Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebed om herderlijke zorg

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebed om herderlijke zorg

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gij dan, weid Uw volk met Uw staf, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont, in het woud, in het midden van een vruchtbaar land; laat ze weiden in Basan en Gilead, als in de dagen van ouds. Micha 7 : 14.

De Herder

In de nood van het volksleven en in de nood van eigen zondeschuld, zag Micha in gespannen verwachting uit naar de HEERE. In de nacht van het oordeel mocht zijn geloofsoog het dagen van de Heilzon zien. Daarop wachtte hij nu. Maar zijn wachten is niet zonder spanning. Immers, het is niet vanzelfsprekend, dat dat licht nu ook werkelijk komen zal. Er staat zoveel tegen de verschijning van het licht in. Micha kan het niet in een gemakkelijke zekerheid afwachten. Hij heft zijn hart biddend en smekend op tot de HEERE. Dat is zo een gang in het leven des geloofs. Het vertrouwen op de HEERE maakt Gods kind nooit zorgeloos. De afhankelijkheid blijft, het smeekgebed blijft. Als David zijn stralend geloofsvertrouwen beleden heeft met de woorden: De HEERE zal het voor mij voleinden, bidt hij er direct achteraan: En laat niet varen de werken Uwer handen. En zo bidt hier de profeet om het heil des HEEREN, terwijl hij telkens weer betuigt, dat dat heil zeker komen zal. Het gebed wordt gedragen door het geloof, maar het geloof wordt evenzeer gedragen door het gebed. Wij hebben het niet in handen, althans niet in onze grijpende handen, wel in onze biddende gevouwen handen.

Micha bidt dus om het heil des HEEREN, waarop hij vertrouwt. Hij doet dat onder een bekend beeld. Het beeld van de herder, die Zijn kudde weidt, Micha stelt zich met en in zijn volk voor als een schaap dat aan de herder vraagt om geweid en geleid te worden. Het geeft zich in handen van de herder, omdat het beseft: Die herder is de goede herder. „Gij dan weidt Uw volk." Dat „Gij" is eigenlijk allesbeheersend. Dat is immers de HEERE, de Getrouwe, de God des eeds en des verbonds. En het verbond Zijns vredes weet van geen wankelen. Tot vervulling van dat verbond heeft Hij zelfs Zijn Zoon gezonden. Micha heeft van die Zoon mogen spreken. Uit het kleine Bethlehem Efratha zou Hij voortkomen, maar Hij zou 'n Heerser zijn in Israël en Hij zou staan en weiden in de kracht des HEEREN. Hij zou vrede zijn. In de handen van die Herder legt Micha zich biddend neer. O, en wij hebben u geen andere herder aan te wijzen en aan te prijzen. Ik ben de goede Herder, heeft Christus gezegd. En het was niet teveel gezegd. Dat zal een ieder ondervinden, die zich onder Zijn leiding mag stellen. Gij dan, weid uw volk. Gij zijt toch de Herder Israëls. Gij hebt Jozef toch als schapen geleid.

Zijn kudde

Als een schaap dringt Micha zich met zijn volk schuilend tegen de Fierder aan. Hij doet daarbij een beroep op de bijzondere betrekking die er tusssen de Herder en deze kudde is. Wij zijn toch uw volk, de kudde Uwer erfenis. Het is geen vreemde kudde, die de Herder om bescherming vraagt. Het is een kudde, die de Herder zelf heeft uitverkoren. Israël is toch door de HEERE opgezocht. Het was niet Israëls begin in de woestijn, het was Gods begin. En zoals een man gesteld is op het erfdeel, waarop hij met zijn geslachten heeft gewoond, zo is de HEERE toch ook gesteld op Zijn volk. Dat volk is toch Zijn deel. jacob is toch het snoer Zijner erve. Zou Hij dan naar dat volk, naar die kudde niet willen omzien? Als het nu zomaar een kudde was, een vreemde, maar het is Zijn kudde! Als Micha bidt, heeft hij niets van zichzelf of van zijn volk om naar voren te brengen, aan die kant ligt alleen maar zonde en ongerechtigheid, aan die kant is alles te kort en alles te krap. Micha mag aan de kant van God beginnen. Hij mag als het ware de HEERE heilig in verlegenheid brengen. HEERE, wij zijn toch geen vreemden voor U. We zouden wel vreemden moeten zijn. We hebben onszèlf ten enenmale van U vervreemd, maar Gij zijt toch goedertieren en genadig. Wat staan we dan vast, als we zo pleiten mogen: „HEERE, Gij hebt mij toch geroepen. Gij hebt mij toch liefgehad. Ik niet U, maar Gij mij. Gedenk mij dan om Uws Naams wil, om Uws verbondswil".

Wat staan we dan vast, vast in Gods trouw, vast in God Zelf.

„Ja", zegt u, „kon ik daar maar houvast aan krijgen, maar ik sta er nog zo helemaal buiten. Heb ik wel grond om op te staan voor Gods Aangezicht? "

Ach, er is maar één grond en dat is Gods barmhartigheid in de Heere Jezus Christus. En denk daar nooit te gering van. Raak de HEERE maar op die tere plek aan. Wie tot Hem komt zal Hij niet uitwerpen.

Van die kudde wordt voorts gezegd, dat ze alleen woont in het woud, in het midden van een vruchtbaar land. Deze woorden zijn voor verschillende uitleg vatbaar. Met Calvijn menen we hier te moeten denken aan het volk in ballingschap. Het woont daar alleen en verlaten, in een woud: een weinig vruchtbaar gebied. Het volk woont daar onder het oordeel van God, als een melaatse, afgezonderd van de gemeenschap, van Zijn gemeenschap.

O zeker, Babel is vruchtbaar genoeg. Daar is voor anderen genoeg voedsel te vinden, maar juist niet voor het volk des HEEREN, dat ondanks alles de HEERE niet kon missen. Zo woonde Gods volk daar in Babyion. Alleen, in een woud temidden van een vruchtbaar land. Misschien voelt u dat wel aan. Wat kunnen we ons verlaten gevoelen van de mensen, maar bovenal van God. Ons hart zoekt voedsel, maar 't is niet te vinden. Alles is dor en kaal om ons heen en in ons. Er is een grote magerheid over onze ziel gekomen en we vergaan welhaast van honger en dorst. En onszelf kunnen we alleen maar de schuld geven. We hebben immers de HEERE verlaten. We gingen weer opnieuw onze eigen wegen, wegen van zonde en hoogmoed. En we liepen maar voort op die wegen, tegen alle waarschuwingen in. Zo zijn we in dit dorre verlaten oord terecht gekomen. O ja, er zou genoeg te genieten zijn, als we de HEERE zouden vergeten en Zijn dienst, als we maar helemaal wilden opgaan in de dingen van de wereld, dan zou er voor

vandaag vettigheid genoeg zijn: Laat ons eten en drinken en vrolijk zijn. Maar dat kan nu juist niet! De HEERE alleen kan onze verzadiging zijn en Hem moeten we missen door onze zonde. Wat kunnen we ons dan ongelukkig voelen. Geen thuis in de wereld en geen opening bij God.

Micha schuilt bij de grote Herder der schapen. Zouden we dat ook maar niet doen? Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid.

En wat ligt er in dat alleen wonen dan ook een gezegende vrucht. Immers, wat is dat schaap gewillig, als het zich daar zo tegen de Herder aanvleit. Neen, dat is niet gewoon. Een schaap is maar een onwillig dier. Het wil altijd maar wegdwalen en afdwalen!

Leerde u het? in het dorre woud van de Godsverlating dringen we dicht tegen de Herder aan: Gij dan weid, Uw volk.

Zijn weiden

In dat dorre en verlaten oord van het oordcel Gods bidt de profeet of de HEERE Zijn volk wil weiden. Om dat te verstaan moeten we ons een ogenblik het herdersleven indenken.

De herder in het oude Oosten trok met zijn kudde soms dagen lang rond op zoek naar voedsel, naar een weide waar de kudde zou kunnen grazen. Daarbij moest soms door onherbergzame streken worden getrokken, over holle wegen, langs steile bergpaden of door diepe dalen. De lange herdersstaf werd dan gebruikt om de kudde te leiden. Een schaap dat van het goede pad af wilde, kreeg er een tik mee. Zo leidde de herder zijn kudde in grazige weiden, aan zeer stille wateren. Zo zocht hij in de middaghitte een schaduwplek voor de kudde op onder bomen of overhangende rotsen. Wat een zorg, wat een trouwe zorg had een herder voor zijn kudde.

Veel rijker nog, veel heerlijker is het weiden Gods. Omdat weiden vraagt de profeet. Hij vraagt of de HEERE Zijn volk zou willen leiden met Zijn staf. Ze zijn immers zo dwaalziek, zo eigenwijs. Ze willen altijd maar weer andere wegen op. Wat is het nodig dat de HEERE ze leidt. Ja, ook nodig dat HEERE ze af en toe een gevoelige tik geeft met Zijn staf, opdat ze niet afwijken noch ter linker, noch ter rechterzijde. Micha bidt hier eigenlijk tegen zichzelf en tegen Zijn volk in. We gaan van nature immers veel liever onze eigengekozen wegen. En wie krijgt er nu graag een tik op zijn neus? En toch, Micha beseft, dat het leven in de leiding Gods ligt. Wij dwalen allen als schapen, wij keren ons een ieder naar onze eigen weg, maar het is de weg van de dood. Wat een zegen, als ik de leiding van mijn leven uit handen mag geven en over mag laten aan de goede Herder, om mij te leiden met Zijn staf. Die staf is het Woord. Met Zijn Woord en Geest regeert Herderkoning Christus Zijn kudde. Hij leidt ze in grazige weiden en aan zeer stille wateren. Daar strekt Micha met zijn volk zich verwachtend en biddend naar uit. De HEERE moge Zijn volk vertroosten en verkwikken. Ze weiden in Basan en in Gilead.

Basan en Gilead stonden bekend om hun weidegebied. Het was daarvoor een herder met zijn kudde goed toeven. Vroeger hadden die streken aan Israël behoord, maar door het oordeel Gods over hun zonden waren ze die kwijt geraakt. Nu vraagt Micha van de HEERE of het weer mag worden zoals vroeger. Dat het oordeel wordt verbroken en Israël weer mag neerliggen in een vette weide.

Verlangt u er ook naar: God in Christus de Herder van Uw leven en u neerliggen in een grazige weide? Die weide is nu niet anders dan de verkondiging van het Goddelijke Woord met de aanklevende bediening der gebeden en der Heilige Sacramenten. Daar wil de HEERE nu Zijn volk leiden en weiden. En wat een grazige weide. Hier daalt het hemels manna neer van de hemel. Hier geeft Christus Zijn vlees te eten en Zijn bloed te drinken. Hij heeft de oorzaak van onze eeuwige honger en kommer weggenomen, toen Hij alles ontberen moest. Hij is verstoten geweest als de bok voor Azazel. Alléén moest hij de woeste verlatenheid van Gods toorn over de zonde door. Zo het oordeel dragend en wegdragend.

In de weide van het Woord wil de HEERE ons die Christus te eten en te drinken geven. In de weide van het sacrament mag Zijn vlees en bloed gesmaakt worden. Hier wordt gesmaakt en gezien, dat dc HEERE goed is. Hier wordt de rust gevonden. Onverzadigd en onverkwikt doolt het schaap rond, als het weiden wil in de weide van Babyion. Die weide lijkt wel vruchtbaar, maar haar voedsel vergiftigt, het is bitter, bitter als de dood. Onrustig dwaalt het schaap van het een naar het ander als het weiden wil in de weide van eigen hart. Onze gestalten kunnen ons niet verzadigen. Misschien dat ze ons even een vol gevoel kunnen geven, maar leeg en hongerig blijven we achter. W 7 e kunnen geen voedsel vinden in het oude, uitgedroogde en verschimmelde brood van vroegere bevinding. Hier wordt het vette van Uw huis gesmaakt. Gods weide is in Zijn Woord. En het geloof mag Christus in dat Woord eten en drinken. Daar mag Gods kind genoeg aan hebben en daar heeft het ook genoeg aan. Immers van Christus krijgen we nooit genoeg. Hij is een fontein van levend water. Altijd welt uit Hem fris en levend water op. Basan en Gilead, ze kunnen met Hem niet; wedijveren. Die Zijn vlees eet en Zijn bloed drinkt, die heeft het eeuwige leven en Hij zal hen opwekken ten uiterste dage.

Wat zouden we dan anders verlangen dan door Hem geweid en geleid te worden. Ja, Gij dan weid uw volk, de kudde Uwer erfenis, die alleen woont.

En de HEERE die het verlangen verwekt, vervult het ook. Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.

Neem Isrels Herder, neem ter ore; Die Jozefs kroost, door U verkoren, Als schapen gunstig hebt geleid; Die ene troon van heiligheid U tussen Cherubs hebt gesticht; Verschijn weer blinkend met Uw licht.

A.

Jac. W.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Gebed om herderlijke zorg

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 december 1977

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's