Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nieuwe Psalmberijming en Kerkelijk jaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe Psalmberijming en Kerkelijk jaar

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

(1)

Voorzover mij bekend, is er weinig of niets over de 'Nieuwe Psalmberijming in het Weekblad geschreven. Door omstandigheden heb ik mij de laatste tijd nogal in het zgn. groene boekje moeten verdiepen. Op verzoek hield ik in enkele gemeenten een lezing over dit onderwerp; en daarbij bleek, dat er in onze gemeenten een goede, ja grote belangstelling voor dit onderwerp bestaat. Enkele details van de eerste lezing mocht ik intussen publiceren in het periodiek, uitgaande van het G(ereformeerde) B(ijbelgenootschap), dat 'Standvastig' heet.

Intussen mocht ik over hetzelfde onderwerp in de Alblasserwaard een lezing houden voor een plaatselijke Herv.-Geref. Mannenvereniging. Ik koos daartoe het onderwerp, zoals u dat hierboven vindt afgedrukt; en tevens maakte ik enkele kanttekeningen bij die psalmen, die wij plegen te zingen op bepaalde kerkelijke (hoogtij-) dagen zoals Oud- en Nieuw-jaarsdag, huwelijksbevestiging, Doop en Avondmaal enz. Wellicht is er ruimte en gelegenheid, om na dit onderwerp, ook het volgende te bespreken.

Weliswaar heeft het Hoofdbestuur een — gelukkig! — afwijzende memorie gepubliceerd naar aanleiding van de vraag, of wij in onze (Herv.-Gereformeerde) Gemeenten de nieuwe psalmberijming kunnen en mogen aanvaarden. Toch werd in die memorie met enkele hoofdlijnen volstaan. In en voor de praktijk is dit echter niet voldoende.

De Nieuwe Psalmberijming doet haar rondte door kerken, scholen en verenigingen. Ik herinner me een Zondagsschool, waar ze werd ingevoerd, en waar enkele medewerkers hierdoor in een gewetenskonflikt kwamen. Op gemengd-christelijke scholen is het heel gewoon, dat er de Nieuwe berijming geleerd en gezongen wordt. Sommige ouders blijken dat nog niet eens te weten. Horen ze ervan, dan ontstaat ook bij hen soms een schrik-situatie. In bepaalde gemeenten onder ons worden al proeven genomen met een of meer psalmen per kerkdienst, uit de nieuwe bundel.

De algemene opinie, door de voorstanders verspreid, is deze, als zou de onder ons gangbare berijming zo langzamerhand onaanvaardbaar en ongenietbaar dienen te heten vanwege haar zogenaamde remonstrantse inslag. Niets is minder waar. Met een verwijzing naar de dissertatie van dr. Blokland over de predikant-dichter ds. Willem Sluiter, kan ik erop wijzen dat de bundel van 1773 een terdege-gereformeerd achterland bezit in de zovele en rijke psalmberijmingen, die er na Datheen — soms als paddestoelen (maar dan geen giftige!) — uit de kerke- en belijdenis-grond opgroeiden. 1)

Het zou een studie op-zich vragen, het al of niet remonstrantse van sommige woorden en spreekwijzen uit de Oude berijming na te gaan. Onze totaal-indruk, na 'n kleine halve eeuw van toch wel uitsluitend Psalmen-zingen in de gemeente(n), is deze, dat er van een remonstrantse denkwijze in de berijming van 1773 geen sprake is.

Om deze Inleiding niet te lang te houden, gaan we nu maar direkt tot de zaak zelf over. We verdelen het 'Kerkelijk Jaar' 2) meestal in: Advent, Kersttijd, Lijdenstijd, Pasen, Hemelvaart, Pinksteren en feestloze helft.

Een echte Adventspsalm is van-ouds Psalm 130. Zowel vers 1 als 2 worden trouwens ook veel en gaarne gezongen 'na de Wet'. De woorden zijn bekend, maar druk ik toch ten gerieve van de lezers af:

Zo Gij in 't recht wilt treden, o HEER', en gadeslaan onz' ongerechtigheden: ach, wie zal dan bestaan? Maar neen, daar is vergeving altijd bij U geweest. Dies wordt Gij, HEER', met beving recht kinderlijk gevreesd!

M.i. is dit stoer-, en oer-gereformeerd! Diep-bijbels en bevindelijk!

Vergelijken we daarmee nu eens de daarmee korresponderende berijming van de dichter-predikant ds. W. Barnard:

Zoudt Gij indachtig wezen al wat een mens misdeed, wie zou nog kunnen leven in al zijn angst en leed? Maar Gij wilt ons vergeven, Gij scheldt de schulden kwijt, opdat wij zouden vrezen Uw goedertierenheid.

Hoe nauw sluit de Oude rijm bij de tekst van de Statenvertaling aan!

Deed dat, in dit geval!, ook de Nieuwe rijm met betrekking tot de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap, waarop deze Nieuwe Psalmberijming toch heet te rusten!

De Statenbijbel heeft: 'Zo Gij, HEERE, de ongerechtigheden gadeslaat, wie zou bestaan? Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.'

De Nieuwe vertaling luidt in vers 3 en 4: 'Als Gij, HERE, de ongerechtigheden in gedachtenis houdt, Here, wie zal bestaan? Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.'

'In gedachtenis houden' is, dunkt mij, veel sterker dan 'indachtig wezen'.

De jubel: 'Maar neen!, daar i s vergeving'... wordt verzwakt tot 'Maar Gij wilt ons vergeven'.

Heel vreemd klinkt het vrezen van n.b. Gods 'goedertierenheid'. Een gedachte, die wij nergens in de Schrift zo vertolkt vinden. Natuurlijk, in Gods deugdenbeeld is de goedertierenheid éen van Zijn heilige eigenschappen. Maar God Zélf dient gevreesd, en wel kinderlijk. Er zit in de ware vreze des HEEREN niet overwegend slaafse, maar kinderlijke vreze en liefde. Heel fijn, echt bijbels is dit samengaan van het vrezen van de HEERE mét het kindvan-God-zijn in de Oude rijm getroffen. Het eigenaardige geval doet zich voor, dat in de Nieuwe rijm (Ps. 134, vs 3) de zegen toegekend wordt aan Gods 'heiligheid':

Uit Sioo, aan den HEER gewijd, zegene u zijn heiligheid!,

terwijl dus in Ps. 130 volgens de Nieuwe rijm Gods 'goedertierenheid' gevreesd moet worden. Zoiets acht ik aan alle ware

theologie totaal vreemd; het herinnert veeleer aan de paradoxale manier, waarop een man als wijlen dr. Karl Barth de eigenschappen Gods behandeld heeft in zijn 'Kirchliche Dogmatik'.

In elk geval is in beide gesignaleerde psalmen de combinatie niet juist.

Op het Kerstfeest wordt vaak gezongen uit de 'Kerstpsalm', Psalm 98: 'Zingt, zingt een nieuw gezang den HEERE! 't Gaat dan immers om de viering van de komst van de 'HEERE, onze Gerechtigheid'. Hoe schoon is dit uitgedrukt in dit deel van vers 1 (Oude rijm):

Nu heeft Hij Zijn gerechtigheid, zo vlekkeloos en ongeschonden, voor 't heidendom tentoon gespreid.

Zeer krachtig wordt in het voorafgaande reeds het Messiaanse heil, de door Christus verworven verlossing bezongen:

Zijn rechterhand, vol sterkt' en ere, Zijn heilig arm wrocht heil na leed.

Met de Nieuwe rijm moet de gemeente intussen als volgt zingen:

Wij zien Hem heerlijk triomferen met opgeheven rechterhand. Zingt voor den HEER, Hij openbaarde bevrijdend heil en bindend recht voor alle volkeren op aarde. Hij doet zoals Hij heeft gezegd.

Zulk een berijming acht ik geen vooruitgang, gelet op de oude; veeleer vind ik het een verarming aan theologisch gehalte. Hetzelfde geldt trouwens het 2e vers. Dan luidt de Nieuwe rijm:

Ja Hij is ons getrouw gebleven, Hij heeft in goedertierenheid n

naar de belofte eens gegeven, het huis van Israël bevrijd.

De Oude rijm heeft hier:

Hij heeft gedacht aan Zijn genade, Zijn trouw aan Isrel nooit gekrenkt. Dit slaan al 's aardrijks einden gade, nu onze God Zijn heil ons schenkt.

De beide dichters dr. Schulte Nordholt en ds. J. Wit hebben met name aan het slot de oorspronkelijke tekst geweld aangedaan. Het gaat daar n.1. om de tweede en laatste komst van de Messias. Hij komt om te oordelen de levenden en de doden. Ook Psalm 98 wist hier al van. De Oude rijm luidt (vs 4):

Hij komt. Hij komt om d'aard' te richten, de wereld in gerechtigheid; al 't volk, daar 't wreed geweld moet zwichten, wordt in rechtmatigheid geleid.

Zelfs de Nieuwe vertaling kon aan deze zijde van Christus' (tweede) komst niet voorbijzien. Zij 'vertaalde: 'Hij zal de wereld richten in gerechtigheid en de volken in rechtmatigheid'; en eerder nog: 'want Hij komt, om de aarde te richten'. Voluit wordt dit in de Oude rijm bezongen. Maar in de Nieuwe is dat helaas!, geheel anders, * de 'gerichts'-gedachte is er zelfs ten dele uit verdwenen. Hoort maar:

Hij komt, Hij komt de aarde richten, Hij komt, o volken weest verblijd, Hij komt zijn koninkrijk hier stichten, zijn heil en zijn gerechtigheid.

We vragen ons als vanzelf af: waarin bestaat het 'richten' van 'de aarde', wanneer 'de volken' alle reden hebben om 'verblijd' te zijn.

Geliefd op de Kerstdagen is ook Psalm 72, vooral vs 2:

De bergen zullen vrede dragen, de heuvels heilig recht; Hij zal hun vrolijk op doen dagen het heil, hun toegezegd. 't Ellendig volk wordt dan uit lijden door Zijne arm gerukt, enz.

Met dat 'ellendige volk' zomin als met de 'goddelijke gerechtigheid', in Christus geopenbaard, weet de Nieuwe berijming geen weg en geen raad. De 2e helft van vs 1 (Nieuwe rijm) luidt immers in de berijming van dr. Schuit Nordholt:

Dan ruist op alle bergen vrede, heil op der heuvlen top. Hij zal geweldenaars vertreden, maar richt de armen op.

En dat nog wel, waar de Nieuwe vert. heeft: 'Hij richte uw volk met gerechtigheid, uw ellendigen met recht. Mogen de bergen den volke vrede dragen, en de heuvelen, in gerechtigheid. Hij verschaffe recht den ellendigen des volks', enz.

In plaats van 11 verzen (Oude rijm), heeft de Nieuwe ber. er maar 7. We zien, aan de hand van de onberijmde Psalm, tot welk een verschraling dit leidde.

Dat komt ook duidelijk uit in vs 4 (Nieuwe rijm) tegenover vs 7 (Oude rijm). De Nieuwe berijming klinkt daar als volgt:

Hij zal de redder zijn der armen, hij hoort hun hulpgeschrei. Hij is met koninklijk erbarmen hun eenzaamheid nabij. Hij helpt, met hun bestaan bewogen, die zijn in vrees verward. Hun bloed is kostbaar in zijn ogen. Hij draagt hen in zijn hart.

De Oude rijm gaat veel dieper, en staat dichter bij de onberijmde Psalm:

Nooddruftigen zal Hij verschonen; aan armen, uit gend, Zijn hulpe ter verlossing tonen. Hij slaat hun zielen gS. Als hen geweld en list bestrijden, al gaat het nog zo hoog: hun bloed, hun tranen en hun lijden, zijn dierbaar in Zijn oog.

De Statenvertaling heeft in vs 14: 'Hij zal hunne zielen van list en geweld bevrijden'. In de Nieuwe vert. luidt het: 'Van druk en geweld zal hij hun leven bevrijden'.

De Nieuwe rijm werkt, als 'vulling', met 'eenzaamheid' en 'in vrees verward'. Maar daarvan staat niets in Psalm 72. Daar gaat het over de 'ellendige en die geen helper heeft'. 'Hij zal den arme en nooddruftige verschonen en de zielen der nooddruftigen verlossen'. Van het geestelijke zieleieven, ja zelfs van een bijbelse psychologie hebben de Nieuwe berijmers geen kaas gegeten. Ze schijnen vreemd aan, wellicht wars van het geestelijke leven van Gods kinderen, zoals in deze berijming zo duidelijk blijkt.

In de 'inleiding' op de Nieuwe Psalmberijming lezen we, dat alleen God een hoofdletter kreeg en verder het persoonlijke voornaamwoord voor God.

Letterlijk staat er dan: 'Hierachter schuilen geen theologische motieven, zoals een ontkenning van de Messiaanse zin van sommige psalmen'. ("Woord vooraf", p. 3/4). Ik dacht, dat alle Psalmen in verband, ja in de allernauwste betrekking tot Christus, de Messias staan. Het Messiaanse karakter komt dan ook heel wat beter uit en tot z'n recht in de Oude. dan in de Nieuwe berijming. Mede dankzij het gebruik van een hoofdletter. Christus en de Vader zijn toch éen? De Koning van Gods (messiaanse) rijk mag toch wel een hoofdletter hebben? Predikanten en dichters, als in deze Nieuwe berijming, krijgen toch ook nog een hoofdletter? En dan de Heere der heren en de Koning der koningen niet? Ik vrees, dat hun verontschuldiging te herleiden is tot een verkapte zelf-beschuldiging, naar het frans gezegde: wie zich verontschuldigt, beschuldigt zich.

Zo krijgt de Koning in Ps. 78, vers 8 (Oude ber.) terecht een hoofdletter, en zingen we daar:

"Zo moet de Koning eeuwig leven!", bidt elk met diep ontzag. Men zal hem 't goud van Scheba geven, hem zeeg'nen, dag bij dag.

En wat vinden we hiervan terug in de Nieuwe ber. (vs 5)?

Leve de koning (zonder hoofdletter!) geef hem Arabisch goud [in ons midden. Laten wij daaglijks voor hem bidden, nu hij de scepter houdt.

Hierbij gaat het maar niet, om 't al dan niet gebruiken van een hoofdletter, wel? Want in deze nieuwe rijm is het Messiaans karakter geheel zoek- en weggerijmd. Want volgens de Nieuwe ber. moeten w ij voor deze koning bidden. En het is juist omgekeerd. Dat heeft zelfs de Nieuwe vert. (vs 10 v.): Mogen 'de koningen van Tarsis en de kustlanden hem geschenken brengen, de koningen van Scheba en Seba hem schatting offeren. mogen alle koningen zich voor hem nederbuigen. alle volkeren hem dienen'. 'Voor hem bidden' o f Hem éanbidden, maakt wel een enorm verschil.

Hetzelfde geldt ook voor vers 6 (Nieuwe), vergeleken met vs 10 (Oude rijm).

Bloeie zijn naam in alle streken, zolang de zon verrijst. Zijn koningschap zij ons een teken dat naar Gods toekomst wijst. Dat opgetogen allerwegen de volken komen saam, elkander groetend met de zegen van zijn doorluchte naam.

Vers 9 en 10 (Oude rijm) klinken heel wat beter. Vers 9 luidt:

Zijn naam en roem zal eeuwig groeien; ook zal, eeuw in, eeuw uit, het nageslacht Zijn grootheid zingen, zolang het zonlicht schijn'. Hun zal een schat van zegeningen in Hem, ten erfdeel zijn.

De Nieuwe rijm blijkt gedeeltelijk de Nieuwe vertaling te volgen, die heeft (vs 17): 'Zijn naam zij voor altoos, zolang de zon er is, bloeie zijn naam. Mogen alle volken elkander daarmee zegenen, hem gelukkig prijzen!'

De Statenvert. luidt: 'zij (nl. de volken) zullen in Hem gezegend worden'. Dat is een doórlopend-bijbelse gedachte. Zuiver vertolkt in de Oude rijm. Heel wat beter dan het zo oppervlakkig-aandoende: 'elkander groetend met de zegen van zijn doorluchte naam'.

Vers 10 (Oude rijm) begint aldus:

Dan zal, na zoveel gunstbewijzen, 't gezegend heidendom 't geluk van deze Koning prijzen, die Davids troon beklom.

Het blijkt uit dit alles, dat wij Christus veel beter en schriftuurlijker kunnen bezingen in de Oude, dan in de Nieuwe berijming. Deze laatste berijming zou misschien passen in een joodse synagoge, maar zij kan echt niet dienen om Christus groot te maken in de christelijke gemeente. 't Lijkt immers meer op een joods liederenbundeltje.

Ook Psalm 2 is een Kerst-psalm: Kust den Zoon (mèt hoofdletter, Staten-vert., vs 12), opdat Hij niet toorne en gij op den weg vergaat!

Oude berijming (vs 6) heeft:

En kust den Zoon. van ouds u toegezeid, eer u Zijn toorn verdelg' voor aller ogen.

Van deze toorn van de versmade Zoon weet de Nieuwe ber. niet, waar ze zingt in vs 4:

Kust toch de zoon (kleine letter!), opdat gij [niet te gronde gaat op uw weg. Te licht wordt hij getart

De Statenvert. (vs 12) heeft verder: Wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden'. En de Oude ber. (vs 6) geeft dit als volgt weer:

U op uw weg tot stof doe wederkeren, wanneer Zijn wraak, getergd door uw gedrag, u, onverhoeds, zou door haar gloed verteren, tot staving van Zijn lang gehoond gezag.

De Nieuwe ber. heeft hier alleen maar: Te licht wordt hij getart en kan ('t hoeft dus niet!) zijn gramschap [tegen u ontbranden.


1) Vgl. Dr. C. Blokland, 'Willem Sluiter' (1965), pg. 71.

2) Van oudsher kende men in onze kerk 'het Kerkelijk Jaar'; ze is wel wat ouder althans dan de in deze eeuw opgekomen 'eucumenische beweging'.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 november 1970

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Nieuwe Psalmberijming en Kerkelijk jaar

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 november 1970

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's