Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hereenigingsstreven en de Gereformeerde Bond

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hereenigingsstreven en de Gereformeerde Bond

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jaren geleden, in de dagen van ons eerste medeleven met wat er in de Kerk en de wereld geschiedde, hebben wij reeds gepleit voor hereeniging van het uit elkander gescheurde Gereformeerde volk. Door roekelooze toepassing van een verderfelijk scheidingsbeginsel, wanneer het namelijk een beginsel genoemd mag worden, wordt het Gereformeerde volk op elk gebied tot machteloosheid gedoemd. Indien het één was en aaneengesloten leefde ook op kerkelijk gebied, zou aan Gods Woord en de daarin ons voorgehouden levensbeginselen een overheerschende invloed toekomen tot heil van geestelijk en maatschappelijk leven. Doch de geweldige, steeds voortwoekerende verdeeldheid heeft het op schier elk gebied tot machteloosheid gedoemd, zoodat wij het lot ondergaan van het tegen zich zelf verdeelde koninkrijk. Tot nu toe ziet het er nog niet naar uit, alsof er kans is, dat daarin spoedig verandering ten goede komen zal.
De oorzaken daarvan zijn van verschillenden aard, wortelen deels in het verleden, deels ook in het in den loop des tijds ingetreden beginselverloop.
Het ligt voor de hand, dat menschen opgegroeid in de overtuiging, dat hunne ouders of grootouders door zich van de vaderlandsche Kerk af te scheiden, Gods weg zijn gegaan en eene roeping tot gehoorzaamheid gevolgd hebben, niet licht tot het inzicht komen, dat er ook nog een andere weg was, die ook Gods weg zijn kon, al werden vaak de achtergeblevenen als niet vol beschouwd. Vooral nadat in 1892 de vereeniging tusschen de oude afgescheidenen en de uit de doleantie opgekomen gemeenten zich vereenigd hadden, werd het bewustzijn levendig, dat de ware voortzetting der oude nationale Kerk in deze nieuwe „gereformeerde" Kerkformatie te vinden was en de Hervormde Kerk eigenlijk niet meer als Kerk, slechts als een „schijnkerk" kon worden erkend. De vraag of er tusschen 1816 en 1892 dan in het geheel geen Kerk, althans geen echte Gereformeerde Kerk meer bestaan heeft, werd nooit overwogen, noch beantwoord. Zulk een vraag kwam eigenlijk niet te pas, daar er immers sinds 1892 deze nieuwe „gereformeerde Kerk" was, die de leiding had, welker leden de lakens uitdeelden op elk gebied. Alle anderen golden vooral politiek als Gibeonieten.
Toch waren er nog oude afgescheidenen, die zich met het politiek accoord van 1892 niet hadden kunnen vereenigen, zich als Christelijk Gereformeerd bleven aandienen, een eigen weg volgden en, voor een deel althans, nog hun eigen geestelijk type bewaarden. Voor een deel bleven zij het karakter der oude afgescheidenen bewaren, zooals ik die nog in mijn jeugd ontmoet heb, menschen, wien de practijk der godzaligheid niet vreemd was. Helaas, bleef ook aan deze beweging de verwording niet bespaard, leden ook zij onder den tijdgeest, zoodat het eenheidsbeeld, dat wij er begeerden te vinden, bedenkelijke trekken van onsamenhangendheid vertoont, die de vrees wettigen, dat ook hier het reformatorisch beginsel niet geheel ongerept bewaard bleef. Men behoeft geen fijnproever te zijn om te beseffen, dat het ook hier niet alles goud is, dat er blinkt, want er openbaren zich Arminiaansche geesten, die de v r a a g wettigen, of hier nog wel van eenheid in levenden zin kan worden gesproken.
Behalve deze zijn er nu nog een steeds wassend aantal van „vrije gereformeerde" gemeenten, die elk op eigen wijze levend, samen meer het karakterbeeld van een Engelsche independentisme vertoonen. Hier doet zich het scheidingsbeginsel in zijn typisch individueelen zin voor als louter op personen en dus op gevoels willekeur gegrond, meer dan als openbaring in organischen levensdrang geworteld. Natuurlijk zullen deze wel niet allen op eene lijn te stellen zijn, verschillen zij vaak niet alleen in leer, maar ook in kerkelijken levensvorm. Doch alle dragen zij het stempel eener gescheidenheid, vaak in schrillen, extremistischen vorm. Ook zijn er enkelen, die wijzen naar eene kerkformatie in breeder, misschien ook wel in dieper zin.
Ik geloof, dat er onder deze beweging vele kinderen des Heeren zijn, stoere gereformeerde mannen en vrouwen, die door den loop der omstandigheden, misschien wel door den drang der omstandigheden, uit de Hervormde gemeenten verdwenen zijn. Wij moeten namelijk niet uit het oog verliezen, dat de Hervormde gemeenten op tal van plaatsen in zulk een verval geraakt zijn en nog meer zullen geraken, dat het kerkelijk leven voor menschen, die werkelijk gereformeerd zijn van belijdenis, er feitelijk onmogelijk is geworden.
Indien de Gereformeerde Bond zijne roeping had verstaan, voor de belangen dezer gemeente zich in de bres gesteld had. dan zou er ongetwijfeld veel behouden zijn, dat nu verloren is. Dan zou de evangelisatie zijn aangepakt, niet in den zin van wat nu evangelisatie heet, als een soort „inwendige zending", maar door te streven naar consolideering der plaatselijke gemeente volgens het beginsel der Belijdenis. Van dat alles, dat eisch van Woord en Belijdenis is, heeft de Geref. Bond nooit iets terecht gebracht, ja zelfs heeft hij dit tegengestaan. Hij had een werk kunnen doen tot heil der Kerk, maar het is alles uitgeloopen op een geldzaak door eene collecte- actie en administratie onder leiding van betaalde officianten, met becijferingen, gelardeerd met buitengewoon vrome bedankjes, welker teerheid steeg met het bedrag der collecte. Doch van de belangen onzer gemeenten kwam niets terecht. De Doetichemsche actie was het model. Maar van het werk, dat er waarlijk te doen was, kwam niets, want dit vorderde beginselstrijd en beginseltrouw.
Zoo zagen wij de Heeren met allerlei richtingen couliseeren. Men trof de Bondsheeren aan bij den arbeid om met de nieuwste gezangen de Kerk te verrijken. Zij stonden dus daarbij in het licht eener zoo algemeene Kerk, dat er geen Kerk meer in te ontdekken viel. Men vond hen bij de reorganisatie-beweging vooraan om aan de Kerk de Belijdenis te ontnemen. Met allerlei valsche leer heulen de Bondsheeren. Zoo werd deze Bond oorzaak mede van het verloop der Kerk, propageerden zij ijverig Arminius' valsche leer en zongen toch geen gezang. Hij dreef een wig in het Gereformeerd Hervormde volk en werd een instrument tot kerkverdeeling in stede van tot heeling, tot verwarring der geesten inplaats van tot hunne opklaring. De steeds verder gaande verbloeding der Hervormde Kerk is doeddeels gevolg van de beginselloosheid van dezen Gereformeerden Bond.
Het kerkelijk leven in Nederland ziet er dus zeer verward uit, wordt een aanfluiting in dezen modernen tijd. En nu is het waarlijk als een soort ironie der geschiedenis, dat de gescheiden „gereformeerde" Kerk zich aan het werk zet om het Gereformeerde volk, dat door haar eigen afscheidingsbeginsel versplinterd werd, weer tot eenheid te brengen. Het is interessant te lezen wat daarover op de Synode van Sneek verhandeld werd, zooals wij dit in D e B a n i e r vonden. Aldus luidt dit:

GEREF. KERKEN EN CHR. GEREF. KERK.

Ter Synode van de Geref. Kerken te Sneek is behandeld het z.g. „streven naar eenheid onder de Gereformeerde belijders". Naar men weet heeft de Chr. Ger. Kerk een poging tot voorloopige besprekingen van de hand gewezen.
Aan het verslag over de behandeling van deze zaak ter Synode ontleenen wij het volgende:
Uit het rapport van ds. W. H. den Houting blijkt, dat op verzoeken om samenspreking met de Christelijk Gereformeerde kerk herhaaldelijk door genoemde kerk afwijzend is beschikt. De synode der Christelijke Gereformeerde kerk was van oordeel, dat de noodzakelijke basis voor zulk een samenspreking ontbreekt en geen redelijke mogelijkheid voor vereeniging aanwezig was. Ofschoon door deputaten werd duidelijk gemaakt, dat voorloopig de zaak der vereeniging nog buiten directe bespreking was, maar slechts samenspreking werd bedoeld, werd geen resultaat bereikt. Gunstiger resultaten werden bereikt met leden van den Gereformeerden Bond en de Confessioneele Vereeniging. Een officieus contact is hier tot stand gekomen. Over dit verslag rapporteert prof. dr. H. H. Kuyper. Prof. dr. K. Schilder en andere leden der synode willen nog een stap verder gaan en het rapport door namelijk, wanneer de Christelijk Gereformeerde broeders op schriftelijke correspondentie blijven staan, deputaten daartoe te machtigen. Een voorstel in dezen zin wordt met 26 tegen 22 stemmen verworpen. De volgende conclusies worden aanvaard:
1. Deputaten dank te zeggen voor den door hen verrichten arbeid en aan dien arbeid de goedkeuring der synode te hechten;
2. Haar leedwezen uit te spreken, dat de synode der Christelijk Gereformeerde Kerk niet bereid is geweest aan het verzoek van deputaten tot een samenspreking over de bezwaren door haar ingebracht te voldoen en de desbetreffende correspondentie in de bijlagen der acta dezer synode op te nemen;
3. Aan de synode der Christelijke Gereformeerde Kerk alsnog een schrijven te richten, zooals dit door deputaten is voorgesteld;
4. De deputaten te continueeren met de opdracht om, wanneer de synode der Christelijke Gereformeerde Kerk alsnog zich bereid mocht verklaren een saamspreking over de ingebrachte bezwaren te houden deze met haar, of de door haar daartoe gemachtigde deputaten te houden; b. te bevorderen dat het contact, dat verkregen is met vooraanstaande broeders in de Nederlandsch Hervormde Kerk, die de Gereformeerde belijdenis liefhebben, worde voortgezet; c. een dergelijk contact ook te zoeken met de andere Gereformeerde belijders in ons vaderland, teneinde de eenheid der Gereformeerde belijders te bevorderen.

Tot zoover d e B a n i e r . Daaruit blijkt, dat de Synode der „Gereformeerde" Kerk behoefte begint te krijgen aan hereeniging der Gereformeerde belijders. Inderdaad, dit is een schoon, van God geboden doel. Slechts is ook, als bij elk goed werk, de regel van de Heidelberger te betrachten, dat goede werken alleen uit waar geloof, naar de wet Gods, Hem ter eere geschieden en niet op ons goeddunken of menschelijke inzettingen gegrond zullen zijn. Als wij ons nu herinneren, hoe deze uit scheiding en doleantie geboren Kerkformatie door een politieke actie werd samengestampt in de kerkelijke vijzel der toenmalige leiders, dan rijst toch de vraag, of wij hier met een vruchtje des geloofs, dan wel met een voortzetting van dit eerste werk van doen hebben. Dat beteekent natuurlijk niet, dat er niet velen bij betrokken zijn geweest en misschien nog wel zijn, die meenden met deze kerkelijke manipulaties Gode een dienst te doen. Maar het gaat hier om de beweging als zoodanig, die nu aan het werk is.
Als er wat van komen zou in waarheid, zouden er dan onder het Gereformeerde publiek geene symptomen zijn te speuren, die op een geestelijken achtergrond wezen? Ja, zou dan dit het juiste begin zijn? De eerste stap, die tot het doel zou kunnen leiden, kan toch alleen belijdenis van schuld wezen, van schuld over gemeenschappelijke zonde van ontrouw en ongeloof, dat wij als Kerk des Heeren de roeping hebben verzuimd, waarmede de Kerk geroepen is.
Ten slotte wortelt toch daarin al het leed, dat over ons gekomen is, ook de scheiding zelve. Het heeft mij vaak leed gedaan, dat juist bij deze „gereformeerde Kerk" daar niets van te ontdekken viel. Zij is in zelfgenoegzaamheid en tevredenheid met zichzelve ondergaande, voelt zich steeds buitengewoon op haar gemak als meesteresse over heel het Gereformeerde levensterrein en over al wat nog de pretentie van Gereformeerd omdraagt. Zelfs beschikte zij over de Belijdenis der Kerk en verknoeide deze om Rome te behagen in liberalistischen zin. Waarom deze actie nu, na zoovele scheidingsjaren, in eens begint, daarvan hooren wij niets.
Wat drijft deze Synode der „Geref. Kerken" tot dit vroom gebaar? Zelve kan zij er geen resultaat van verwacht hebben. Hoezeer wij nu de roeping tot eenwording der Gereformeerden erkennen als eisch Gods, kunnen wij toch in deze poging niets ontdekken, dat wijst op een zuiveren oorsprong uit de behoefte aan gehoorzaamheid aan den Woorde Gods.
Het is dan ook begrijpelijk, dat de Chr. Gereformeerde Kerk er niet toe overging aan de roepstem; „kom over" gehoor te geven. Er zullen er daar wel zijn, die er naar hunkeren, maar de veronderstelling is zeker niet ongegrond, dat de meerderheid dezer Broederen wel begrepen heeft, dat met daarop in te gaan de oplossing der Chr. Geref. Kerk gekomen zou zijn.
Met de Chr. Gereformeerden liep het dus op niets uit.
Merkwaardig echter is, dat er gezegd wordt; „Gunstiger resultaten werden bereikt met de leden van den Gereformeerden Bond en de Confessioneele Vereeniging. Een officieus contact is hier tot stand gekomen." Daarin is wat inderdaad verwondering baren kan. zooals er ook in is, wat heel niet verwonderen kan. Wat ons verwondert is, dat hier de Gereformeerde Bond weer op het appel is, hoewel het de vraag zal zijn, of de leden van den Gereformeerden Bond opdracht gegeven hebben om een weg te zoeken tot samensmelting met de „Gereformeerde Kerken" door aan de uitnoodiging tot samenspreking gehoor te geven. Deden deze samensprekende Heeren dit op gezag van den Bond? Hebben de leden daartoe opdracht gegeven en zijn zij daarin dus gekend? Indien niet, wat hebben wij dan te denken van deze mededeeling? Deze vraag kwam bij ons op. Wat er van de Confessioneelen gezegd wordt interesseert ons ook, maar minder. Doch het verhaal in dezen vorm verwondert ons en wij hopen, dat de Bondsleden evenals die der Confessioneele Vereeniging eens publiek zullen vertellen, hoe dit in elkander zit.
Dat het Bondsbestuur de Hervormde belangen verkoopt en verraadt, is niets nieuws, was lang reeds in confesso. Wij konden echter niet wachten, dat het zoo officieel kerkelijk bevestigd worden zou. Het komt ons voor, dat als deze Heeren eerlijk waren, zij zich allang hadden laten overschrijven op de lijst der „Gereformeerde Kerken". Naar de politiek zitten zij er reeds lang op het gestoelte der eere en naar de leer passen zij er zeker ook wel. De eerlijkheid, die dan toch ook hare rechten heeft, gebiedt, dat deze Heeren nu de Hervormde Kerk maar verlaten. Wie dat Bondsbestuur aanziet, zal moeten erkennen, dat het geen groot verlies, misschien zelfs winst beteekent voor de Hervormde Kerk, als zij nu eindelijk eens waar worden. In elk geval zou het voor henzelven winst zijn. Ja, deze menschen zijn rijp voor vereeniging met de „Gereformeerde Kerk"! Het zal dan meteen blijken, hoe bitter weinig menschen zij meebrengen.
In elk geval weten wij nu, dat dit Bondsbestuur met een stelletje confessioneelen, Barthianen en anderen, dat zal nog moeten blijken, geheime onderhandelingen voerden met de representanten der „gereformeerde Kerken." De Gereformeerden van het G e r e f . W e e k b 1 a d weten er niets van, zijn zeker als de gereformeerde gemeenten niet vol bevonden. Dat is dus weer een geheime actie, die uitwijst, dat ook zij, die den Geref. Zendingsbond in de hand hebben, handelen over, met en zonder de Herv. Gereformeerden. Gewoonlijk geven zij zich uit als voorstanders van democratie en volksinvloed. In hun handelingen lappen zij alle beginselen aan hun laars. Slechts paradeeren zij graag als de groote mannen, als de vertegenwoordigers der schare, waarover zij heerschen als die anderen, waarvan de Schrift ons verhaalt, dat de schare die de wet niet kent, wel gebruikt, maar niet gekend wordt.
Zien nu de gemeenten, die nog collecteeren voor den Gereformeerden Bond, waarvoor hun schamele collectegelden eigenlijk dienen? Aan de Hervormde belangen komen zij niet ten goede.
Of wij dan niet naar hereeniging moeten begeeren? Zeker wel. Maar dan in den weg door Gods Woord ons gewezen. En omdat zij in dien weg niet wandelen willen, daarom komt er niets van, gaat het beginselverloop door en wordt de verdeeldheid steeds grooter. Ook hiervan geldt Salomo's woord: „Er is een weg, die iemand recht schijnt, maar het laatste van dien zijn wegen des doods."

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1939

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Hereenigingsstreven en de Gereformeerde Bond

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 oktober 1939

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's