Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 110

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 110

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Antwoorden 641 t/m 650

641. In Joz. 19 : 49 vinden we het erfdeel van Jozua beschreven; „zo gaven de kinderen Israels aan Jozua, den zoon van Nun, een erfdeel in het midden van hen. Naar den mond des Heeren gaven zij hem die stad, welke hij begeerd had, Thimnath-Serah." Het erfdeel van Kaleb wordt in het 14e hoofdstuk beschreven: Toen zegende hem Jozua, en hij gaf Kaleb, den zoon van Jefunne, den Kenezjiet, Hebron ten erfdeel tot op dezen dag; omdat hij volhardt had den Heere, den God Israels na te volgen" vers 13 en 14.

642. De leeftijd van Kaleb kunt u vinden in Jozua 14 : 10: Ik ben heden vijf en tachtig jaren oud. Ik ben nog heden zo sterk, gelijk ik was ten dage, toen Mozes mij uitzond enz.”

643. Kaleb was de oom van Othniël; hij was n.1. de half broeder van zijn vader Kenaz.-Hij werd zijn schoonvader toen hij hem Achsa, zijn dochter tot een vrouw gaf als uitgeloofde prijs voor het innemen van Kirtjath-Sefer (Joz. 15 : 16, 17; Rich. 1:13).

644. Onder hoge waterwellingen en lage waterwelimgen moeten wij twee stukken land verstaan, die aldus genoemd werden omdat er waterbroimen in gevonden werden. Kaleb had Othniël aanvankeüjk een dor stuk land gegeven; zijn vrouw - Kalebs dochter - vroeg toen aan haar vader een beter land. Toen gaf hij haar een landstreek in de omgeving van Debir, die voldoende van waterbronnen voorzien was.

645. Toen de verdeling door het lot tussen de zeven stammen zou plaatsvinden, was er van tevoren reeds een groot gedeelte van het land uitgedeeld. Ten eerste hadden Ruben, Gad en half Manasse aan gene zijde van de Jordaan hun erfdeel al ingenomen. Aan deze zijde der Jordaan hadden Juda en Jozef him bezittingen al gekregen: uda het zuideüjke deel van Kanaau en Jozef het gebied in het noorden. Aan deze stammen was bij de verdeling voorrang verleend, omdat de aartsvaders aan Juda de heerschappij hadden toegezegd en aan Jozef een dubbel erfdeel hadden beloofd. Verder viel de stam van Levi buiten de eigenüjke verdeling. „De Heere, de God Israels, is Zelf hun lieder Erfdeel, gelijk als Hij tot hen gesproken heeft" (Jozua 13 : 33). Aan de Levieten werden 48 steden gegeven, welke over het gehele land verspreid waren. Nadat dit alles zijn beslag gekregen had, was de verdehng waarschijnlijk enige tijd gestaakt en moest Jozua de stammen opwekken om voort te gaan. Zo is het te verklaren, dat wij in hoofdstuk 18 lezen: En er bleven onder de kinderen Israels, aan denwelken zij hun erfdeel niet uitgedeeld hadden, zeven stammen", dat waren dus Benjamin, Simeon, Zebulon, Issaschar, Ascher, Nafthaü en Dan. „En Jozua zeide tot de kinderen Israels: oe lang houdt gij u zo slap, om voort te gaan, om het land te beërven, hetwelk de Heere de God uwer vaderen, u gegeven heeft? ”

646. Zij richtten dat altaar op met het doel hun aanhorigheid aan him broederen, die in het eigenlijke land Kanaan woonden, te betuigen.

647. De andere stammen begrepen die bedoeling anders. Zij meenden dat het altaar was opgericht tot offerdienst naast, en tegenover het heihgdom des Heeren. Nu was het niet verstandig van de 2V2 stam ' om dat altaar op te richten, zonder hun handelwijze vooraf te verklaren en hun bedoeling bekend te maken. Ook hadden zij nagelaten de hogepriester om raad te vragen. Het was dus hun eigen schuld dat de andere stammen niet begrepen, dat het altaar alleen maar een gedenkteken moest zijn voor aUe Israëüeten, dat ook het Overjordaanse tot Gods volk gerekend moest blijven en dat zij geholpen hadden bij de verovering van het gehele land.

Toen de overige stammen het altaar zagen vermoedden zij kwade bedoelingen: een eigenwilüge godsdienst. Zij waren beducht dat Gods straffende hand wegens het verlaten van Zijn insteUingen nu over geheel Israël komen zou. Daarom verzamelden zij zich te Silo en maakten zich gereed om met een groot leger naar het Overjordaanse te trekken. De plechtige verzekering van de goede bedoeling der Rubenieten bracht de gemoederen tot rust en wendde het gevaar voor een broederoorlog af.

648. Dat Jozua bezorgd was, dat het volk de dienst des Heeren verlaten zou, kunnen we opmaken uit zijq redevoering, die wij beschreven vinden in hoofdstuk 23, Kennelijk hadden sommige stammen geen haast gemaakt om zich in hun eigen gebied te vestigen en de overgebleven Kanaanieten daaruit te verdrijven. Daarom had hij de oudsten en verdere hoofden tot zich geroepen en gezegd: „Weet voorzeker, dat de Heere, uw God, niet voortvaren zal deze volken van voor uw aangezicht te verdrijven; maar zij zullen ulieden zijn tot een strik, en tot een net, en tot een gesel aan uwen zijden, en tot doornen in uwe ogen en ziet, ik ga heden den weg der ganse aarde, en het zal geschieden, gelijk als al die goede dingen over u gekomen zijn, alzo zal de Heere over u komen laten al die kwade dingen enz.”

649. Jozua het een steen oprichten onder de eik te Sichem. Hij verwijt hiermede stilzwijgend de hardheid huns harten, alsof deze steen „die gehoord heeft al de redenen des Heeren" meer aandacht en getrouwheid aan zijn vermaningen zou geven dan de meesten van het volk. Zij hadden wel geantwoord: „Het zij verre van ons, dat wij den Heere verlaten zouden, om andere goden te dienen". Jozua wdst echter wel, dat velen in hun hart vreemdelingen waren van de ware Godsvreze. Zij waren bewegehjk als de baren der zee: de ene dag was het: „Wij zullen den Heere dienen" en korte tijd later moest gezegd worden: „Zij vergaten den Allerhoogste". Verreweg de meeste van hen misten de rechte zelfkennis, zij waren niet ontdekt aan hun onvermogen ten goede.

Zij misten ook de ware Godskennis, zij waren natuurüjke mensen, die de hoogheid en heiUgheid des Heeren niet aanzagen. Vandaar dat Jozua zeide: Gij zult den Heere niet kunnen dienen, want Hij is een ijverig God; Hij zal uwe overtredigingen en uwe zonden niet vergeven". Voor zichzelf mocht Jozua echter de verzekering geven, dat hij door genade met een volkomen hart de zahge dienst des Heeren verkozen had. Hij betuigde met nadruk: Doch zo het kwaad is in uwe ogen den Heere te dienen.... mij aangaande, ik en mijn huis, wij zullen den Heere dienen". Niet lang na deze ernstige vermaning is Jozua gestorven, 110 jaren oud zijnde. Tot het laatste van zijn levensdagen had hij zich een getrouw en naarstig dienstknecht des Heeren betoond en de Heere heeft aan zijn arbeid getuigenis gegeven en deze zodanig wiUen zegenen dat zijn invloed ten goede nog lang na zijn dood bij het volk van Israël merkbaar is gebleven, (Joz. 24 : 31).

650. Jozua vertoont in zijn naam en ambt treffende overeenkomsten met Christus en moet dan ook zeker als een type van Hem beschouwd worden.

])Zij naam betekent: de Heere is Redder, Verlosser; De Heere Jezus droeg dezjélfde naam.

2) Hij verloste Israël van de zondige Kanaanieten; Christus verlost Zijn volk van de zonden zelf;

3) Jozua streed tegen de Kanaanieten en overwon hen; Christus heeft de satan overwonnen en zal hem voor eeifwig onder

Zijn voeten verpletteren; 4) Jozua bracht Israël door de Jordaan heen in het aardse Kanaan; Christus zal Zijn uitverkorenen in het bezit stellen van het hemelse Kanaan, de eeuwige rust, die er overblijft voor het volk van God. (Hebreen 4 : 8).

Hij heeft voorheen aan Mozes Zijne wegen, Aan Isrels zaad, tot hun behoud genegen. Zijn daan getoond, en trouw'lijk hen geleid. Barmhartig is de Heer" en zeer genadig; Schoon zwaar getergd, lankmoedig en weldadig; De Heer" is groot van goedertierenheid.

Psalm 103 : 4

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1966

De Wachter Sions | 4 Pagina's

DE BIJBELSE GESCHIEDENIS 110

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1966

De Wachter Sions | 4 Pagina's