Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PASTORAAT AAN WERKLOZEN Een praktische benadering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PASTORAAT AAN WERKLOZEN Een praktische benadering

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

De toenemende werkloosheid gaat de gemeenten niet voorbij. Op concrete wijze komen we als ambtsdragers en gemeenteleden in aanraking met de zaak van de werkloosheid en met de gemeenteleden, die getroffen zijn of zullen worden door het verlies van hun baan. In de ene gemeente zal deze problematiek wat meer spelen dan in de andere. Het is goed dat we met elkaar tot een hernieuwde bezinning komen op het pastoraat aan werklozen. Met deze zaak is men in het verleden uiteraard wel bezig geweest. Maar de vette jaren van economische groei en toenemende welvaart hadden de zaak van de werkloosheid minder dringend gemaakt. Dientengevolge viel de prioriteit in het pastoraat niet op pastoraat aan werkloos geworden mensen. Dat is nu snel aan het veranderen. Vooral gemeenten, die in oude industriecentra liggen, worden in alle realiteit en schrijnendheid geconfronteerd met deze problematieken.

Aan het ambt wordt derhalve een nieuwe opdracht gesteld. Die opdracht geldt voor het bijzondere ambt, maar ook voor het ambt aller gelovigen.

In dit artikel vindt u niet iets wezenlijks nieuw. Alles op dit gebied is min of meer al eens gezegd. U vindt hier ook niet een min of meer theoretische benadering van het probleem. Een beschouwing over het pastoraat aan werklozen. Het gaat om een praktische benadering, al zullen we om de grondvragen niet geheel heen kunnen. Achter dit artikel ligt een studie van literatuur op dit terrein en een aantal jaren van praktische ervaring in de omgang met gemeenteleden, die werkloos zijn geworden. Over pastoraat spreken is een goede zaak van tijd tot tijd, maar men komt er niet eerder achter wat dit pastoraat is en wat het vraagt — en dan ook wat het geeft! — dan wanneer men het gaat doen. Op het doen van dit pastoraat komt het aan.

Niet een geheel eigensoortig pastoraat

Verschilt het pastoraat aan werkloos geworden mensen van andere soorten pastoraat: pastoraat aan zieken, pastoraat aan verslaafden, pastoraat aan hen die in huwelijksproblemen zijn gekomen bijvoorbeeld? Hier moet de voorvraag worden beantwoord: wat is pastoraat? Pastoraat kan omschreven worden als herderlijke zorg. Jezus Christus is de goede Pastor: Hij is de goede Herder. In elke vorm van pastoraat zal het moeten gaan om Christus. Hij Zelf presenteert Zich aan de mensen door middel van het pastoraat! In het pastoraat komen we met het Evangelie van de grote Pastor tot de mensen. We bedoelen dat Evangelie te verduidelijken, het uit te leggen, het min of meer toe te passen in de concrete situaties van de mensen, die we ontmoeten en opzoeken in het pastoraat. We bedoelen om aan hen de troost en de kracht van het Evangelie door te geven. We willen hen wijzen op de blijdschap die er ligt in het kennen van Christus, in de kracht van de Heilige Geest. Pastoraat speelt zich af in het krachtenveld van de Heilige Geest! Geen mens zou het kunnen doen en zou het mogen doen als het niet opdracht van Christus Zelf was. Zulk pastoraat is ook een gave. Door het te doen, in gehoorzaamheid aan de goede Herder, ervaart men in het pastoraat het geheim, ja het wonder van het ambt. Pastoraat speelt zich af op een geheel eigen niveau.

Het is de levende band aan de levende Christus, die een mens in alle omstandigheden op de been houdt. Het gaat inderdaad in het pastoraat om het benaderen van de mens in zijn en haar concrete situatie. We benaderen niet een mens van jaren terug, of een mens zoals hij zal zijn in een nabije toekomst, we benaderen hem steeds in het heden van zijn en haar leven, welk heden is het heden van de genade! Dat geeft levendigheid en dynamiek aan het pastoraat. Het gaat om déze mens, met zijn en haar verleden, déze mens, zoals hij zich getekend vindt in het Woord van God en zoals God hem en haar opzoekt in het Evangelie en met het Evangelie van een gekruisigde en opgestane Christus. Pastoraat is een uiterst belangrijk werk. Dat kan niet genoeg worden onderstreept. Niets is groter voorrecht dan om dicht bij Christus Zelf een pastor te mogen zijn. Daar vinden we het wonder van het ambt, telkens opnieuw. Een intensief pastoraat werkt genezend op de pastor zelf en is het behoud van de gemeente, middellijkerwijs.

Voor zulk pastoraat mag heel wat andere bezigheid gerust wijken. Laten ouderlingen en dienaren van het Woord allereerst pastor zijn.

Vanuit deze overwegingen over het pastoraat is het duidelijk, dat pastoraat aan werklozen als zodanig geen ander pastoraat is dan pastoraat aan welk mens in welke situatie ook. Pastoraat aan werkloos geworden mensen bedoelt immers niets anders dan dat de betreffende mens in zijn of haar werkloosheid zal leven uit het geloof. Daarbij wil pastoraat helpen, stimuleren en bemoedigen. Daarom zullen in het pastoraat schriftlezing en gebed centraal staan. Wat is er anders en beter te doen dan om elkaar achter te laten nadat het Woord heeft gesproken en we elkaar biddend hebben opgedragen aan de troon van de genade? Waar vandaan anders moeten wij barmhartigheid verkrijgen en hulp ontvangen te gelegener tijd? Door wat zullen schriftlezing en gebed vervangen kunnen worden?

Toch eigen aspect van het pastoraat

Pastoraat aan werklozen is wel een eigen aspect van pastoraat, zoals in het bovenstaande omschreven. We ontmoeten mensen in een bijzondere situatie: men is zonder werk komen te zitten. Liever spreek ik over: men is zonder baan gekomen. Beroepsarbeid is weggevallen. Een werkloos geworden mens is iemand die de baan, waardoor hij of zij inkomen genoot, kwijt is geraakt. Door middel van de baan kon hij of zij zich min of meer ontplooien, werden er allerlei contacten onderhouden, verkreeg men een zekere „status” en „eigenwaarde”. Als dat alles wegvalt, valt er iets van de mens zelf weg. Het lijkt me, dat er enige overeenkomst bestaat tussen het verwerken van het verliezen van een geliefde en het verliezen van een baan met alles wat daaraan vastzat. Beide ervaringen geven scheidingsleed, al is de intensiteit en de gradatie een andere bij het verwerken van het verlies van een baan dan bij het verlies van een geliefde. Maar in de meeste gevallen moet toch ook bij het verlies van een baan een zekere rouwarbeid verricht worden. Men komt in een leegte terecht die men niet zo maar weet op te vullen. Men valt in een donker gat waaruit men niet zo maar is geklommen.

Door de werkloosheid verandert de mens zelf. Er gebeurt iets met het mens zijn. Men voelt zich dikwijls in eigenwaarde aangetast. Aan een zeker gevoel van gekrenktheid ontkomt men niet. Het besef van overbodigheid is een kwelling van de eerste orde. De vraag naar zin en doel van eigen leven komt met vernieuwde kracht naar boven.

Het maakt verschil op welke wijze en op welke leeftijd men de baan is kwijtgeraakt, maar doorgaans is het werkloos worden een ingrijpend gebeuren. Met deze mens komen we in het pastoraat in aanraking en het is duidelijk, dat dit vraagt om een geëigende aanpak en om een eigen benadering.

Het hoe van het pastoraat aan werklozen

De eerste eis is dat we weten wie er werkloos zijn of dreigen te worden in de gemeente. Ambtsdragers moeten op de hoogte zijn van de werksituatie van de gemeenteleden die aan hun ambtelijke zorgen zijn toevertrouwd. Daarbij zullen ook de jeugdige werklozen in het oog moeten worden gehouden. Het brengt voor jongeren die na een schoolopleiding niet aan de slag kunnen komen, veel vragen mee. Waarom hebben ze geleerd? Waarom zullen ze zich niet overgeven aan de leegte en die op gaan vullen op een wijze die niet strookt met een christelijke levenswijze? Wat voor toekomst hebben ze? Het is aangrijpend te horen dat er waarschijnlijk jongeren zullen zijn, die hun leven lang niet aan beroepsarbeid toekomen. Men denke zich even in wat dat betekent. Jongeren willen graag over deze zaken spreken. Men waardeert het doorgaans zeer dat ambtsdragers echte belangstelling voor hen en hun vragen hebben. Het komt dus allereerst aan op een inventarisatie van allen, die met het probleem van de werkloosheid te maken hebben gekregen. Het mag niet voorkomen, dat een ouderling na een jaar of drie tegen een gemeentelid moet zeggen: ik wist niet, dat u al zolang werkloos bent.

Vervolgens is het een eis, dat we werkloos geworden mensen met een zekere regelmaat bezoeken. Zeker bij langdurige baanloosheid is het van tijd tot tijd blijven bezoeken van belang. De meeste werkloos geworden mensen weten op den duur hun werkloosheid wel redelijk te integreren in het geheel van hun leven en relaties, maar zonder baan zijn blijft een situatie, die niet te vergelijken is met de situatie, waarin men bezig kan zijn in beroepsarbeid.

In het bezoeken van werklozen zullen we allereerst gelegenheid moeten geven tot het uitspreken en verwoorden van ervaringen. Daarbij gaat het niet om een soort tijdsver-deling: de broeder of zuster spreekt eerst een kwartier en daarna wij een kwartier. Echt luisteren rekent niet met tijd. Bezoeken, waarin men de ander alle gelegenheid en ruimte gaf om zich echt uit te spreken en waarin men zelf niet veel verder kwam dan tijdens het luisteren eens een ja of een nee uit te spreken, kunnen veel meer uitwerken dan bezoeken, waarin men zelf aan het woord is en de ander niet aan het woord liet komen. Uiteraard zullen we als ambtsdragers een gesprek vaak op gang moeten brengen, bepaalde vragen moeten stellen, de ander tot openheid brengen. Maar de ander moet dan ook gevoelen dat er een echt luisterend oor is. Het luisteren is dé voorwaarde voor een goed pastoraat. Al luisterend komt men er toe zich in te leven in de situaties en de gevoelens van de ander. Al luisterend gaat men naast hem staan, wordt men zelf een naaste. En naast iemand gaan staan is nimmer een theoretische aangelegenheid. Christus Zelf ging in alle werkelijkheid naast de mens in nood staan. Hij trok Zich zijn lot aan. Al luisterend leren we ook achter de woorden zien. Min of meer onuitgesproken signalen ontgaan je niet. Vanuit deze houding van het bereid zijn tot luisteren, ook al zegt de ander aanvankelijk geheel andere dingen dan ons zinnen, komt het tot een echt gesprek. In zo’n gesprek maakt de Heilige Geest ruimte voor het Woord en het gebed en komen er echte openingen naar de Here Jezus Christus toe.

We komen in het pastoraat inderdaad ook bij de mensen om over het geloof te spreken. Pastoraat uitoefenen is wat anders dan maatschappelijk werker zijn, al kunnen beide elkaar voortreffelijk aanvullen.

Bijna steeds ontdekt men dat gemeenteleden uit zichzelf gaan praten over geloofszaken. Het geloof moet nieuw worden doordacht. Men gevoelt daaraan behoefte. Dat geldt overigens bij elke ingrijpende ervaring en gebeurtenis. Verandert het geloof als de situatie verandert? Verandert God als ons leven ingrijpend verandert? Met zulke vragen wordt vaak geworsteld. Twijfels komen op. Al zulke vragen moeten alle gelegenheid krijgen om aan de orde te komen in het pastoraat.

Daarbij kunnen we er niet omheen om te spreken over wat arbeid is. In het bijzonder de bijbelse visie op arbeid mag niet onbesproken blijven. Het vraagt teveel ruimte om op deze zaak hier nader in te gaan. Er bestaat veel goede literatuur op dit gebied en ieder die even wil zoeken, vindt al spoedig goed studiemateriaal. Het is voorwaarde dat ambtsdragers zelf zich op de hoogte hebben gesteld van de vragen rond de arbeid en het geluid van de Heilige Schrift, voordat ze er met anderen over spreken. Er is veel behoefte aan goede, geestelijke leiding.

De meeste werkloos geworden gemeenteleden verwachten van de kerk niet, dat die een concrete oplossing geeft voor hun problemen. Dat kan de kerk ook niet. Het is soms goed dat ronduit te zeggen. Vanuit de kerk kunnen we geen betaalde banen aanbieden. Wel is het de vraag of we juist werkloze broeders en zusters niet nauwer bij bepaalde vormen van arbeid in de gemeente kunnen betrekken. Voor de kerk bestaan geen overbodige mensen.

Het verlies van een baan heeft ook bepaalde financiële consequenties. Nog steeds kent ons land bijzonder goede sociale voorzieningen. Het hoeft financieel niet dadelijk een ruïne te worden als men zonder betaald werk komt te zitten. Toch betekent werkloos worden bijna steeds enige achteruitgang in financiën en met die achteruitgang houden de stijgende lasten geen rekening. Ook dit aspect moet in het pastoraat aan de orde komen. Hier ligt ook een arbeidsveld voor de diakenen.

Het is tussen haakjes de vraag hoelang we het in Nederland kunnen volhouden om de sociale voorzieningen op het peil van thans te handhaven. We mogen er in onze gemeenten wel eens over gaan denken wat er gebeuren gaat als die voorzieningen onverhoopt wegvallen. Beseffen we dat dan in alle realiteit de armoede voor de deur ligt en de woningen binnenkomt? Hebben we dan een antwoord vanuit de gemeenten? Zou het zo kunnen worden dat we als gemeenteleden vanuit het geloof, de hoop en de liefde ook financiële offers ten behoeve van elkaar moeten brengen? Zijn we daartoe om Christus’ wil bereid?

In pastoraat aan werklozen mag ook duidelijk gemaakt worden hoe de genade een mens bevrijdt. In Christus neemt God de mens aan, die tot Hem komt op de nodiging van het Evangelie. God vraagt niet naar voorwaarden in de mens: of die mens een mooie baan heeft of dat hij zo’n baan verloren heeft. Leven uit genade doorbreekt fundamenteel het prestatiedenken ! Vooral oudere mensen zijn opgegroeid in het klimaat van het prestatiedenken. Hoe meer iemand presteert hoe meer aanzien hij heeft. Valt de mogelijkheid tot presteren weg, dan valt daarmee een stuk sociaal aanzien weg. Dit klimaat van denken is een zuiver werelds klimaat. Met alle kracht van het Evangelie dienen we ons tegen dit denken te verzetten. Het gaat God om de mens en niet om zijn baan. Het gaat er in het Evangelie om dat deze mens, die zondaar is, behouden wordt door de pure genade van de Here Jezus Christus. En in die genade komt alles mee. In het verbond der genade zegt God ons toe tot een Gód te zijn. Dat geldt voor ons gehele leven: voor alles wat we nodig hebben tot zaligheid en voor alles wat we nodig hebben in dit tijdelijke leven. De hemelse Vader weet wat we behoeven. Hij weet dat voordat we het Hem bekend hebben gemaakt. We mogen in het pastoraat aan werklozen en in elke vorm van pastoraat de zorg van de hemelse Vader toezeggen. Dat is een geloofszaak, maar daarom is het wel een zaak van concrete werkelijkheid. Er IS een bijzondere voorzienigheid van de hemelse Vader over Zijn kinderen. In die bijzondere voorzienigheid is ook het al of niet kunnen en mogen werken opgenomen. Hieruit te leren leven moet worden geleerd. Dat leert een mens niet zo maar van de ene dag op de andere. Hieruit te leren leven gebeurt in een weg van strijd en aanvechting. Juist daarom is het pastoraat van zo’n eminent belang. We moeten de mensen erop wijzen dat ze, bij alles, blijven leven met een open Bijbel. Dat ze zich niet van het gebed laten afhouden. Dat ze de zondagse erediensten trouw blijven bezoeken.

Vanuit de kerk hebben we de plicht om ten aanzien van werkloos geworden broeders en zusters het woord „gemeenschap” nieuwe vorm en kleur te geven. Hoe dat moet, daarover dient elke kerkeraad zich te beraden. Te overwegen is om van tijd tot tijd, zeg zo’n twee keer per jaar, werklozen in de gemeente bij elkaar te laten komen om met elkaar ervaringen uit te wisselen. Niet iedereen heeft aan zo’n bijeenkomst behoefte. Dat zal men moeten respecteren.

De ambtsdragers dienen ook ten opzichte van de werkloosheid de gemeenteleden toe te rusten tot dienstbetoon. Relaties met werkloos geworden leden moeten juist worden aangehouden en zo mogelijk geïntensiveerd. Het werkloos zijn is juist een appèl voor de werkenden. Hier ligt een stuk echte solidariteit, die opgebracht kan worden in de blijvende spanning van geloof, hoop en liefde. We zijn samen op weg naar Gods toekomst. Onderweg hebben we op elkaar toe te zien en elkaar mee te nemen. We mogen niet schuwen om onderweg eikaars moeiten mee te dragen. Daarin volgen we het voorbeeld van Christus.

Pastoraat aan werklozen is een belangrijke zaak. Al doende ervaart men de moeiten, maar veel meer de vreugden en de zegen van dit pastoraat. Laat dat een stimulans zijn om dit pastoraat aan te vatten, zo mogelijk en nodig te vernieuwen en er rustig mee voort te gaan. De belofte ligt er: Ik ben met u, al de dagen, tot aan de voleinding der wereld. Die belofte is kracht en die belofte opent perspectief. Dat is toch het geheim van het heden der genade?

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

PASTORAAT AAN WERKLOZEN Een praktische benadering

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1983

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's