Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het achtste gebod in de Staatkunde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het achtste gebod in de Staatkunde

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gods Woord en Eigendom

Niet het bezit wordt door Gods Woord veroordeeld, maar veroordeeldwordt het door het bezit bezeten worden. Abraham was rijk evenals Job, maar hun rijkdom was zegen van God. Toch wijst Gods Woord voortdurend op het gevaar van het aards bezit. Het hart van de mens wordt daardoor zo licht afgetrokken van God. Lot koos de schone vlakte van Sodom, want daar waren goede mogelijkheden om zijn bezit te kunnen vermeerderen. Hij vergat daarbij dat de zegen Gods rijk maakt. Het werd hem tot een valstrik.

Ook de Heere Jezus heeft tijdens Zijn omwandeling op aarde herhaaldelijk gewaarschuwd tegen de „onrechtvaardige Mammon". In Zijn dagen was de tegenstelling rijk en arm zeer groot. Wie de ene dag gehuurd was kon de andere dag ledig aan de markt staan. Daarbij moest de burgerij zware belastingen opbrengen aan de keizer, de landvorst en de tempel. Vooral de „godsdienst" kostte veel. De farizeën hadden het volk zware lasten opgelegd en wie er niet aan kon voldoen, verloor daarmee de mogelijkheid om behouden te worden. Het geld speelde dus een grote rol. De Heere Jezus heeft hiertegen met kracht gewaarschuwd. De Mammon d.i. het geld, het aards bezit kan zo gemakkelijk een afgod worden. Het is niet mogelijk God te dienen en de Mammon. De rijke jongeling kreeg die les op de man af gedoceerd en hij ging bedroefd heen. Maar al kan door overschatting van het aards bezit, dit bezit een gevaar betekenen, daarmee is nog niets ten nadele van de eigendom gezegd.

„De aarde is des Heeren, mitsgaders hare volheid, de wereld, en die daarin wonen". De Heere is de grote Eigenaar van alles. Alles wat is, is het Zijne. En Hij heeft de mens als rentmeester op de aarde gesteld. Het eerlijk verworven bezit is van God verkregen. De eerlijke arbeid is loon waardig en het door arbeid verkregen bezit is van God.

De revolutie propageert, dat eigendom diefstal is, dat alle eigendom de gemeenschap, de Staat toebehoort. Gods Woord leert anders. Eerlijkverkregen eigendom is gave Gods, waarvoor Hem dank en eer toekomt. Eigendom biedt de mogelijkheid Hem daarmee te dienen, door milddadigheid te betonen. De mens mag met zijn eigendom niet doen wat hij wil, d.w.z. hij heeft er geen absoluut vrije beschikking over. Hij is als rentmeester gesteld overhethemtoevertrouwde en is daarmee aan Gods ordinantiën gebonden. Zowel het smijten met geld als het niet ervan durven leven is veroordeeld door Gods Woord. Het bezit is ook een betrekkelijke zaak. Inspanning om het te verwerven en toewijding om het te behoudenis geboden. Doch steeds brandt het rode lichtje met de waarschuwing: „Zet er uw hart niet op! Dit bezit is vergankelijk!"

De fout van de rijke dwaas was niet, dat hij schuren bouwde. Dit was juist heel verstandig. Zijn schuren waren te klein geworden om de vruchten te verzamelen. Maar de fout van deze mens was, dat hij het betrekkelijke van het aards bezit niet zag. Dat hij het niet bezat in de Heere. Eerst grotere schuren en dan zal ik tot mijn ziel zeggen: „Ziel, gij hebt vele goederen, die opgelegd zijn voor vele jaren; neem rust, eet, drink, wees vrolijk".

Dat zegt die rijke dwaas. Maar God zei ook wat. Hij sprak: „Gij dwaas, in deze nacht zal men uw ziel van u afeisen, en hetgeen gij bereid hebt, wiens zal het zijn? "

Met alle aardse rijkdom buiten God was deze dwaas straatarm, want hij had niet met God gerekend en kwam bedrogen uit voor de eeuwigheid.

Het aards bezit is niet het allerhoogste goed, het is ook geen eeuwig goed. Er zijn er, die reeds in dit leven van rijkdom tot armoede vervallen zijn. Verkeerde belegging of tegenslag in zaken kunnen de rijken in korte tijd hun bezit doen verliezen. Dit alles overwegend, willen we toch het aards bezit, de eigendom een van God verkregen goed noemen. Van dit goed hebben sommigen van Gods kinderen veel gehad. Zij waren met rijkdom gezegend. In het achtste gebod wordt het bezit beschermd. Het gebod luidt: Gij zult niet stelen! Eigendom is wat iemand bezit met uitsluiting van anderen. Al is de mens rentmeester van zijn eigendom t.o.v. God, hij heeft over Zijn eigendom alles te zeggen t.o.v. de mens. De eigendom dient beschermd te worden. Het kwaadwillig ontnemen, hetzij met geweld, hetzij heimelijk, vaneens anders goed is door God verboden. Maar dat niet alleen, ook nalatigheid en onverschilligheid ten opzichte van het bezit van de naaste is verboden. We lezen in Exodus 21 en 23 dat zulke nalatigheid werd gestraft. Het is in strijd met het gebod, de naaste lief te hebben als zichzelf. En verder verbiedt God in dit gebod alle boze stukken en aanslagen, waarmede wij onzes naasten goed denken aan ons te brengen, hetzij met geweld of schijn des rechts. Kortom, de Heere verbiedt ook maar in enige vorm de eigendom van de naaste aan te tasten. , , Gij zult niet stelen!" Wie goed wU verwerven, dient dit op de juiste wijze te doen, dat is door arbeiden. Zo ligt in dit gebod mede besloten de arbeidsplicht De arbeid wordt in onze dagen te vaak voorgesteld als een vloek, als de (nare) voorwaarde om te kunnen konsumeren. Wanneer we naar Gods Woord luisteren, dan is arbeid Gods opdracht en ons beroep een goddelijk beroep. Dan ook is er sprake van een vreugde in arbeid. De mens die leeft zonder Gods )ds f Woord, zou het liefst een paradijs op aarde verwerven zonder arbeid. Bebel zei eens: „Hoe meer de grote massa het geloof aan een hiernamaals verliest, des fe vuriger zal zij verlangen een hemel op aarde te vinden". De levensomstandigheden van de arbeidende mens zijn in de laatste eeuw verrassend opgevoerd. Het komfort waarover de arbeider nu beschikt en wat hij de gewoonste zaak ter wereld vindt, was voor de allerrijksten uit de 18e eeuw eenvoudig onbereikbaar. „Dat de levensvoorwaarden van de gehele West-Europese mensheid sedert het begin der 19e eeuw zulk een enorme vooruitgang vertonen, is te danken aan de invoering van de machines in de produktie" (Hijmans en Mey.) Maar desondanks wordt te veel de vreugde in de arbeid gemist en de zegen van de arbeid niet gezien. Door de arbeid bestaat de mogelijk voor het individu bezit te verwerven, voor een land om tot welvaart te geraken. De West-Europese landen beleven thans een tijd van ongekende welvaart. Daartegenover zijn er veel onderontwikkelde landen met een ekonomie die de bewoners een lage levensstandaard verschaft. Wanneer de welvaart ons is gegeven mede om anderen ervan te dienen, ligt hier een schone taak: ontwikkelingshulp. P

Eigendom is geen diefstal. Eigendom is vrijheid. Het biedt mogelijkheden om met het stoffelijk goed ook anderen te dienen.

R.

R.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1968

De Banier | 8 Pagina's

Het achtste gebod in de Staatkunde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1968

De Banier | 8 Pagina's