Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Dienstbaren en Vrijen” door D. Hopenblrk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Dienstbaren en Vrijen” door D. Hopenblrk.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wellicht herinnert men zich het enkele jaren geleden verschenen boek „Neveldijk", dat schetsen bracht „uit het leven van godsdienstige dorpsmenschen".

Uit den titel en zijn nadere omschrijving, kon men al opmaken, wat het boek wilde; maar meer dan duidelijk werd die bedoeling uit de schetsen zelf en uit de niet-twijfelachtige namen der „godsdienstige dorpsmenschen": Sijmen Donker, Jannetje stijfsel. Vrouw Klapwijk, boer Koudijs, dominee flinker, dominee Zuchter, e.d. Scherp, met een ironie die soms sarcasme werd, hekelde deze bundel de domperige vroomheid der eigengerechtige nevel-christenen, van die „bevindingsmenschen", die .de Schrift verdraaien naar eigen dom-hoogmoedige meening en in walgelijk-eigenlievend gepraat de ware vroomheid in het slijk trappen. En tegenover dat beeld van den , , miserabelen" christen werd gesteld dat van de eenvoudige godsvrucht, de echte bekommering, het werkelijk , , beleven".

De Schrijver noemde zich D. H. van de Vliet Wz. Maar uit alles bleek, dat achter dit pseudoniem een "predikant moest staan, iemand, die uit ervaringen-van-de-practijk schreef, die al zulke ziekte-verschijnselen kende in hun openbaring en ook in hun oorzaak.

Thans, nu een nieuw-soortgelijk boek van Èijn hand verschijnt, treedt de Auteur van achter die pseudonimiteit te voorschijn en aan wie het nog niet wist maakt hij zich tegelijk bekend als D. H. van de Vliet Wz.: op de titelpagina van het nieuwe boefci) lezen we: „Dienstbaren en Vrijen, door D. Hogpnbirk Jzn, Schrijver van Neveldijk". Nu dus Ds Hogenbirk zelf ons het recht geeft bij een bespreken van „Dienstbaren en Vrijen" aan „Neveldijk" te herinneren, beschouwen we. beide boeken in verband tot elkaar.

„Neveldijk" bevat dertien schetsen, die wel élk op zichzelf staan, maar doordat steeds dezelfde personen, optreden, toch een eenheid vormen. Die eenheid is de fel-scherpe ontleding van „godsdienstige dorpsmenschen" in hun karakter en hun verhouding tot en beoordeeling van anderen. In de teekening van Sijmen Donker, Klaas van Riet, Jannetje Stijfsel e.d., waardige pendanten van Broeder Benjamin en Suzanna Hofland uit Wolff-Deken's beroemde „Historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart", voert de Schrijver een geduchte campagne tegen de schijnheiligheid der „bevinding", de oppervlakkigheid van het praatchristendom, "de leegheid van een prediking van welke Christus niet het middelpim.t is, de sleur van godsdienstige vormen zonder inhoud. En in die strekking is het boek leerzaam en goed: men doet er menschenkennis uit op, maar vooral ook zelfkennis.

22 „Dienstbaren en Vrijen" nu is een boek, geheel van hetzelfde type, maar anders van constructie. Het bestaat niet uit vele schetsen, doch bevat er slechts twee: „De Veldwachtersvrouw" en „De Burgemeester" en ook valt hier niet het accent op de vergroeiingen ia het geestelijke, maar op de uitbeelding van gezond geestelijk leven. Doordat dit beschouwd wordt in zijn groei temidden van de uitwassen der bevindelijkheid vertoont het boek wel een soortgelijk karakter als j, Neveldijk", maar de inslag van het weefsel is tóch een andere en flat geeft aan het boek ook een ander cachet.

't Locaal is hier het dorp Horstwijck en in de verhalen over de veldwachtersvrouw en den burgemeester passeert heel het Horstwijcksche leven de revue. Dat geschiedt weer met al de effecten van „Neveldijk", in vaak geestige en rake karakteristieken van menschen en toestanden. Niet als hoofdfiguur uil een afzonderlijke schets, 'maar als nevengestalten naast de veldwachtersvrouw en den burgemeester verschijnen ten tooneele Krelia Roering, die „opening" zoekt bij „het volk", en de ouderling , , Mijn Persoon", juffrouw Warringa en de wethouder Krijn Vos, die „onder eigen dak weinig in de gelegenheid zijnde om een beslissende stem uit te brengen, zich ten huize der overheid zocht te wreken op de krenking zijner manneneer in eigen huis". Doch ze worden daarom niet minder gestriemd door Sijmen Donker of Klaas van Riet, haast is, door hun telkens als terloops verschijnen, hun armelijk figuur nog meer karicatuur. En in de geestige beschrijving van nieuwjaars-en bruid svisities, van ziekenbezoek (dat ziekenkwelling is), publieke huldiging van den burgemeester, openbaring van "kerkelijk en gemeentelijk leven, vooral ook kwaadsprekerij en bemoeizucht, worden de Horstwijckers niet minder gehekeld dan de Neveldijkers. Maar ook hier is, door een even, maar dan onbarmhartig-scherp voor de felheid van het voetlicht brengen, de critiek schier nog indringender.

Intusschen, zien we Tiet goed, dan is de eigenlijke bedoeling van dit boek niet een critische, al worden ook naar alle kanten opmerkingen-waarmen-'i-mee-doen-kan geplaatst, maar een thetische. 't Gaat, gelooven we, om de uitbeelding van de schuchterheid in het heilige als kenmerk van echte godsvrucht en van de zekerheid en rust in het leven bij Gods Woord als blijken van werkelijk „beleven".

Het eerste zien we in de geschiedenis van de veldwachtersvrouw Dingena. Ze is opgevoed door haar grootmoeder, Opoe van den Berg, een vrome ziel, die bij een eenvoudige, maar "klare toepassing van de beloften Gods leefde — en van die opvoeding is meer overgebleven, dan de bezige Dingena zelf weet. In de veldwachterswoning boven het gemeentehuis heeft ze 't met haar negen jongens meer dan druk eii'Tiaar a'fgod, de burgeriijkopgedofte pronkkamer, vordert ook haar zorg, evenals de „benedenboel" in het huis, die mede voor haar rekening staat. Tijd om bij „het volk" te zitten heeft ze dus niet; ze moet het doen met een wekelijksche kerkbeurt en met de overdenking van wat „opoe" bad en zei. Maar dat „weinige" blijkt genoeg, ruim voldoende zelfs, om haar toe te bereiden voor een sterven 'in vrede. Ziende op haar tekort tegenover , , de doorgeleiden" en altijd schuchter als het aankwam op litanieën van „ondervinding", heeft ze zuchtend geleefd, maar als ze ziek wordt en sterven gaat, wordt dat gemis van „bevinding" juist de mogelijkheid voor een geheel en onvoorwaardelijk zich verlaten op Gods beloften.

Hel tweede, het werkelijk beleven, komt uit in het verhaal van den Burgemeester. Hij had dominee willen worden, maar kon de studie niet volbrengen. Zwaar en moeilijk was zijn strijd geweest, om dien tegenslag te aanvaarden en als ten goede te belijden. Toen was hij burgemeester geworden opi Horstwijck en, na de aanvankelijke voldoening in dien arbeid, lavam allengs nieuwe strijd: alle pogingen om wat „hoogerop" te komen mislukten en in „de partij" bleef hij een vergeten man. Tot ook nu weer een zware ziekte hem tot een billijken van Gods raad als toerustte. En sindsdien leefde hij stil en dankbaar, en daardoor voor zijn omgeving en zijn dorp tot een rijken zegen. „De burgemeester laat je naar boven kijken, had de dominee wel eens gezegd."

In deze enkele lijnen is de kern van beide verhalen en dus van het boek samengevat. Verstaan we den titel goed, dan is die „kern" daarin ook aangewezen: de veldwachtersvrouw en , de burgemeester zijn de „vrijen", door hun overgave aan God en Zijn beloften; Krèlia en „Mijn Persoon" en Juffrouw Warringa zijn de dienstbaren, gebonden in den zwaren dienst der werkheiligheid.

In deze strekking is het boek mooi en rijk, rijk vooral als een klare prediking van de blijd-, schap dejs geloofs tegenover de nevelachtigheid van het bevindelijk zuchten.

En dan zijn er, naast de hoofdpersonen, in het boek onderscheidene voortreffelijk getroffen nevelfiguren: Opoe van den Berg b.v., dominee en mevrouw Verhoog (de ouders van den burgemeester), baas Goudkamp, de ouderling zijn allen menschen, die als leesbare brieven van Christus zijn. Ze zijn geteekend met een zuiverheid van lijn en een juistheid van psychologische analyse, die hun beeld gelijk stelt met het beste, wat de nieuwere romanhteratuur ten dezen heeft voortgebracht.

Tegenover hen vinden we, niet minder goed getypeerd, de vertegenwoordigers van „het doorgeleide volk", de slachtoffers, zouden we haast zeggen, van het ironisch vernuft, waarover de Schrijver beschikt.

Voegen we hieraan nog toe de mededeeling, dat onderscheidene situaties kostelijk zijn van humoristische kleur (we noemen ten voorbeeld de viering van Dingena's koperen huwelijksfeest, de huldiging door Horstwijk's burgerij als de 'burgemeester herbenoemd is) en telkens weer door verrassende zinswendingen geestige effecten worden verkregen, dan hebben we genoegzaam doen uitkomen, dat „Dienstbaren en Vrijen" een verdienstelijk boek is.

Maar dan mogen we óók, n a deze erkenning, onze bezwaren noemen.

Het zijn er twee.

Vooreerst kunnen we ons, ook na herhaalde lezing, niet los maken van den indruk, dat meer dan eens oen spottend-komische opmerking in een passage van ernstige stemming, aan het geheel iels tweeslachtigs heeft. Een fragment b.v. als het familietooneel in de huiskamer van den hurgemeester na de huldiging bovengenoemd, wordt daardoor valsch van toon. 't Is het gebrek van de deugd: de onnii'skenbare geestigheid van den bchrijver.sprankelt vaak ook daar, waar geestigheid niet op haar plaats is. Juist omdat verschillende bladzijden zoo fijn zijn van schouwing en wat ze vertellen gedragen blijkt door de rijpe ervaring van een toegewijd zielszorger, doen die plotselinge wendingen naar het komische disharmoniisch aan. 't Is weer niet zoo, dat de ernst van het boek er door ontsierd wordt of van zijn karakter beroofd — maar 't is toch een moduleering van toon, die niet altijd correspondeert öp de door de lectuur zelf gewekte zielestemming.

Onze tweede opmerking betreft den stijl. De Auteur weet met allerlei archa'istische woorden en constructies vaak geestige effecten te bereiken, maar, waar soms dat archa'istische klinkt als Bijbeltaal in een situatie, die komisch is, krijgen we een .^elfde toon-disharmonie als waarvan we zoo juist s'praken.

Onze bedoeling ten dezen komt misschien 't best uit, als we enkele voorbeelden noemen.

De Horstwijckers' vertrouwen geen enkele klok, dan die van het station, dat een uur gaans verwijderd is ^, weshalve ze steeds zorgen hun weg derwaarts met blijdschap te reizen in de overtuiging, dat ze bepaald wel een half uur te vroeg zijn " Vóór het gemeentehuis hangt een kastje, bestemd voor officiëele mededeelingen „Voor wie slechts aanziet wat voor oogen is, is (dat) kastje niet meer dan een houten bak...." ('t is in de oogen der Horstwijckers een sieraad) maar de meester „heeft de kinderen des dorps hij het opwassen hiervan breeder onderwezen, zeggende ....". Dingena zegt 't een of ander tegen haar jongens.... „en de jongens, antwoordende, zeiden: Ja Moeder".

Ook hier hebben we o.i. het gehrek van de deugd. Wat de stellige verdienste is van den stijl, dat wat hem een eigen, geestig, pittig karakter geeft en de wijze van zeggen vaak zoo preciesscherp maakt, doet in .zulke passages gewild aan .en mist daardoor zijn kracht.

't Is o.i. uit deze omstandigheden te verklaren, dat „Dienstbaren en Vrijen" bij , , Neveldijk" ten achter blijft; dat boek vertoonde minder dan dit „de gebreken van het soort". Maar met deze conclusie is niet gezegd, dat dit tweede boek waardeloos zou zijn, want heel veel moois staat er direct tegenover en evengofed als „Neveldijk" kan het als lectuur geestelijke verrijking brengen.


^) L'itg. van Konings Uitgeverij en Boekhandel, Baarn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

„Dienstbaren en Vrijen” door D. Hopenblrk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1928

De Reformatie | 8 Pagina's