Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lijdt liever ongelijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lijdt liever ongelijk

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

n.a.v. 1 Corinthe 6 : 1—7

rechtzaak onder broeders

Een lezer reageerde op de uitleg van de Corinthebrief enigszins cru met de opmerking: het was me daar in Corinthe wel een 'rommeltje'. Ik kon hem geen ongelijk geven. Wat een misstanden en misvattingen, ook terzake fundamentele zaken. We zullen er verderop in de brief nog wel meer van lezen. Dit keer betreft het een meningsverschil over een zakelijke aangelegenheid waarvoor broeders elkaar voor de wereldlijke rechter slepen en waarvoor de apostel hen ernstig vermaant: „Durft iemand van u, die een zaak heeft tegen een ander, te recht gaan voor de onrechtvaardigen en niet voor de heiligen? "

Door voor het werkwoord 'durven' te kiezen, legt de apostel direct al de nodige kritiek in zijn vermaan. Hoe durven jullie dat te doen? „De onsteltenis van de apostel is onmiskenbaar: hoe kan iemand van u het wagen zó apert de weg van Christus te verlaten? " (Pop). De weg van Christus is immers dat broeders onder elkaar hun geschillen regelen en hun twisten bijleggen. Desnoods met behulp van de oudsten der gemeente. Maar wel in de geest van Christus: in broederlijke liefde en verbondenheid, buigend onder het juk van de éne Heere en Koning der Kerk.

En nu klagen notabene twee broeders elkaar aan voor de onrechtvaardigen. Dat is een vaststaande uitdrukking voor de heidenen, een woord dat gelijk staat aan ongelovigen, aan hen die buiten zijn. In Corinthe kennen ze de kwestie uiteraard waarop de apostel hier doelt. Twee leden van de gemeente hebben een meningsverschil over een zaak gekregen en zijn daarmee naar de wereldlijke rechter gestapt die een heiden, een niet-gelovige is. We hebben net in het vorige hoofdstuk gehoord hoe de apostel is gesteld dat de christelijke gemeente geen bevoegdheid heeft om te oordelen over hen die buiten zijn. Maar wel oordeelt over hen die binnen zijn. En nu worden zij 'die buiten zijn' geroepen een oordeel te geven over 'hen die binnen zijn'. Dat kan toch niet, dat is toch geheel in strijd met de geest van Christus? Je legt zo'n zaak toch niet voor aan een onrechtvaardige maar aan een heilige? Voor het woord 'heilige' moeten we denken aan 1 : 2. Heiligen is een ander woord voor de gelovigen. Door God ertoe bestemd en afgezonderd om geheel van Hem te zijn. Gelovigen zoeken hun recht onder elkaar en niet bij de wereld.

We weten dat Paulus elders heel positief over de overheid schrijft. Ze heet dan Gods dienaresse die het zwaard niet tevergeefs draagt (Rom. 13). Dat wordt hier niet door hem ontkend uiteraard. Maar hij geeft hier wel aan dat de overheidspersonen behoren tot 'de onrechtvaardigen', mensen die geen gehoor geven aan Gods geboden en beloften. Zulk een overheid leeft vanuit een geheel ander gedachtengoed en achtergrond dan 'de heiligen', de gelovigen (Tekst voor tekst).

En hebben gelovigen onderling een meningsverschil, dienen ze niet direkt naar de wereldlijke rechter te stappen. Onderlinge geschillen dienen christenen onder elkaar op te lossen.

heiligen oordelen de wereld

De apostel heeft daar nog een heel krachtig argument voor bij de hand. „Weet gij niet dat de heiligen de wereld oordelen zullen? En indien door u de wereld geoordeeld wordt, zijt gij onwaardig de minste gerechtzaken? "

Weet gij niet...? Kennelijk verwijst de apostel naar een onderdeel van door hem gegeven onderricht in de gemeente. „Het behoort tot de geschonken hoogheid der gemeente, dat zij door God bestemd is met Christus bij zijn komst de wereld te oordelen" (Pop). Een zo kant en klare uitspraak als hier in vers 2 vinden we verder niet in het Nieuwe Testament. De gedachte treffen we wel op andere plaatsen aan in de Schrift. Bij Daniël lezen we: Totdat de Oude van dagen kwam en het gericht gegeven werd aan de heiligen der hoge plaatsen en dat de bestemde tijd kwam, dat de heiligen het rijk bezaten" (7 : 22).

De Heere Jezus zegt tegen Zijn discipelen: Voorwaar, Ik zeg u, dat gij die Mij gevolgd zijt in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des mensen zal gezeten zijn op de troon van Zijn heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordelende de twaalf geslachten van Israël" (Matth. 19 : 28).

Een soortgelijke uitspraak lezen we ook bij Lukas (22 : 30). Paulus geeft elders aan dat Jezus' volgelingen met Hem zullen heersen in Zijn heerlijkheid (Rom. 8, 17 en 2 Tim. 2, 12). Ook in het laatste bijbelboek komen we uitspraken tegen die aangeven dat gelovigen betrokken zullen zijn bij het laatste oordeel (3, 20; 5, 10; 20, 4 en 6).

Hier in 1 Corinthe 6, 2 staat het het meest onomwonden. Het wordt verder niet concreet ingevuld het 'hoe' en het 'wat'. We moeten er dan ook niet al te veel over fantaseren of speculeren. Wel zien we inderdaad tot welke hoge stand Christus Zijn gemeente bevorderd heeft. Ze zal met Hem de wereld oordelen en met Hem eeuwig heersen, met Hem zitten in Zijn troon. Ze is aan Gods kant gebracht. Ze zal aan Zijn zijde staan als de laatste dag zal zijn aangebroken. Ze zullen de verschrikkelijke wraak zien die God zal oefenen op de goddelozen die hen in deze wereld getiranniseerd, verdrukt en gekweld hebben (art. 37 NGB).

Welnu, als Christus Zijn gemeente deze hoge staat heeft toebedeeld, hoe is het dan toch mogelijk dat ze elkaar yoor de wereldlijke rechter slepen? Als ze straks geroepen zullen worden de wereld te oordelen, hoe zouden ze dan onbevoegd verklaard worden voor de minste gerechtszaken! Mensen, wat leven jullie toch verder onder je stand! „Weet gij niet, dat wij de engelen oordelen zullen? Hoeveel te meer de zaken die dit leven aangaan? " Er zijn nog andere Schriftplaatsen die net als hier aangeven dat het laatste oordeel ook over gevallen engelen zal gaan (2 Petr. 2, 4 en Judas 6).

Alleen hier lijkt het of de apostel aangeeft dat het oordeel zelfs 'de engelen' betreft, dus zonder nadere aanduiding. En als nu zelfs de engelen, de niet-gevallen engelen mede door de gemeente geoordeeld zullen worden 'hoeveel te meer dan zaken die dit leven aangaan'! Alledaagse dingen, zou je kunnen vertalen, dingen die bij het gewone leven behoren. Misschien betreft het hier een vermogenskwestie of een erfenisgeschil. Hoe dan ook, iets wat te maken heeft met het leven hier en nu. Niet eens een geestelijke kwestie of een leergeschil. Natuurlijk gebeuren zulke dingen en ontstaan zulke kwesties ook onder christenen. Niets menselijks en helaas ook niets zondigs is hen vreemd. Maar hoe los je dat nu op onder elkaar? „Zo gij dan gerechtzaken h^bt, d'*e dit leven aangaan, zet die daarover die in de Gemeente minst geacht zijn."

Of zoals ook vertaald kan worden: Indien gij alledaagse geschillen te berechten hebt, laat gij dan hen zitting nemen, die in de gemeente niet in tel zijn? Zakelijk stelt de apostel ook in dit vers aan de orde het feit

dat iemand in de gemeente in een zakelijke kwestie de toevlucht neemt tot een heidense rechter. Hoe kunt u dat nu doen? Zo'n man heeft binnen de christelijke gemeente toch geen enkel gezag? Hij gaat toch alleen maar uit van de regels die bij deze bedeling behoren? En die zijn voor dit leven niet zonder waarde, maar ze missen toch dat wat voor een christen wezenlijk is namelijk de dimensie van het Evangelie.

De rechtsnormen van de wereld zijn niet geschikt „om er een zo unieke gemeenschap als het lichaam van Christus en zijn leden naar te beoordelen" (Pop). En wie daarom een gemeentelid voor zulk een rechter daagt, die doet iets waarvoor hij zich dient te schamen. Maar ook de gemeente binnen wier gemeenschap zoiets passeert moet beseffen dat ze haar roeping niet verstaat. Om het met het begin van dit hoofdstuk weer te zeggen: durft u te recht gaan voor de onrechtvaardigen en niet voor de heiligen?

Vandaar dat de apostel vervolgt met: „Ik zeg u dit tot schaamte. Is er dan alzo onder u geen, die wijs is, ook niet één, die zou kunnen oordelen tussen zijn broeders? "

Als gemeenteleden onderling geschillen hebben, moeten ze d'ie voorleggen aan een wijze broeder in hun midden. Zo iemand moet toch altijd in de gemeente te vinden zijn? Een gave die de Heilige Geest uitdeelt binnen de gemeente is toch die van 'het woord der wijsheid' (1 Cor. 12, 8)? Nou, zie eens om u heen, dan moet u zo'n broeder (of zuster) in uw midden kunnen vinden. U hebt die wereldlijke rechter helemaal niet nodig. We hebben in onze kerk zulke zaken gestructureerd in een commissie voor bezwaren en geschillen. En dat kan op zich goed functioneren, door wijsheid en inzicht aan mensen verleend. Soms krijg je het idee dat ook weer niet iedereen zich recht gedaan weet en daarom geen vertrouwen heeft in zulke kerkelijke commissies van beroep en daarom toch hun toevlucht zoeken bij de wereldlijke rechter.

Maar eigenlijk dient zoiets niet te geschieden. We kennen uit de recente kerkgeschiedenis in eigen land ook trieste voorbeelden van gemeenten die, als het ging om de kerkelijke goederen na weer een nieuwe kerksplitsing, hun aanspraken bevochten voor de wereldlijke rechter. Schaamtevolle vertoningen, dieptepunten in kerkgemeenschappen die strijdend om de rechte leer elkaar tegenkwamen in het gebouw van de kantonrechter. Zou er misschien gedacht zijn aan Paulus' woorden: Ik zeg u dit tot schaamte! Hoe durft u zulk een weg te gaan en moet u dat voortaan niet wat ootmoediger stemmen in uw kerkelijke vonnissen over anderen?

De apostel ervaart het als een schok: „Maar de ene broeder gaat met de andere broeder te recht en dat voor de ongelovigen." Paulus komt hier weer terug op wat hij in vers 1 reeds heeft gesteld. Zien jullie eigenlijk wel goed waar je mee bezig bent? Hoe onmogelijk die hele gang van zaken is vanuit het gezichtspunt dat u samen gemeente van Christus bent? En de conclusie van de apostel is dan ook: „Zo is er dan nu ganselijk gebrek onder u, dat gij met elkander rechtzaken hebt..." We geven ook de vertaling van Brouwer door die vertaalt met: Het is op zichzelf reeds een nederlaag voor u, dat gij rechtzaken onder elkander hebt. „Paulus bedoelt, dat christenen, van het evangelie uit gezien, een geestelijke nederlaag lijden als zij onderlinge geschillen voor de heidense rechter brengen" (Pop).

Het kan gebeuren, maar men dient dat dan wel als een kolossale nederlaag te ervaren. Een diepe wond in kerkelijk leven en existeren die geslachten lang gevoeld zal blijven.

Zo dienen we dan de bekende vragen van de apostel tegen deze achtergrond te verstaan: „Waarom lijdt gij niet liever ongelijk? Waarom lijdt gij niet liever schade? " De laatste regel is ook te vertalen met de woorden: waarom Iaat gij u niet liever te kort doen? Goed verstaan: je mag als christen bij een vermeend onrecht je aangedaan je recht zoeken. Maar dan wel binnen de kaders van de gemeente, onder elkaar als broeders. Lukt dat niet, komt er geen bevredigende oplossing of uitspraak dan mag het alternatief niet zijn: de wereldlijke rechter. Neen, lijdt dan liever ongelijk, laat je dan liever te kort doen. Onrecht lijden ligt op de weg achter Christus te verwachten. Maar elkaar onrecht aandoen binnen de gemeente, doet christenen vervallen in de leeftrant van de wereld en doet terecht komen in wereldgelijkvormigheid.

Een fragment uit de Schrift waar zelden in een preek bij zal worden stilgestaan. Maar waardoorheen toch zoveel praktijk der godzaligheid te lezen valt. Hoe gaan we met elkaar om binnen Christus' gemeente?

Is het altijd vanuit de aard der liefde hier aangeprezen door een man die ook zelf menigmaal onrecht heeft moeten lijden. Zijn we soms binnen de kerk en de gemeente niet veel wereldgelijkvormiger dan we waar willen hebben? Elkaar via krantenkolommen verdacht maken en elkaar de maat nemen qua rechtzinnigheid. Maar voor een broederlijk gesprek niet open staan. Hoe durven we! Laten we ons schamen en ons leven beteren. Dat is bekering in praktijk.

C.a.d.IJ.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Lijdt liever ongelijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1989

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's