Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nieuwe psalmberijming?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe psalmberijming?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdartikel

W. van Gorsel, Bergambacht

Dezer dagen kreeg ik een telefoontje met de vraag hoe ik denk over de nieuwe psalmberijming, te weten die van 1968, die ook is opgenomen in het Liedboek voor de Kerken. Ik heb beloofd daarover mijn gedachten op papier te zetten. En, laat ik dat bij voorbaat mogen zeggen, niemand hoeft het met mij eens te zijn, want over smaak valt nu eenmaal niet te twisten. Bovendien is het niet eenvoudig in kort bestek zo'n berijming theologisch en literair recht te doen.

Mag ik dan beginnen met op te merken dat ik niet zó gelukkig ben met de berijming van 1773, die nu al meer dan twee eeuwen in gebruik is en waaraan we in onze sector nog altijd vasthouden. De zogenaamde Staatsberijming is een merkwaardige bloemlezing uit verschillende andere berijmingen, die met enige haast is samengesteld en met ingang van 1 jan. 1775 verplicht gesteld. Ze diende als vervanging van de berijming van Petrus Dathenus, die van de Reformatie af in de kerk gezongen was, en waaraan vele gebreken kleefden, maar die bij het kerkvolk zeer geliefd was.

Het is me nog altijd een raadsel dat de invoering in 1775 niet tot feller verzet aanleiding heeft gegeven. Zeker, er waren enkele gemeenten waar het onrustig was, maar over het geheel was de tegenstand te verwaarlozen en de nieuwe berijming was betrekkelijk snel ingeburgerd. Zouden de gemeenten toen meer gezagsgetrouw zijn geweest dan in onze tijd...? Sporen van de tijd

Hoe dan ook, de bundel van 1773 draagt onmiskenbaar de sporen van de tijd waarin ze is ontstaan: de eeuw van godsvrucht en deugd. Het zal weinig moeite kosten in de bundel deze sporen aan te wijzen. Eén van de dichters, Johannes Eusebius Voet, was duidelijk Gereformeerd, maar vele andere medewerkers waren dat bepaald niet. Het genootschap „Laus Deo, Salus Populo", dat een flink deel van de psalmen heeft aangeleverd, bestond uit Remonstranten en Doopsgezinden. Tot dat gezelschap behoorde ook Lucretia van Merken, een achterkleindochter van Gerardt Brandt, en een vurig Remonstrant! Van haar hand is de bij ons zo geliefde berijming van Psalm 42: 't Hijgend hert...

Bij de zogenaamd bevindelijk-gereformeerden viel de berijming van 1773 slecht. Men voelde de invoering als verraad van Datheen en als een compromis met de tijdgeest. Overbekend is de opmerking die Theodorus van der Groe maakte in een biddagspreek op 1 maart 1775, dus twee maanden na de invoering:

„Ik, arm en ellendig man wil nu over deze oude of nieuwe psalmen met niemand eenig verschil voeren. Dit ééne moet ik ulieden maar zeggen: dat de Heere onze God het psalmboek van Datheen, 't werlk wij nu afgeschaft hebben, de eere heeft aangedaan, dat Hij het in 't bloed der martelaren rood geverfd en in de vlammen van 't heetste vuur beproefd heeft; en 't daarom nog weder de eere zal aandoen, dat Hij 't in den aankomenden grooten en vreeslij ken dag van Zijne wrake over Nederland niet in weeklage zal veranderen, wijl 't dan bij de gezangen des tempels die te dien dage zullen huilen, niet meer zal behooren. Neen, dat droevig lot zal dan gaan over onze nieuwe gezangen en liederen, die van beschaafder taaie, en van sierlijker en hoogdravender berijminge zijn, en die nu in Gods heiligen tempel gezongen worden". (Verzameling van Biddagspredikatiën, Rotterdam, 1787)

De bekende predikant van Kralingen doet alsof hij een zijdelingse opmerking maakt over een middelmatige zaak, maar een meer vernietigend oordeel over de berijming van 1773 is nauwelijks denkbaar...

Intussen heeft de tijd vele wonden geheeld en is de Staatsberijming bij velen geliefd geworden. Juist in dat gedeelte van de kerk, waar meer dan twee eeuwen geleden grote bezwaren leefden, houdt men nu met hand en tand aan deze berijming vast. Het kan verkeren!

Nieuwe berijming

Inmiddels heeft sinds de zestiger jaren van de vorige eeuw een nieuwe berijming haar intrede gedaan, eerst als „Proeve", later opgenomen in het Liedboek voor de Kerken. Als men het mij vraagt vind ik deze berij ming èn theologisch, èn literair een verbetering. Uiteraard kan men op onderdelen kritiek hebben, en als minpunt aanvoeren dat het bepaald niet alle geestverwanten zijn die eraan hebben meegewerkt. Maar dat geldt - zoals we zagen - in niet mindere mate voor de berijming van 1773...

Maar deze berijming heeft onder ons geen of slechts weinig ingang gevonden. Het is niet meer zoals in de 18e eeuw, toen de overheid een psalmberijming gewoon verplichtend oplegde. Ook niet meer zoals in de 19e eeuw, toen predikanten werden gedwongen per dienst tenminste één gezang op te geven. Dat is, denk ik, een goede zaak, want met dwang wordt meestal het tegenovergestelde bereikt.

Dat we in onze kringen in verreweg de meeste gevallen de berijming van 1773 blijven gebruiken, heeft wellicht alles te maken met het vasthouden aan wat oud lijkt, en aan weerstand tegen alles wat nieuw is. Verwonderlijk is dat niet, als we bedenken dat de zucht naar vernieuwing en verandering vaak gepaard ging met gewijzigde theologische opvattingen. Simpel gezegd: een nieuwe liturgie stond meestal in verband met een nieuwe leer. En dat heeft velen kopschuw gemaakt.

Vernieuwing?

Stel dat een groep mensen in een gemeente voorstelt om de nieuwe berijming te gaan zingen. Of misschien bij wijze van proef één psalm per dienst. Moet de kerkenraad zo'n voorstel overnemen? Of moet hij bij voorbaat zeggen: we laten alles bij het oude?

We leven in een tijd waarin aan alle kanten de roep om verandering, om vernieuwing klinkt. Dat kan van alles inhouden: op halve en hele noten zingen; de slotpsalm staande zingen; een nieuwe berijming; gezangen of opwekkingsUederen. Het zal duidelijk zijn dat we in al deze gevallen te maken hebben met zaken die niet-principiëel zijn. De liturgie, zoals wij die gebruiken, is niet rechtstreeks in de Bijbel voorgeschreven; staat ook niet voor alle tijden vast. Wat dat betreft staan we in een zekere traditie.

Nu zijn er kerkenraden die alle verzoeken meteen inwilligen, aan alle wensen uit de gemeente voldoen. Want stel je voor dat je gemeenteleden voor het hoofd zou stoten? Je zou hen een argument in handen geven om hun heil elders te zoeken. En dan ben je ze kwijt... Tenslotte gaat het om bijzaken, niet om hoofdzaken.

Dat laatste is nog maar de vraag. Ook al zijn de wensen op zichzelf legitiem, we moeten wel incalculeren waar ze vandaan komen, wat eraan ten grondslag ligt. In vele gevallen - ook hier zijn het de uitzonderingen die de regel bevestigen - gaat de roep om veranderingen in de liturgie gepaard met verzet tegen de prediking. Mensen die zich soms van elders in de gemeente vestigen, en bij wie de prediking van zonde en genade weerklank vindt, nemen vaak de oude berijming op de koop toe, ook al waren ze het misschien in hun vorige woonplaats anders gewend. Die vormen ook geen pressiegroep om allerlei liturgische vernieuwingen door te drijven. Want dat brengt maar onrust en verwarring in de gemeente, en daardoor wordt dikwijls het werk van de Heilige Geest geblokkeerd.

Uit mijn studententijd herinner ik me dat Prof. Dr G.P. van Itterzon - hij behoorde niet tot de Ger. Bond, maar was een voorman in de Confessionele Vereniging - weleens opmerkte: „Als je de kerk leeg wilt hebben moet je telkens veranderingen aanbrengen in de liturgie". En ik denk dat die ouderling gelijk had, die tegen me zei: „Binnen de kortste keren zit je met een lege kerk, want de mensen die geen verandering willen trekken weg naar een gemeente die het bij het oude houdt. En voor de anderen gaan de veranderingen toch niet snel genoeg, dus die vertrekken óók..."

Bij het oude laten?

Bedoel ik nu dat we dus alles maar moeten laten zoals het is? Dat zeg ik niet. Ik heb bijvoorbeeld in alle eerlijkheid mijn bezwaren geuit tegen de huidige psalmberijming. En toch zou ik me wel een paar keer bedenken wanneer er een voorstel op tafel lag tot afschaffing. Want dat zou betekenen dat we nooit meer konden zingen: „Geloofd zij God met diepst ontzag" of „Gij toch. Gij zijt hun roem, de kracht van hunne kracht..." Het mag gevoelsmatig zijn, maar deze prijs vind ik nogal hoog.

En ik moet er helemaal niet aan denken - wat sommigen willen om de jongeren maar vast te houden - dat onze klassieke psalmmelodieën het veld zouden moeten ruimen voor die eentonige en half-remonstrantse opwekkingsliedjes... '

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 2001

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Nieuwe psalmberijming?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 maart 2001

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's