Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verhoging voorraad- en  vermogensaftrek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verhoging voorraad- en vermogensaftrek

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

door de heer Van Dis

TOCH WEL EERDER...

Reeds langer dan een jaar geleden werd een wetsontwerp aangekondigd dat een verhoging van de voorraad- en vermogensaftrek in de inkomsten- en in de vennootschapsbelasting zou bevatten. Kabinetswisselingen en verkiezingen zullen voor dat uitstel wel verantwoordelijk worden gesteld.

Overigens moet worden erkend dat het in wets-technisch opzicht maar een eenvoudig wetsvoorstel is, dat naar onze mening toch wel wat eerder bij de Kamer aanhangig had kunnen worden gemaakt. Het nadeel van de wat late behandeling wordt echter toch weer grotendeels weggenomen door de terugwerkende kracht die aan de voorstellen is verleend. Meestal stuit terugwerkende kracht wel op principiële bezwaren. Nu het echter gaat om een lastenverlichting, behoeven deze niet zo zwaar te worden gewogen.

ZORGWEKKEND

Dit voorstel moet worden geplaatst in het bredere kader van de financiële en economische situatie van het bedrijfsleven die uiterst zorgwekkend is. Reeds het debat over de vroege voorjaarsnota heeft laten zien wat voor desastreuze gevolgen het huidige financieringstekort heeft voor de mogelijkheden tot een goed herstel van de economie. Immers, er is een chronisch gebrek aan lange kapitaalmiddel omdat het beslag van de overheid zo overheersend is. Het mag dan een lichtpunt zijn dat het grootste deel van het tekort over 1983 is gedekt, toch blijft de groeiende druk van de rentelast en verdringing bestaan, omdat de financieringsmiddelen voor investeringen als de economie mag aantrekken, wel eens slechts tegen hoge rente kunnen worden verkregen en wat te denken van het spoedig ineenkrimpen van het huidige overschot op de beta­ lingsbalans als gevolg van import van kapitaalgoederen?

In ieder geval vinden wij de achterblijvende investeringen nu niet zo'n best teken. Ligt daarin niet tevens het bewijs dat de eigen vermogensposities van de bedrijven dermate slecht zijn dat van daaruit allerminst een stimulans op de economie kan uitgaan. Alles hangt met alles samen is vandaag de dag een bekend gezegde. Vraagt de collectieve sector te veel - en dat doet zij! - dan moeten de bedrijven terug.

En de cirkel sluit met de uitstoot van meestal dure arbeid. Dat is een spiraal die wij met alle geoorloofde middelen moeten pogen te doorbreken. In dat licht moet het herstel van de rendements- en vermogenspositie van de bedrijven een hoge prioriteit hebben. En hiermede heb ik tevens ons oordeel gegeven over de strekking van het wetsontwerp.

GENERIEKE MAATREGEL

Daar is nog een reden die het ons gemakkelijk maakt met het voorstel akkoord te gaan. De lastenverlichting is gegoten in de vorm van een generieke maatregel die voor alle daarvoor in aanmerking komende ondernemers van klein tot groot van toepassing is.

De ervaringen met specifieke steunregelingen zijn nu niet bepaald bemoedigend. Meestal komt het geld niet terecht waar het nodig is en het is bijzonder moeilijk gezonde concurrentieverhoudingen te behouden. En dan heb ik het nog niet eens over het woud van specifieke regelingen, dat er door wordt vergroot. Een specifieke maatregel voorkomt al die nadelen en leidt meer tot het aankweken van de noodzakelijke persoonlijke verantwoordelijkheid omdat het de armslag voor het bedrijfsleven vergroot en dat stelt het in staat om in die verantwoordelijk­ heid de noodzakelijke bijdrage te leveren voor herstel en behoud van werkgelegenheid.

TOCH NOG WEL ENKELE VRAGEN

De instemming met het wetsontwerp neemt echter niet weg dat er toch nog wel enkele vragen leven. Onze fractie heeft het als een duidelijk gemis ervaren dat de gegevens waarop de globale samenhang tussen de beide aftrekken in zekere zin is gebaseerd, stammen uit 1977. Met andere woorden, de ontwikkelingen van de jaren nadien zijn niet kunnen worden verwerkt. Vinden de bewindslieden dat geen gemis en zijn zij bereid eventueel volgende voorstellen met meer recent en actueel feitenmateriaal te onderhouwen? Als het waar is dat in doorsnee de vermogenspositie van het bedrijfsleven allerbelabberdst is - en de globale gegevens die beschikbaar zijn duiden erop - zit onze fractie met de dringende vraag hoe dan de vermogensaftrek daadwerkelijk kan bijdragen aan de versterking van het eigen vermogen. Is het dan toch niet meer dan een druppel op een gloeiende plaat? Kan nader worden ingegaan op de raming van de lastenverlichting in samenhang daarmede?

Ik vraag dit mede met het oog op de mogelijkheid dat de daadwerkelijke gevolgen voor de schatkist pas in latere jaren tot gelding zullen komen, omdat in vcrlicssituaties de aftrekken in de verliescompensatie zullen worden betrokken.

RELATIE INFLATIEONTWIKKELING

In de stukken is de relatie met de inflatieontwikkeling, zij het globaal, gehandhaafd, alhoewel onze fractie de indruk had dat deze niet zo'n overheersende rol meer speelt en het accent meer gelegd is op de versterking van de vermogenspositie dan op het elimine- ren van schijnwinsten. En met behoud overigens van het element van de globale uitschakeling van de schijnwinst ligt het naar ons oordeel toch meer voor de hand te streven naar een meer gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen. In dat kader zou dan ook gestreefd moeten worden naar een aftrek die ten minste tendeert naar de hoogte van de reële rente. Wij menen dat bij zo'n motivering tevens een meer objectieve maatstaf kan worden gevonden. Kunnen de bewindslie den hun visie daarop geven en daarbij tevens in hun antwoord meenenien dat daardoor de prikkel om met eigen vermogen te financieren kan toenemen? Ten deze mag worden verwezen naar de voorstellen die de werkgeversorganisaties terzake hebben gedaan.

Er ligt dan ook een duidelijke relatie met de verdere invulling van de in het regeerakkoord aangekondigde lastenverlichting tot maximaal / 6 mld. Zo'n soort maatregel kan daarvan heel goed een onderdeel uitmaken, behalve de reeds aangekondigde verruiming van de carry-backregeling en de mogelijke verschuiving - en dat is misschien voor de bedrijven een verlichting, echter niet voor de totale lastendruk - van werkgeverslasten naar werknemerslasten. Dat laatste heeft ook nog al wat haken en ogen omdat het arbeidsinkomen toch al onder grote druk staat, vanwege de inlevering ten behoeve van arbeidstijdverkorting. Ook nu heeft het kabinet de invulling van de / 6 mld niet gegeven. Zien de bewindslieden dan geen voordelen in het adagium: vroege hulp is de beste hulp?

In de schriftelijke stukken is veel gesproken over de verschillen in behandeling tussen de afstelregeling van de voorraadaftrek en de uitstelregeling met betrekking tot ijzerenvoorraadstelsels en lifostelsels. De vergelijking op basis van contante waarden leidt er toe dat per saldo beide regelingen globaal gelijk zijn, zodat de beperking tot een nominalistische voorraadwaardering van de zg. voorraadaftrek goed beargumenteerd kan worden verdedigd. Daarbij ga ik ervan uit dat in laatst genoemde waardcringsgrondslag inderdaad de reële kostprijs tot basis heelt. In hoeverre dat in alle gevallen reëel is, lijkt aan een zekere twijfel onderhevig. Wie kan de waarde van winkeldochters beoordelen? In het voordeel van een realistische waardering werkt overigens wel het gegeven dat de ondernemer zal streven naar optimalisering van de aftrek.

Onze fractie zou echter nog wel nader willen worden ingelicht omtrent de mogelijkheid om bij stelselwijziging de daarbij ontstane fiscale boekwinst niet in één keer te belasten, maar deze uit te smeren over de komende jaren op basis van bijv. de hoogte van de voorraadaftrek, die alsdan geclaimd kan worden.

LANDBOUWSECTOR

Met betrekking tot de landbouwsector heeft de Staatssecretaris een naar onze mening sluitende argumentatie gegeven waarom ook na het aannemen van het amendement Van der Linden in het kader van de wijziging van de SIR - een wijziging overigens die in het W.F.R. de nodige kritiek heeft opgeleverd in navolging van ook die door mij te berde werd gebracht - een gedeeltelijk toestaan van vermogensaftrek niet in aanmerking komt. Het gaat om de vrijstelling van winst op gronden in de uitoefening van het landbouwbedrijf verkregen. Daarnaast lijkt het ons ook heel moeilijk van te voren vast te stellen welk deel van de landbouwgrond onder die uitzondering zou moeten vallen. Het uitschakelen van de landbouwgrond is in die zin echter wel intrigerend dat met name jonge boeren met hoge lasten en schulden zitten, die het hun moeilijk maakt van de vermogensaftrek behoorlijk te kunnen profiteren. Dat was dunkt ons de reden waaronm het Landbouwschap bepleitte de daarmede verband houdende schulden dan ook te elimineren. Wij weten wel dat de financieeltheoretische relatie tussen verkrijging en aanwending van het vermogen niet is gelegd.

Aan de andere kant ligt er met betrekking tot de voorraad toch een duidelijk verschil, namelijk dat de financiering van landbouwgrond doorgaans via hypotheekstelling plaats vindt. Zou het wellicht toch geen overweging verdienen in de agrarische sector, vanuit het stimuleren van de jonge ondernemers in deze zin tegemoet te komen?

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

De Banier | 24 Pagina's

Verhoging voorraad- en  vermogensaftrek

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1983

De Banier | 24 Pagina's