Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Interimwet bodemsanering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Interimwet bodemsanering

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

door ir. B. J. van der Vlies

ZIJN SCHEPPING

Het onderwerp dat wij na enige schermutselingen nu toch gaan behandelen, ligt mijn fractie zeer na aan het hart. De volgende vragen staan hierbij immers centraal: wat hebben wij met elkaar gedaan en wat doen wij met de gaven die God ons geschonken heeft? Wat hebben wij met Zijn Schepping gedaan, waarvoor wij de opdracht hebben haar te bebouwen maar ook te bewaren. In ons kleine land is op meer dan 4.000 plaatsen sprake van bodemverontreiniging of wordt de kwaliteit van bodem-en grondwater ernstig bedreigd. Het is een hoge prijs die wij voor ons onverantwoord handelen moeten betalen. Het zal duidelijk zijn dat wij voorstanders zijn van een snelle en doeltreffende sanering van de vervuilde bodem. Wij betreuren het dan ook, dat de behandeling van dit wetsontwerp, dat toch een spoedeisend karakter had, ondanks dat spoedeisende karakter zolang op zich heeft moeten laten wachten, alhoewel wij begrip hebben voor de argumenten betreffende financieringsproblematiek van de Staatssecretaris.

Gelukkig is met de uitvoering van de bodemsanering niet gewacht tot deze wet in werking is getreden. Het interim-beleid is reeds in volle gang. Ik hoop dat de Regering ons voortdurend op de hoogte wil houden van de voortgang in de uitvoering van dat beleid.

OMVANG VAN DE KOSTEN

Ik wil graag een vraag stellen over de omvang van de kosten van de circa 350 gevallen waarbij op korte termijn saneringsmaatregelen moeten worden genomen. In de memorie van toelichting wordt een schatting gemaakt van ƒ 1 miljard. Deze schatting kon echter wel eens te laag blijken. Het kan ook wel ƒ 7 miljard zijn, aldus de Staatssecretaris. Dat is nogal een verschil. Een groot verschil zelfs.

Het zijn hoge, maar blijkbaar weinig zeggende bedragen. Hoe moeten deze bedragen worden beschouwd? Hoe kwam men destijds aan een schatting van ƒ 1 miljard en welke veronderstellingen liggen ten grondslag aan de schatting van ƒ 7 miljard? Is het verschil geheel toe te schrijven aan onzekere factoren? Graag horen wij van de zijde van de Regering een nadere uiteenzetting.

HET WERKGELEGENHEIDS-CRITERIUM

In het saneringsbeleid kan ook het werkgelegenheidscriterium, zij het bescheiden, een rol spelen. Het belangrijkste criterium dient uiteraard te zijn of er sprake is van ernstig gevaar en of er daardoor sprake is van urgentie. Dit neemt niet weg dat tussen gevallen met onderling vergelijkbare mate van urgentie een nadere prioriteit kan worden bepaald op basis van het werkgelegenheidscriterium.

Ik vind het echter een vreemde zaak dat de rol die dit criterium speelt, afhankelijk wordt gemaakt van het feit of in de toekomst financiële rijksmiddelen uit een begrotingspost werkgelegenheidsmaatregelen ter beschikking zullen zijn. Dient dit niet veeleer afhankelijk te zijn van de werkgelegenheidssituatie in plaats van van de finan­ cieringswijze? Graag had ik hierop een antwoord van de Staatssecretaris. In dit verband wil ik ook weten welke relaties er zijn tussen het saneringsbeleid en het innovatiebeleid. Tijdens de commissievergadering over het aanschaffingsbeleid en de innovatie is uitgebreid over de problematiek in het algemeen gesproken. Zijn er contacten met het departement van Economische Zaken waarbij aan het innovatie-aspect ter zake aandacht wordt besteed?

BESTUURLIJKE ASPECTEN

Over de bestuurlijke aspecten van het opstellen van het saneringsprogramma wil ik het volgende zeggen. De positie van de direct betrokkenen lijkt in het wetsontwerp te zijn gewaarborgd. Echter, gemeenten en provincies zullen wel de nodige voorzichtigheid moeten betrachten. De problemen rond een gifsaneringsoperatie zijn vaak niet alleen van materiële en financiële aard, ook psycho-sociale problemen doen zich vaak voor. De vraag is echter hoe met deze problemen dient te worden omgegaan.

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben met betrekking tot Dordrecht dit probleem aan de orde ge- steld in een brief aan de Staatssecretaris. Zij hebben aandacht gevraagd voor de mensen in de Staart, een woonwijk van Dordrecht, die niet noodgedwongen moeten verhuizen, maar wel in psycho-sociale nood verkeren als bewoners van een besmette wijk.

Gedeputeerde Staten gaven het Rijk in overweging die huizen aan te kopen, ook al omdat de eigenaren bang zijn hun huizen te zijner tijd niet meer te kunnen verkopen. Graag vernemen wij van de Staatssecretaris wat zij ter zake heeft geantwoord en hoe zij tegen de hele problematiek van mensen die in psycho-sociale nood verkeren aankijkt.

Voor ik overga tot de financiële aspecten van het wetsontwerp wil ik nog opmerken dat mijn fractie kan instemmen met de bestuurlijke opzet, verbonden aan de uitvoering van de saneringsprogramma's die in dit wetsontwerp zijn neergelegd. Met name de wijzigingen met betrekking tot de positie van gemeenten hebben onze instemming.

In het algemeen kan mijn fractie instemmen met het uitgangspunt dat diegenen die verantwoordelijk zijn voor de bodemverontreinigingen ook moeten bijdragen in de kosten van de saneringsoperaties, in casu de vervuiler, het Rijk, de provincies, de gemeenten en de bedrijven. De vertaling ervan is echter bepaald niet eenvoudig, met name wat de bijdragen van de gemeenten en de bedrijven betreft.

DRAAGKRACHTSCRITERIUM

Overigens, dient naast het verantwoordelijkheidscriterium ook niet het draagkrachtscriterium een rol te spelen in dit interimbeleid? Met name vanwege dit laatste criterium zijn wij niet erg gelukkig met de voorgestelde regeling voor de gemeenten.

Met name kleine gemeenten kunnen door deze regeling extra zwaar worden getroffen. Ik geef een voorbeeld. Een saneringsoperatie van drie miljoen gulden betekent voor een gemeente met 5000 inwoners - ik heb dat nagerekend - een belasting van bijna ƒ 70 per inwoner. Dit is uiteraard over enkele jaren verdeeld, uitgaande van de norm: maximaal ƒ 30 per inwoner per jaar.

Eenzelfde operatie voor een gemeente met 500.000 inwoners houdt echter slechts een belasting van ƒ 1 per inwoner in. De mogelijkheid van een extra bijdrage aan gemeenten die door sanering in financiële moeilijkheden komen, verzacht natuurlijk de pijn, maar is deze bijdrage zodanig dat vervolgens van een eerlijke verdeHng van lasten kan worden gesproken?

De bewindsvrouwe schrijft in haar brief van 20 augustus jl. dat uit de programma's 1981 en 1982 over bodemsanering blijkt dat naarmate de gemeente-grootteklasse toeneemt, de hiertoe behorende gemeenten veelvuldiger worden geconfronteerd met een geval van bodemverontreiniging.

Voorts schrijft zij dat uit de programma's blijkt, dat de gemiddelde kosten van bodemsanering voor alle gemeente-grootteklassen ongeveer even hoog zijn. Hoe zullen echter de programma's voor de komende jaren eruit zien?

Ik wil hiermee zeggen dat de programma's 1981 en 1982 een erg wankelijke basis vormen voor een systeem dat voor een redelijke lastenverdeling moet zorg dragen. Dient in het wetsontwerp zelf niet genoeg waarborg aanwezig te zijn voor een redelijke lastenverdeUng? Onzes inziens laat het wetsontwerp nog teveel ruimte voor grote verschillen in de lasten van inwoners van gemeenten. Graag verneem ik over deze problematiek een nadere reactie van de bewindsvrouwe.

Ook de vertaling van de verantwoordelijkheid van bedrijven geeft de nodige problemen. Mijn fractie heeft er nogal wat moeite mee om: de collectieve verantwoordelijkheid van bedrijven die handelen met stoffen die in verband staan met bodemverontreiniging - ik citeerde - , als uitgangspunt te nemen.

GELDEN NAAR DE BEDRIJVEN ZELF

De omschrijving die in verband staat met bodemverontreiniging is erg vaag. Een nadere omschrijving van de bedoeling is onzes inziens hier op haar plaats. Het komt ons voor dat aan de mogelijkheid van een heffing wordt gedacht, omdat er zich nogal wat problemen voordoen om de kosten te verhalen op de veroorzakers van de veront­ reiniging. Deze zijn vaak niet te achterhalen of bestaan gewoon niet meer. De potentiële veroorzakers dienen daarom maar voor de kosten op te draaien. De notitie die de bewindsvrouwe ons op 24 augustus heeft toegezonden, is op dit punt niet zo duidelijk dat wij van de wenselijkheid van een heffing overtuigd zijn geraakt. Wij vragen ons af of het niet beter is om de gelden die via een heffing ter beschikking zouden moeten worden gebracht in de bedrijven te laten en deze bedrijven ertoe aan te zetten deze gelden zodanig aan te wenden dat bodemverontreiniging in de toekomst wordt vermeden.

Er moet immers tegelijk met het interim-saneringsbeleid een interim-preventiebeleid worden gevoerd. Hoe staat de Regering tegenover deze gedachte?

DIRECTE EN INDIRECTE KOSTEN

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de directe en de indirecte kosten van een saneringsoperatie om aan te geven welke in aanmerking komen voor een rijksbijdrage. De indirecte kosten komen voor rekening van de veroorzaker als deze kan worden achterhaald en in praktisch alle andere gevallen, voor rekening van de gemeenten. Het is ons nog niet duidelijk waarom deze kosten niet in aanmerking komen voor een rijksbijdrage. Graag ook hier enige verduidelijking van de Regering.

Het is nu nog niet mogelijk een globale raming te geven van de hoogte van de indirecte kosten. Het moet dus niet uitgesloten worden geacht dat een gemeente door deze kosten in financiële moeilijkheden geraakt. Mijn vraag betreft de beoordeling of en wanneer een gemeente in aanmerking komt voor een extra bijdrage ingevolge artikel 10, omdat zij anders door de saneringskosten dreigt te geraken in een situatie als bedoeld in artikel 12 van de Financiële-Verhoudingswet 1960. Worden de indirecte kosten in dat geval meegerekend als kosten voor de saneringsoperatie? Wij zouden hierop willen aandringen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1982

De Banier | 24 Pagina's

Interimwet bodemsanering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1982

De Banier | 24 Pagina's