Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leer en Leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leer en Leven

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(16.)

I. Het Woord Gods (o)

Bij de beschouwing van de Goddelijke ingeving van de Bijbel moeten w T e op 3 zaken letten. Ten eerste op de aandrijving, waardoor de Heilige Geest de Bijbelschrijvers heilig dwong tot schrijven en zij met de volle liefde van hun hart aan 't werk togen. Dan was er in d«

tweede plaats de verlichting, waardoor de Heilige Geest de schrijvers indachtig maakte of mededeelde, wat zij te schrijven hadden, en dat wel met grote helderheid en duidelijkheid. Nu zijn we genaderd tot het derde deel der inspiratie of ingeving, namelijk, de besturing.

De aandrijving was een inwerking op de wil de schrijvers. van

De verlichting was een inwerking op het verstand van de schrijvers.

De besturing was een inwerking op de hand van de schrijvers. Ook deze besturing was nodig, opdat het doel, de zuivere bewaring en voortplanting der waarheid bereikt zou worden. En deze besturende daad Gods is de waarborg, die vereist werd, opdat de hoge taak van de schrijvers onberispelijk uitgevoerd zou worden. Hierdoor alleen was het mogelijk, dat de woorden Gods onvervalst op het papier werden weergegeven.

Stel het u een ogenblik voor, dat de Geest des Heeren de schrijvers alleen maar had aangedreven en verlicht en hen verder maar aan zichzelf had overgegeven, terwijl het aan hun eigen goeddunken werd overgelaten, wat ze op papier wilden neerschrijven, wat zou er van de waarheid Gods terecht gekomen zijn? Dan toch zou het mogelijk zijn geweest, dat er hier en daar een gedeelte ontbrak, dat er beslist zou moeten zijn, terwijl andere mededelingen öf overbodig, öf foutief in de Schrift zouden kunnen voorkomen.

Als we echter vasthouden aan de volkomen ingeving door God de Heilige Geest, dan staat het voor ons tegelijk vast, dat de Heere de hand der Bijbclschrijvers zó bestuurd heeft, dat ze eenvoudig geen fouten konden maken.

In gewone omstandigheden konden ze dat natuurlijk wél. Dan waren het mensen van gelijke beweging als wij. Dan is Davids zonde, Petrus' verloochening en Paulus' vijandschap in zijn eertijds ons niet onbekend. Maar als ze geroepen worden om de taak van Bijbelschrijver te vervullen, dan worden ze door Gods Geest bewaard om te dwalen. Niets kunnen zij vergeten en vergissen is hier onmogelijk, want de Heilige Schrift, die zij gingen beschrijven, moest naar Gods bestel altijd voor de Kerk een volkomen betrouwbare Bron en regel der Waarheid zijn. Daarom werd de mogelijkheid tot dwaling gedurende het schrijven tijdelijk opgeheven.

Stel, dat het mogelijk was, dat God de Bijbelschrijvers aan hun lot overliet op het ogenblik, dat zij nog moesten gaan schrijven, dan zouden we alleen weten, dat er een Godsopenbaring aan de schrijvers was gedaan, maar daartegenover zouden we tevens moeten erkennen, dat de Bijbel slechts de gebrekkige, menselijke weergave van die openbaringen was. Maar aangezien we vasthouden aan de onfeilbare besturing des Geestes bij het schrijven, is de Bijbel voor ons de Godsopenbaring zelf, zonder enige fout of vergissing van de zijde der Bijbelschrijvers.

In deze bijzondere besturende werking van Gods Geest, hebben we de zekere waarborg, dat de schriften, die uit de handen der Profeten en Apostelen tot ons gekomen zijn, in alle delen de volmaakte woorden Gods zijn. Met volle vrijmoedigheid mogen we het Petrus dus nazeggen: „Wij hebben het profetische Woord, dat zeer vast is."

Zo hebben we dus gezien, dat de Heere nauwgezet waakte voor de onfeilbare weergave van Zijn eigen Goddelijke openbaringen. Daarom kunnen we zonder enige twijfel zeggen, dat de Bijbel van het begin tot het eind, van Genesis tot Openbaringen toe het WOORD van GOD is.

Dit te weten en met een historisch geloof toe te stemmen legt een zware verantwoordelijkheid op ons. De eis des Heeren komt nu des te dringender tot ons, dat we toch dat Woord heerschappij zullen laten voeren in ons hart en leven. Als dat Woord ons ontdekt aan onze diepe doodsstaat, dan hebben we dit te aanvaarden. Als het ons God toont in Zijn strafeisende gerechtigheid, dan dienen we daaronder te vallen. De Heere mocht ons door Zijn Woord en Geest willen onderwijzen, opdat we niet alleen bekend gemaakt werden met het verloren Paradijs, maar ook een blik mochten slaan in het herwonnen Paradijs. Immers, waar wij de ware vrede missen, daar wijst dat Woord ons het middel tot zielevrede aan, wat we in de van God gewezen weg hebben te zoeken. En de ware zoekers (die vinders Worden!) bidden:

Heer, ai maak mij Uwe wegen, Door Uw Woord en Geest bekend, Leer mij, hoe die zijn gelegen, En waarheen G' Uw treden wendt. Leidt mij in Uw waarheid, leer IJv'rig mij Uw wet betrachten; Want Gij zijt mijn heil, o Heer, 'k Blijf U al den dag verwachten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1950

Daniel | 8 Pagina's

Leer en Leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1950

Daniel | 8 Pagina's