunstig over onszelf te denken. Wat Paulus doet uitroepen: „Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.” En dat deed hem innig verbonden zijn aan de dierbare werkingen van de Heilige Geest, om te volharden in de heiligmaking.

En nu zijn wij gekomen tot de vraag: „Aangezien er maar één enig Goddelijk wezen is, waarom noemt gij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest?” Een vraag, die voor ons innerlijk leven van grote betekenis is. Want bij de inlijving in Christus wordt door Zijn Geest de wet der liefde geschreven in het hart, waardoor gewerlct wordt de droefheid naar God, die een berouwelijke bekering werkt tot zaligheid. En dat met een innerlijke verbinding aan Zijn dienst.

Maar nu is er onderscheid tussen het kennen van het Goddelijke wezen en het kennen van de Goddelijke personen, zoals dat ons is geopenbaard, gelijk het antwoord ons zegt: „Omdat God Zich alzo in Zijn Woord geopenbaard. heeft, dat deze drie onderscheiden personen de enige, waarachtige, eeuwige God zijn.” En om de Waarheid daarin te verstaan hebben wij haar Goddelijk onderwijs nodig. „Want Drie zijn er Die getuigen in de hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest; en deze Drie zijn één.”

De Vader getuigt van de Zoon en van de Heilige Geest, de Zoon getuigt van de Vader en de Heilige Geest en de Heilige Geest getuigt van de Vader en de Zoon. En dat Goddelijk getuigen is een zaak des gerichts, want het geldt het huishoudelijke werk van de Goddelijke personen in ons hart en leven.

Maar nu moeten wij het weten uit de Schrift, dat de drie Goddelijke personen daarin tot ons spreken, niet mogen houden voor het geestelijk kennen tot zaligheid. Bij het komen op de leerschool van Christus waren de discipelen daarin onkundig en zelfs hardleers, tot schade van het geestelijk leven. En wie zal tot op de dag van heden niet zijn geestelijke onkunde moeten bekennen! Maar laat ons dan met dat besef de leerschool van Christus des te meer waarderen. Want gelijk Hij het Zijn discipelen geleerd heeft, wil Hij het ook ons leren. En het geestelijk kennen van het huishoudelijke werk der Goddelijke personen, kan alleen het kennen van de orde des heils tot wasdom brengen.

Soest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1976

Bewaar het pand | 4 Pagina's

CATECHISMUS, LEERBOEK VAN DE ORDE DES HEMS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 november 1976

Bewaar het pand | 4 Pagina's