Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vrucht der lippen die Zijn Naam belijden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vrucht der lippen die Zijn Naam belijden

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

<br />

Naar de belijdeniscatechisatie? Een bekende vraag in september, waarover de laatste tijd veel verwarring gegroeid is. Belijdenis des geloofs. Wat voor geloof? Als je weet dat je het ware geloof van Zondag 7 niet hebt, kun je dan wel belijdenis doen? Is het genoeg dat je belijdenis doet van "de waarheid"? Of van een "historisch geloof'? Maar dat is toch geen waar geloof? Sta je dan eigenlijk niet te liegen? Dan is het toch alleen maar een lippenbelijdenis? De laatste jaren wordt door sommigen met kracht betoogd: Een onbekeerd mens kan geen belijdenis doen! Wie belijdenis wil doen, zal op zijn minst iets van het nieuwe leven moeten kennen. Zij dit dit zeggen, zullen erkennen dat predikanten en kerkeraden geen hartenkenners zijn die met stelligheid kunnen zeggen: Jij mag belijdenis doen, want jij hebt het ware geloof en jij niet, want jij verbeeldt het je alleen maar. Maar dat neemt niet weg dat zij vasthouden: belijdenis doen is alleen voor ware gelovigen. Wie zelf zegt onbekeerd te zijn, moet ervan afblijven.

Denkfout
Ik hoorde iemand zeggen: „Niemand zal toch beweren dat je op je trouwdag op het gemeentehuis ja mag zeggen, als het niet uit de bodem van je hart is? Wat we onze medemens nooit aan zouden doen, zouden we dat de Heere wel aan mogen doen?" Er zit in die schijnbaar zo sluitende redenering een denkfout. Want mag je dan wel trouwen? Hoe kan dat jawoord op je trouwdag uit de bodem van je hart zijn? We zijn toch van nature geneigd God en onze naaste te haten? Zeggen we dan ook: Houd maar op, want je staat te liegen? Het is waar dat wij van nature geneigd zijn God en onze naaste te haten, maar toch kan er nog oprechte liefde zijn tussen man en vrouw en daar ligt de grondslag voor een huwelijk. Laten we daarom niet zo schijnbaar zakelijk-rechtzinnig, strak-logisch redenerend, zeggen: Wie onbekeerd belijdenis doet, kan dat nooit doen uit de bodem van zijn hart en staat dus te liegen.

Ervoor uitkomen
Wat zegt Gods Woord over belijden, belijdenis doen? Belijden is in de Bijbel vooral: ergens voor uitkomen (b.v. Luk. 12:8, 1 Joh. 4:15, 1 Tim. 6:12, Rom. 10:9, 10,Rom. 15:9). Het gaat dan meestal over belijden onder andersdenkenden. We komen allemaal wel eens in zo'n situatie. Gods Naam wordt gelasterd. Er worden dingen gezegd over geloof, over de kerk, over God, die kant noch wal raken. Je kunt niet meer zwijgen. Je moet wat zeggen. Met grote vrees. Hakkelend misschien, maar je neemt het op voor de Bijbel, voor het geloof Men vraagt. Je antwoordt. En bij jezelf denk je: Wat zeg ik allemaal? Achteraf overvalt het je: Had ik dat wel mogen zeggen? Ik mis toch het zaligmakende geloof? Heb ik me niet mooier voorgedaan dan ik ben? Denk je dan: zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen; ik heb staan liegen, ik had beter kunnen zwijgen? Natuurlijk niet! Daar ging het namelijk niet over. Het was je er niet om te doen iets over jezelf te vertellen. Het ging om de eer van God. Om Hem alleen. En al weet je dat je met wat je gezegd hebt, niet sterven kunt, al weet je dat je er de bekeerde man of vrouw niet mee geworden bent en ook niet worden kunt, al ben je doodsbang voor al die eigenbakken vromigheid, toch heb je er geen spijt van. Je had het graag beter gedaan. Je denkt: heb ik het wel in de rechte ootmoed gedaan? Maar de volgende keer zul je het weer doen. Dat is belijdenis doen. Dan staat niet de mens in het middelpunt, maar de Heere.

Overtuiging
De grote fout van al dat geredeneer over het belijdenis doen is dat de mens in het middelpunt is komen te staan. Alsof het om zijn geloof zou gaan. En dan zegt de een: Nodig is het zaligmakende geloof, Nee, zegt de ander, dat zou wel groot zijn, maar als dat er niet is, is het historisch geloof ook wel genoeg. Laatst zei iemand: Als het niet het zaligmakende geloof is, zal het toch het toevluchtnemende geloof moeten zijn. Steeds gaat het in al dat geredeneer om zijn geloof, terwijl het moet gaan om de belijdenis van de Naam des Heeren. Uit de bodem van je hart. Jazeker! Belijdenis doen is meer dan alleen maar verstandelijk instemmen met de waarheid en beloven dat je netjes in het paadje zult blijven. De kerkeraad mag verlangen van ieder die belijdenis wil doen, dat daar een overtuiging aan ten grondslag ligt. Deze: Dit is de waarheid en daarbij wil ik blijven. Gods volk is een gelukkig volk, waar ik jaloers op ben. In dat gezelschap wil ik leven. Dan is er een afkeer van de zonde en de ongerechtigheid, en ook een begeerte in het hart om tot eer van Gods Naam te leven. Is dat genoeg? Natuurlijk niet! Het ja-woord geven op een Gode welbehaaglijke wijze kan alleen als hartvernieuwende genade ons deel is. Wie dat mist, kan daar dus onmogelijk staan als een hele piet. Al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Dat geldt van alles.

Op de knieën
Uit de bodem van het hart! Ja toch! Alleen, is dat nu het oude of het nieuwe hart? Met het oude hart kunnen we niet sterven. Het oude hart is zo afwisselend. Het oude hart, dan is het geen zaligmakend geloof, hooguit een tijdgeloof Maar laten we dat toch niet geringachten, zeker niet in deze tijd. Net zo min als de liefde tussen man en vrouw. Het zijn vruchten van Gods bewarende (algemene) genade. En ik hoop dat belijdeniscatechisanten daarmee op de knieën komen, uitroepende: „O God, wees mij zondaar genadig. Heere, ik besef dat ik uit en van mijzelf nooit waar zal kunnen zijn. Want uit mij kan niets goeds voortkomen. Gij vraagt van mij volkomen gehoorzaamheid. Ik breng er niets van terecht. Zoudt Gij mij een kruimeltje genade willen schenken! O Zone Davids, ontferm U mijner! Bewaar mij toch, o alvermogend God!" Dat worden geen altaarspringers. Maar dat er nog gevonden zouden mogen worden die in het stof liggen neergebogen, smekende of het de Heere behagen mocht op Zijn tijd (dus niet op onze tijd) naar hen in gunst te willen omzien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Terdege

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 september 1991

Terdege | 72 Pagina's

De vrucht der lippen die Zijn Naam belijden

Bekijk de hele uitgave van woensdag 25 september 1991

Terdege | 72 Pagina's