Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kanttekeningen bij 'de vreze des Heeren': een bijbels kernwoord voor een onmisbare zaak*

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kanttekeningen bij 'de vreze des Heeren': een bijbels kernwoord voor een onmisbare zaak*

Bezinning

29 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is en blijft een wonderlijk en uniek woord! Een onvervangbaar kernwoord uit de Heilige Schrift. Ik bedoel de bekende uitdrukking: "De vreze des HEEREN". In dit artikel willen we samen zoeken naar de betekenis van deze uitdrukking. Hg{ 2al u niet ongewoon voorkomen, als we ons ondenwerp verdelen over drie punten:

Ten eerste: het woord voor "de vreze des HEEREN" Ten tweede: de motieven voor en hiet karakter van "de vreze des HEEREN"

Ten derde: de betekenis van "de vreze des HEEREN" Oók voor vandaag!

Het woord

Sommige bijbelse kernwoorden zijn in ons taalgebruik sterk gedevalueerd. Denkt u bv. aan zonde, zalig, eeuwig... U hoort ze rondom op straat en in reclame gebruiken zonder besef van de juiste betekenis.

Andere woorden worden wel gebruikt, maar weten we de bijbelse betekenis? "Dat is iemand, die de Heere vreest!" of "Mijn godvrezende moeder zei altijd..." (Het Is trouwens een groot voorrecht als u zulke mensen in uw omgeving mag hebben). Vandaar de vraag: Wat houdt dat in: "De vreze des HEEREN"? Hoe komt ons kernwoord in de Bijbel voor? We laten het Woord aan het woord. Natuurlijk met gebruik van een belangrijke regel uit de scripturae interpres' of als dat voor u Latijn is: de Schrift is haar eigen uitlegger. In verreweg de meeste gevallen vinden we in het O.T. een Hebreeuwse stam jr', met de oorspronkelijke betekenis van: 'heen en weer bewogen worden', 'hijgen of verlamd zijn' en 'sidderen en beven'. Het meest gebruikelijke woord voor vrees is hiervan afgeleid, nl. jir'ali. Dit woord geeft oorspronkelijk weer de algemeen menselijke vrees voor alles wat de mens in zijn bestaan bedreigt. Bijv. het geweld van de storm (Jona 1 : 5) of het misnoegen van mensen (Richt. 6:27).

Het Tiieologisch Handwörterbuch zum Alte Testament van Jenni-Westermann geeft in een overzicht aan dat dit woord 436 maal gebruikt is in het O.T. Vrees als schrik wordt in het Hebreeuws vaak uitgedrukt in het woord 'magor'. Vergelijk Jer. 20: Pashur wordt genoemd Magor-Missabib. (Schrik van rondom). Ook wordt gebruikt het woord 'pachad' van het werkwoord beven. Voor ons zijn echter vooral van belang de verbindingen: jir'at JI-IWH (vreze des HEEREN) en jir'atElohim {vreze Gods).

Dit zijn de telkens voorkomende uitdrukkingen voor het belangrijkste element van de O.T.religie.

Tli.C. Vriezen geeft bij deze uitdrukking de volgende omschrijving: "Er is een kennis Gods en

* Lezing gehouden bij de opening van het cursusjaar C.G.O. op 9 sept. 1989 te Rotterdam.

er is innige gemeenschap met Hem mogelijK maar aan het geheimenis van Gods wezen wordt nooit te l^ort gedaan. Dat het element van de majesteit Gods door de gemeenschap niet wordt aangetast komt het beste uit in het woord, dat bij uitnemendheid de uitdrukking is voor de ware religie in het O.T.: de vreze des HEEREN".')

Het woord spreekt van de afstand tussen de heilige God en de nietige zondige mens. Toch heeft het ook elementen van verbondenheid, afhankelijkheid en aanhankelijkheid. Distantie èn verbondenheid. Dit komt omdat JHWH alleen God is, de absoluut Verhevene boven alle schepselen en de alleen soevereine Beschikker is over alles. En juist dit geeft de mens een gevoel van diepe afhankelijkheid en volkomen onwaardigheid en machteloosheid tegenover God, tegenover Wie de mens tot niets in staat is. Tegenover zulk een God past de mens vrees, ontzag en eerbied. Zo krijgt in de jir'at JHWH het gevoel van afstand en afhankelijkheid een eigen karakter, maar anderzijds bereikt ook het gevoel van vertjondenheid en aanhankelijkheid nergens de hoogte als juist daar.

Hoe vertrouwelijk de omgang van de godvrezenden met de HEERE ook mag zijn (Ps. 25:14 - Gods verborgen omgang vinden, zielen daar Zijn vrees in woont), de distantie blijft bestaan. Dit distantiegevoel moet bewaren voor mysticisme en pantheïsme, waarbij de grens tussen God en mens wordt overschreden.

Jir'at JHWH is dè uitdrukking voor de Israëlitische vroomheid. Dat het Hebreeuws daarvoor het woord i^reze gebruikt is te verklaren uit Israels diep besef van Gods overweldigende macht en grootheid en Zijn volstrekte verhevenheid boven al het bestaande. Soms heeft de uitdrukking "vreze des MEEREN" een meer specifieke betekenis. Ze kan synoniem zijn voor het doen van Gods geboden. In de onderhouding van Gods geboden moet zich de liefde openbaren als een verschuldigde wederliefde. De HEERE vrezen en Hem liefhebben zijn dan synoniemen. Een blik in de Concordantie van Abr. Trommius doet ons zien hoe dikwijls dit kernwoord in onze vertaling voorkomt. Me\ name in de Chetoebim, o.a. in Prediker, Spreuken en de Psalmen, neemt de vreze Gods een essentiële plaats in.

De Duitse Oud-Testamenticus uit de vorige eeuw Delitzsch noemt in zijn commentaar het boek Prediker "das Hohelied der Gottesfurcht".

Wanneer we vervolgens vragen naar het voorkomen van de vreze des HEEREN in het N.T. is een belangrijke vraag, hoe het Hebreeuwse kernwoord in de Griekse taal wordt weergegeven. In de Septuagint vinden we in de meeste gevallen jir'at weergegeven met phobos. Ook in het N.T. wordt ovenwegend het woord ptiotxis gebruikt. (Vergelijk ons woord fobie). Een enkele maal: eulabeia.

In het Griekse woord klinken de volgende elementen door vluchten, opjagen, weglopen, angst maar ook eerbied en ontzag. Deze laatste betekenis heeft het vooral in het N.T. We ontmoeten daar trouwens ook de zg. Godvrezenden (nieuwere vertalingen spreken van: vereerders van God). Mensen die op de rand staan van het Jodendom. Zij hebben het heidendom vaanwei gezegd en tonen liefde tot het Joodse volk en hun God. U kent ze wel: de centurio uit Kapernaüm met zijn zieke knecht of Cornelius in de havenstad Cesarea. De godvrezende houdt zich aan allerlei joodse voorschriften zoals sabbat spijswetten, aalmoezen en gebedstijden. Toch is hij geen Jood geworden, want hij is niet besneden. Die besnijdenis blijft het grote verschil tussen proseliet en godvrezende. De Joden beschouwen hem daarom als een heiden. Ondanks zijn verering van God staat hij buiten het verbond en daarom buiten het beloofde heil. Juist bij velen van hen vond de Evangelle-prediking van Paulus weerklanK zoals bij Lydia "welker hart de Heere heeft geopend".

Duidelijk moet dus zijn, dat de vreze des HEEREN niet venward mag worden met allerlei vormen van angst en vrees. Als we die verstaan als bang zijn voor God, is dat een karikatuur. Of zoals ik las, als omschrijving van de vreze Gods, d.i. "een knagend schuldgevoel; een soort permanente onzekere angst". Dit is een typisch misverstand. De vreze des HEEREN is geen angst en vrees. Maar... wie nooit gevreesd heeft voor de majesteit de heiligheid, de rechtvaardigheid van de levende God, die kent niet de vreze des HEEREN.

Onze taal

Wij verkeren in de gelul< kige omstandiglieid, dat onze Nederlandse taal in de oude vorm vreze, een woord kent, waarin het geheel eigene van de jir'at JHWH kan worden uitgedrukt De blijvende rijkdom van de Statenvertaling blijkt ook op dit punt. De oude genitivus is hier wezenlijk onvervangbaar

Vrees voor de Heere (zoals veel nieuwere vertalingen) zegt niet hetzelfde als vreze des HEBREN. Vandaar een pleidooi voor de handhaving van een woord! Met Vreekamp in zijn dissertatie uit 1982 willen we dan ook stellen dat we moeten blijven spreken van: vreze des HEEREN})

Enkele woorden zijn nauw venwant Als voorbeeld noem ik Godvruchtig. Het is een samenvoeging van God en vruchten. Dit oude woord afkomstig van het Duitse woord furchten, betekent dus ook Godvrezend.

Ergens las ik "Elke Jood weet dat God vrezen niet bang zijn voor God is; het is in deemoed luisteren naar Zijn stem". Dus bij "vreze" horen woorden als: deemoed, ootmoed, ontzag, achting, huivering en vooral eerbied.

Motieven voor en het karakter van de vreze des HEEREN

Welke motieven noemt de Bijbel voor de vreze des HEEREN? Wat is het karakter ervan? Een oude heidense spreuk luidt: "primus in orbe deos fecit timor". Het betekent zoiets als: de vrees heeft voor het eerst op aarde de goden doen ontstaan. Hier wordt gesteld, dat godsdienst ten diepste uit vrees verklaard moet worden. De menselijke vrees maakt god! Dit atheïsme doordrenkt ook nu in toenemende mate onze samenleving. Voor veel mensen behoort dat geloof aan een persoonlijke God tot een tijdperk dat voorgoed voorbij is. God is een projectie van onze menselijke geest heeft de godsdienstfilosoof Feueröac/jgeleerd. Hij is een projectie van ons dromen en streven, van onze begeerten en angsten. Hij is niet anders dan een mythe, een door onze verbeelding en vrees opgeroepen schim. Ook iemand als Freud propageerde dit

Al in de oude literatuur van de Babyloniërs en Assyriërs is telkens sprake van: de godheid vrezen. Bij zijn troonsbestijging bidt Nebukadnesar tot de grote Marduk of deze hem de vrees voor zijn godheid in het hart wil leggen. Dié goden zijn voor hun vereerders voorwerpen van vrees. Onberekenbaar en voortdurend leven in angst Elk ogenblik kan de mens van de kant van de goden gevaar overkomen. Dat betekent ziekte, lijden en zelfs de dood. Hier blijven vrees en onzekerheid de grondtoon van de religie. Aan deze godvrezendheid ontbreekt elke zedelijke diepte.

Met nadruk moet gesteld worden dat de vreze des HEEREN wezenlijk onderscheiden is van elke andere religieuze vrees. ^) We zien in de Bijbel steeds dat aan het ontstaan van de vreze des HEEREN de openbaring van God voorafgaat Zo dikwijls als de levende God Zich aan de in zonde gevallen mens openbaart, is bij deze vrees de eerste reactie.

Het eerste woord, dat we in de Bijbel de mens rechtstreeks tot God horen zeggen, luidt: "Ik hoorde Uw stem in de hof en ik vreesde" (Gen. 3:10). De vrees van de mens voor God vindt de primaire of enige oorzaak niet in Zijn toorn of straf, waarmee Hij komt over de mens, maar in Hem Zelf a\s zodanig. De primaire oorzaak van de vrees voor God is bij de mens het bewustzijn van de oneindige afstand tussen God en mens. De deugd van Zijn heiligheid. Zijn absolute verhevenheid boven het schepsel en daar tegenover het besef van eigen onreinheid en volkomen nietigheid doen Abraham uitroepen: stof en as (Gen. 18 : 27) en Jesaja: Wee mij! (Jes. 6: 5). In het O.T. zien we dat de mens zelfs vreest dat de openbaring van God zijn totale vernietiging betekenen zal.

Jakob roept in Bethel ontzet uit "Hoe vreselijk is deze plaats". Op dezelfde wijze vreest ook het volk Israël, wanneer de HEERE hen verschijnt op de Sinaï: "Opdat wij niet sterven!" (Ex. 20:18w).

God te zien en toch te leven is een wonder en gaat geheel tegen de verwachting van de mens in. Denk aan Gideon (Richt. 6 : 22) en Manoach, de vader van Simson: "Wij zullen zekerlijk sterven, omdat wij God gezien hebben" (Richt. 13).

Met vele andere voorbeelden kunt u zelf aanvullen. Elke verschijning van de HEERE bewerkt vrees bij de mens. Deze vrees wordt nog versterkt, als God in Zijn openbaring Zijn ontzaglijke macht bewijst. Deze macht openbaart Hij in de schepping (Ps. 33 : 8 Laat de ganse aarde voor de HEERE vrezen) en in de geschiedenis van Israël bij de verlossing uit Egypte, de intocht in Kanaan en vele andere gelegenheden. "Toen sidderden de volken. Wie zou U niet vrezen Gij koning der volkeren? " (Jer. 10:7).

Niet het minst echter moet JHWH gevreesd worden, wanneer Hij Zich openbaart in Zijn schrikkelijke toorn. Voor die toorn kan geen mens bestaan. Mozes roept uit in Ps. 90 vers 11: "Wie kent de sterkte Uws toorns en Uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt? " Vooral de profeten tekenen in aangrijpende stijl de vreselijkheid van de HEERE als Hij komt ten gerichte.

Nu is het opmerkelijK dat het O.T. voor de vreze Gods ook geheel andere, ja geheel tegenovergestelde motieven noemt. Het motief waarmee tot het vrezen van de HEERE wordt opgewekt, is Zijn verbond en Zijn liefde. Duidelijk komt dat uit in het boek Deuteronomium op verschillende plaatsen. Ik noem u slechts hoofdstuk 10:12 "Nu dan Israëli Wat eist de HEERE, uw God van u dan de HEERE uw God te vrezen, in al Zijn wegen te wandelen en Hem lief te hebben".

Ook zijn de weldaden, die God het volk geschonken heeft een motief Hem te vrezen. Vooral Zijn genade en vergeving. Ps. 130 : 4 "l^aar bij U is vergeving; opdat Gij gevreesd wordt". Ps. 105: 24 "Die gunst heeft God Zijn volk bewezen; opdat het altoos Hem zou vrezen". Met name in de zg. Wijsheidsgeschriften en de Psalmen wordt het verband vaak gelegd tussen de vreze des HEEREN en loon. Meer dan eens wordt dit gebruikt om de mensen op te wekken tot deze vreze. Ps. 34 : 10 "Vreest de HEERE, gij zijn heiligen! Want die Hem vrezen, hebben geen gebrek". In het apocriefe boek Ecclesiasticus of Jezus Sirach wordt hoofdstukken lang hierover gehandeld.

Dat het echter niet om rijkdom of aards geluk zonder meer gaat blijkt bij de Spreukendichter "Beter is weinig met de vreze des HEEREN, dan een grote schat en onrust erbij" (Spr. 15 : 16).

Eén voorbeeld

Voorbeelden van mensen die de HEERE vrezen, vinden we veel opgetekend. Treffend is het getuigenis, gegeven door de inspiratie van de Heilige Geest, van Obadja. Wie zei er dat de HEERE vrezen een privé-aangelegenheid was? Toch eigenlijk onmogelijk in sommige maatschappelijke posities?

Obadja. Hofmeester van koning Achab. Hoge positie in zo'n tijd en aan zo'n hof! "En Obadja was de HEERE zeer vrezende". Zelf voegt hij er aan toe: "Ik vrees de HEERE van mijn jonkheid af".

Uit de O.T.-gegevens kunnen we samenvattend zegger\: De motieven voor de vreze des HEEREN zijn: de openbaring van Zijn heiligheid en recht; de openbaring van Zijn grootheid en macht de openbaring van Zijn toorn; maar óók van Zijn liefde en genade; van Zijn vergeving en van Zijn weldaden. In één zin: Gods kinderen vrezen de HEERE om Zijnszelfs wil, om Zijn heerlijke volmaakte deugden. In de ware vreze Gods gaat het de mens om God en om de eer van Zijn Naam.

Ook het Nieuwe Testament spreekt van vrees (phobos) voor machten, die het leven bedreigen: stormwind en golven (Mark. 4 : 40); vijandschap van mensen (Matth. 14:5). Vooral de bovennatuurlijke verschijningen wekken vrees: verschijning van engelen. In het bijzonder de verschijning van Christus. De N.T.-gestalte van de vreze des Heeren Is

gefundeerd in het geheim van de incarnatie. "Gij zult Zijn naam heten Immanuël; hetwelk is overgezet zijnde, God met ons." (Matth. 1 : 23). Deze verborgenheid is groot; God geopenbaard in het vlees!

Hij treedt met zulk een volmacht op en door Zijn woorden en wonderen straalt zulk een gezag heen, dat we dikwijls lezen in de Evangeliën van: ontzag, eerbied en ontzetting. Hoor Zijn discipelen. Johannes: "Wij hebben Zijn heerlijkheid (d.l. de klare tekenen van Zijn Goddelijke majesteit; kanttek.) aanschouwd". (1 : 14) en Petrus schrijft laten "maar wij zijn aanschouwers geweest van Zijn majesteit" (2 Petr. 1:16).

Tot Zijn discipelen horen we de Heere Jezus vaak zeggen: "Vreest niet!" Zij die vrezen, behoeven niet te vrezen. Zij die niet vrezen, moeten bevreesd zijn. Toch klinkt ook telkens weer de vermaning om wél te vrezen, zowel uit Jezus' eigen mond, als uit die van de apostelen. "Werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven" (Fil. 2:12).

De O.T.-vreze des HEEREN, welke uitdrukking in het N.T. weliswaar op de achtergrond treedt en plaatsmaakt voor woorden als: geloof, hoop en liefde, ontbreekt er toch niet. Met jaloersheid vervuld lezen we in Hand. 9 vers 31: "De gemeenten hadden vrede en werden gesticht; en wandelende in de vreze des Meeren en de vertroosting des Heilige Geestes, werden vermenigvuldigd."

En in 2 Cor. 7:1 vermaant de apostel Paulus tot heiligmaking met de woorden: "voleindigende de heiligmaking in de vreeze Gods." Petrus in 1 Petr. 1 vs. 17: "Indien gij tot een Vader aanroept degene, die zonder aanneming des persoons oordeelt naar een iegelijks werK zo wandelt in vreeze de tijd uwer inwoning".

Ook in het laatste Bijbelboek komen we het verschillende malen tegen. In Openb. 14:7 ziet Johannes een andere engel, zeggende met grote stem: "Vreest God en geeft Hem heerlijkheid." Onze kanttekenaren merken hierbij op: het is een vermaning, dat zij God alleen in Christus Jezus zouden eren, vrezen en dienen. De gezaligden aan de glazen zee zingen: "Wie zou U niet vrezen, Heere en Uw Naam verheerlijken? "

In de geschiedenis van de kerk

In de Christelijke kerk van het Westen vinden we een doordenking van de bijbelse vreze bij o.a. Augustinus. Van daaruit is later de bekende onderscheiding gemaakt tussen slaafseen kinderlijke vreze.

U begrijpt de woorden: een gedwongen vrees; een slaaf doet de wil van zijn heer uit vrees om geslagen te worden. De liefde ontbreekt. We vinden dit zelfs bij de duivelen. (Jak. 2 vs. 19: "En zij sidderen"). Het geeft een vlucht bij God vandaan zoals Kaïn, Ezau en Judas. Ze ontstaat door algemene overtuiging.

Hiertegenover de vrijwillige vrees; zuivere eerbied voor God. Een vrees waarin vertrouwen en liefde aanwezig zijn. Gepaard met een vertrouwelijke omgang, zoals een kind zich geheel verlaat op zijn ouders.

We vinden deze onderscheiding o.a. ook bij Luther, Melanchton en Calvijn in zijn Institutie. De laatste spreekt daar van een voluntarius timor en een servilistimor.

Qok Ursinus Spreekt in zijn bekende

Schatboek over de vreze Gods in de wedergeborenen. Hij ziet de volgende verschillen tussen de slaafse en de kinderlijke vrees. We laten hem zelf aan het woord: "De kinderlijke vrees komt voort uit een vertrouwen op God en een liefde tot God. Zij heeft een afkeer van het vertoornen van God en de zonde.

Ze gaat samen met een verzekering van de zaligheid en het eeuwige leven. De slaafse vrees komt voort uit de kennis en de aanklacht der zonde en uit het gevoel van Gods toorn; zij ontvlucht en haat de zonden niet, maar zij ontvlucht de straffen en oordelen en daarom God Zelf. Zij gaat gepaard met een vrees voor en een verwachting van de eeuwige verdoemenis en de venwerping door God"")

Eigenlijk vinden we dit ook in 1 Joh. 4 vs. 18: "Daar is in de liefde geen vrees, maar de volmaakte liefde drijft de vrees buiten." Hierbij merken de kanttekenaren op: "Hier wordt bedoeld de slaafse vrees voor de dag des oordeels. Want de apostel spreekt hier niet van de vreze Gods, welke is een kinderlijk ontzag voor de Goddelijke majesteit en zorgvuldigheid om deze niette vertoornen."

De Nadere Reformatie

Vooral de Nadere Reformatie heeft veel aandacht geschonken aan de vreze des Heeren. Haar vertegenwoordigers zoals TeellincK Van Lodensteyn, Smytegelt e.a. waren diep vrome mannen, die het nauw namen met hun leven in de vreze Gods. Al hun geschriften staan in het teken van het grote doel, dat zij nastreefden: de bevordering van de praktijk der godzaligheid.

De scopus van veel van hun werken is het "Deo vivere" in ware praxis pietatis. Het gehele leven behoort God toe.

Ik breng slechts in herinnering de vorig jaar veel besproken Voetius en zijn bekende inaugurale rede uit 1634: "Om de Godsvruchit met de wetenschap te verbinden". In zijn catechismusverklaring vraagt dezelfde schrijven "Hoedanig moet onze vrees zijn? " Als antwoord geeft hij: "Een kinderlijke vrees, die met geloof, hoop en liefde vergezelschapt is". Wilhelmus a Brakel heeft in zijn bekende boek (U heeft het toch in uw boekenkast? ... U heeft het toch onderzocht? ) De Redelijke Godsdienst het hele 16e hoofdstuk gewijd aan de vreze Gods.

De vreze Gods vloeit volgens deze predikant voort uit de liefde Gods. De oorzaak en de oorsprong ligt in de eeuwigheid. "Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad" (1 Joh. 4:19).

Vader Brakel hanteert vervolgens het bekende onderscheid tussen slaafse en kinderlijke vrees. De slaafse vrees is volgens hem altijd beter dan een hardnekkige versmading van God en Zijn oordelen en ze is nuttig, wanneer daardoor iemand tot bekering komt. In onze tijd moeten we daar zeker mee instemmen.

In de Redelijke Godsdienst geeft hij de volgende definitie van de vreze des HEEREN^): "Het is een heilige beweging des gemoeds, van God in de harten der kinderen Gods ven/vekt waardoor zij uit ontzag voor God zorgvuldig wachthouden, God niet te mishagen en ernstig trachtten Hem in alles te behagen."

We kunnen vaststellen dat a Brakel er van uitgaat dat de mens van nature ongevoelig en onbewogen is ten aanzien van de vreze Gods. Dat portret geeft ook Paulus in Rom. 3:18 van de natuurlijke mens: "Daar is géén vreze Gods voor hun ogen". De natuurlijke mens vreest God niet (Ps. 55: 20; Spr. 1 : 29). Vandaar dat a Brakel venwijst naar het werk van de Heilige Geest. Trouwens, zegt de HEERE Zelf niet in Jer. 32: 38-40: "Ikzal hun enerlei hart en enerlei weg geven om Mij te vrezen al de dagen. //cza/Mijn vreze in hun hart geven, dat zij niet van Mij afwijken". Ikzal.....

Ook Jes. 11:2 spreekt van de komende Messias op Wie zal rusten de Geest der vreze des HEEREN. De vreze des Heeren is dus vrucht van de Geest des Heeren en het werk van

Christus. Het is een gave van God Zelf. God venwekt deze vreze in het hart. Dat gebeurt in de wedergeboorte. Het stenen hart wordt weggenomen en zij krijgen een vlezen hart. De vreze Gods zetelt dus in het hart, als centrum van alle gemoedsbewegingen. Zij wordt gekenmerkt als ontzag, liefde en eerbied.

Dit ontzag, aldus a Brakel, uit zich in het kennen en erkennen van Gods majesteit in het eerbiedig zich voor Hem neerwerpen en ten slotte in het zorgvuldig de wacht houden God niet te mishagen, maar Hem in alles te behagen. Volkomen in strijd hiermee heeft de Talmoed een bekende uitspraak overgeleverd: "Alles ligt in de hand Gods, behalve de vreze Gods!" Dit gezegde stelt dat het vrezen van God een absoluut vrije wilsbeschikking is. Nee, om kinderlijke vrees te hebben moeten we eerst kind zijn!

Op vele plaatsen in onze Belijdenisgeschriften en kerkelijl< e formulieren wordt gesproken over de vreze Gods.

Enkele voorbeelden. De Heidelbergse Catechismus zegt in Zondag 46 over de aanspraak "Onze Vader": "Opdat Hij van stonde aan in het begin van ons gebed, in ons de kinderlijke vrees en toevoorzicht tot God verwekke."

Ds. G.H. Kersten merkt daarbij het volgende op: "De kinderlijke betrekking waarin de Heere Zijn volk tot Hem plaatst, venwekt een vrijmoedige toegang tot de troon der genade. In die kinderlijke betrekking is de oefening van het oprecht geloof en een familiare omgang met de levende God."«)

De Dordtse Leerregels noemen in hfdst I art. 12 als vruchten van de verkiezing o.a. het waar geloof in Christus, kinderlijke vreze Gods, droefheid over de zonde. In ons huwelijksformulier wordt tegen de vrouw gezegd: Gij zult uw wettige man liefhebben, eren en vrezen... zoals de gemeente aan Christus onderdanig is. En om niet meer te noemen, het formulier tot bevestiging van Dienaren des Woords roept de gemeente op (ook nu): "Zijt uw voorgangeren gehoorzaam. Dit doende zal het geschieden dat de vreze Gods zal komen in uw huizen."

Van over zee...

Graag zou ik nog willen noemen de uitvoerige verhandeling van de bekende John Bunyan, getiteld The fear of God".')

Het eigene van Bunyans behandeling van de vreze Gods is voornamelijk gelegen in zijn opvatting van de vrees, die de Geest der dienstbaarheid bewerkt en de vreze Gods die vanuit de Geest der aanneming geschonken wordt Dit vooral naar zijn uitleg van Rom. 8 : 15. "Want gij hebt niet ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; maar gij hebt ontvangen de Geest der aanneming tot kinderen, door Welken wij roepen: Abba, Vader!"

Erg leerzaam is ook het gesprek tussen Hopendeen Christen in de Christenreis. Tijdens het laatste deel van de reis naar Sion vraagt Hopende aan Christen: "Hoe zoudt gij de rechte vreze beschrijven? "^)

Een goede vraag, nuttig om de schijn van het wezen te onderscheiden. Christen antwoordt "de ware vreze vertoont zich in drie dingen: 1e door haar oorsprong: z\\ ontstaat door een zalige overtuiging van zonden.

2e zij drijft de ziel aan; om Christus ter zaligheid aan te grijpen. Hopende heeft gesproken over de wijze waarop Christus in zijn ziel geopenbaard is.

3e zij verwekt en onderhoudt in de ziel een grote eerbied voor God, Zijn Woord en Zijn wegen."

Niet alleen verwekt, maar ook onderhoudt De vreze is teer en houdt teer! Vrezen om door toegeven aan de zonde of niet krachtig tegen dezelve te strijden, de vrede te verbreken, de Geest te bedroeven of de vijand oorzaak te geven tot laster.

Lezers van De Heilige Oorlog herinneren zich de heer Vreze Gods. Ik citeer "Hij is de poortwachter van de stad Mensziel. Tevergeefs probeert Diabolus de poorten open te breken. De heer Vreze Gods was een man van beleid en dapperheid, daarom trachtten zij tevergeefs zolang hij leefde dit werk ten uitvoer te brengen. Alle aanvallen van Diabolus bleven daarom vruchteloos."

Bunyan zegt dan verder "Ik kon somtijds de wens niet onderdrukken, dat deze man Vreze Gods het gehele bestuur van Mensziel op zich genoem had."').

De betekenis van de vreze des Heeren. Ook voor vandaag!

Een onmisbare zaak. "De vreze des Heeren is rein, bestaande tot in eeuwigheid". Het is de ware vroomheid en de praktijk der godzaligheid, beoefend en beleefd in oprechtheid en eenvoudigheid. Het is praxis pietatis, die als erfgoed van de Nadere Reformatie, ook onder ons vanouds benadrukt is. Tegenover alle wereldgelijkvormigheid, alle verkilling en vervlakking.

Iemand heeft gezegd, dat onze tijd een tijd is van "Tausend Angsten und kein Schrecken". Duizend angsten en geen vrees! Wel nameloze, onbestemde angst in de vorm van het moderne doemdenken, maar een ontstellend gebrek aan eerbied en ontzag.

Laat ons eten en drinken, want morgen zullen wij sterven... onze geseculariseerde maatschappij zonder Godsvreze. Het is déze vreze, waaraan de mens van onze tijd, verteerd door angst vanwege het donkere doemdenken, allermeest behoefte heeft Men vlucht in allerlei vormen van religiositeit en occultisme. Eén van de kenmerken van New-Age is: geen grens tussen God en schepsel. We zien het doonwerken van de-sacralisatie en secularisatie in een ontstellend gebrek aan eerbied. In de eerste plaats natuurlijk gebrek aan eerbied voor God, maar óók eerbied voor de medemens, voor de ouders en de ouderen, eerbied voor het geschapene (wie denkt niet aan de milieu-problematiek), kortom: gebrek aan eerbied voor het leven! Alles omdat de vreze des Heeren ontbreekt.

Wanneer in onze tijd er opmerkelijke aandacht is voor de grenzen van het mensenleven in de grote vragen rondom abortus provocatus en euthanasie dan wil juist de vreze des Heeren spreken als concrete eerbied voor de Schepper van leven.

In de vreze des Heeren kennen we een fundamentele eerbied woor het leven als geschenk van God.

In de moderne theologie heeft men alle nadruk gelegd op de immanentie van God en ook op de mens Jezus van Nazareth.

Men had geen oog voor de transcendentie Gods en voor de Heere Jezus als de Zoon van God. De soevereiniteit van God en Zijn toorn verdwenen uit het gezicht., en uit de prediking. "Je ontmoet God in je verdrukte medemens" en "wij zijn partners van God". Zou dit niet hebben bijgedragen tot een volslagen gebrek aan eerbied voor de allerhoogste Majesteit? "Wie is de HEERE, Wiens stem ik gehoorzamen zou? " Vandaag wordt de vreze des Heeren door veel gevaren bedreigd. Ik noem er vijf: Ze wordt verstikt in intellectualisme. Ze wordt vervangen door werelds activisme Ze wordt bespot door antinomianisme Ze wordt begraven onder een benauwend wetticisme Ze wordt overwoekerd door materialisme.

Vandaag is er toch voor de vreze des Heeren venwachting! Voor onze kinderen en leerlingen. Want zowel uw Bijbel als mijn Bijbel vermeldt "Zij zullen U vrezen, zolang de zon

en maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht" (Ps. 72:5). Zelfs de aarde zal vol zijn van de vreze des Heeren: "Dan zullen zij de Naam des HEEREN vrezen van de nedergang en Zijn heerlijkheid van de opgang der zon." (Jes. 59:19).

Een onmisbare zaak

De vreze des Heeren is een zaak die zich uitstrekt over heel het leven van de mens. Door haar bereikt het leven zijn hoogste waarde. "Welgelukzalig is een iegelijk die de HEERE vreest die in Zijn wegen wandelt" (Ps. 128 : 1). De vreze des Heeren is onzichtbaar en zichtbaar.

Onzichtbaar Het ontstaan van de vreze des Heeren is verbonden met het diep geheim van de wedergeboorte door de Heilige Geest. Deze levendmaking is ook de geboorte van de kinderlijke Godsvreze. De ingestorte liefde tot God geeft eerbied voor de Naam des Heeren, voor de Dag des Heeren, voor het Woord des Heeren.

H.F. Kohlbrugge zegt ergens: "Wie God vreest die zinkt weg voor Zijn Woord en zal zich er niet in onverschilligheid van afmaken". Kinderlijke vreze: "Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? " Het is de verhouding tot de Heere. "Gods verborgen omgang vinden; zielen waar Zijn vrees in woont". Het is een zaak van het hart; het is een zaak van de binnenkamer. "Uw leven is met Christus verborgen in God" (Kol. 3 : 3). Maar ze wordt zichtbaar! Te zien... te horen... te proeven. Ze krijgt gestalte in een ootmoedige levenswandel in het leven van alle dag. We lezen in een tijd vergelijkbaar met de onze: "En Henoch wandelde met God, en hij gewon zonen en dochteren" (Gen. 5: 22).

Ds. A. Vergunsf) vertelt over een eenvoudige man uit zijn jeugd. Hij schrijft: "Daar ging iets van uit dat een ander deed voelen: dat is iets echts. Die man heeft iets, dat is niet gekunsteld, niet gemaakt maar dat is nu de reine vreze des Heeren. Die man wist van het wonder, dat het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden. Daar kon hij over spreken. Weet je wat je dan aan die man voelde? Dat hij dicht bij de Heere geweest was en dat hij ook dikwijls dicht bij de Heere leefde." Kent u ook zo'n mens? Bént u ook door genade zo'n mens in gezin, gemeente of op school?

Als de vreze des Heeren bloeit komt dat ook uit in de gemeenschap van de kinderen Gods. Elkaar dienen in liefde. De verhouding van de mens ten opzichte van God oefent op zijn verhouding ten opzichte van zijn medemens een beslissende invloed uit Een ethiek in de vreze des Heeren. "Eert een iegelijk; hebt de broeders lief; vreest God; eert de koning" (1 Petr. 2:17).

Omdat Jozef God vreest zal hij zijn broers niet onrechtvaardig behandelen. Omdat Sifra en Pua, de vroedvrouwen van Egypte, God vreesden, was het onmogelijk om het bevel van Farao te gehoorzamen.

Omdatde vreze des Heeren betrouwbaarheid werkt, moest Mozes omzien naar godvrezende mannen als oudsten over het volk

Omdat Abraham de Heere vreest volgt hij in zelfverloochening Gods wil om Izak te offeren. "Strek uw hand niet uit aan de jongen en doe hem niets! Want nu weet ik dat gij God vrezende zijt en uw zoon, uw enige, van Mij niet hebt onthouden" (Gen. 22 : 12). Vooral ook in de zg. Heiligheidswet (Lev. 19-25) zien we duidelijk dat de vreze des Heeren principe is van sociale gerechtigheid.

Gebrek aan godvrezendheid is de oorzaak van allerlei kwaad. De overtredingen van de goddelozen zijn vele, omdat hun geen vreeze Gods voor ogen staat (Ps. 36:2). W. a Brakel zegt "Hoe levendiger de vreze Gods is, hoe minder de zonden kracht hebben!" De kinderlijke vreze houdt ook in een weggenomen zijn van mensenvrees. "De Heere is met mij, ik zal niet vrezen; wat zal mij een mens doen? " (Ps. 118:6). Het zou de moeite waard zijn om alléén al in de Psalmen na te gaan, welke voorrechten bezongen worden, van degenen die de Heere vrezen. Het heeft betekenis voor het lichamelijl< e en geestelijl< e, voor het tijdeliji< een eeuwige leven.

Die de Heere vrezen: "Zijn heil is nabij hen" (Ps. 85:10). Hij heeft een welbehagen in hen (147:11); Zijn oog is gedurig op hen (Ps. 33:18). Hun zaad zal de aarde beërven; de Heere zal hen onderwijzen in de weg; zij hebben geen gebrek; de engel des Heeren legert zich rondom hen (Ps. 34:10); de goedertierenheid des HEEREN is van eeuwigheid tot eeuwigheid over hen (Ps. 103:17).

Eén van de laatste verzen van het O.T. noemt nog zo'n onuitsprekelijk voorrecht "Ulieden daarentegen, die Mijn Naam vreest zal de Zon der gerechtigheid opgaan en er zal genezing zijn onder Zijn vleugelen".

"De Zon der gerechtigheid, alzo wordt Christus Jezus genoemd, omdat Hij de verstanden door Zijn Woord en Geest verlicht en de harten der gelovigen verkwikt door vergeving der zonden en toerekening der gerechtigheid" (Kanttekeningen bij Mal. 4: 2).

De vreze des Heeren heeft betekenis voor onderwijs en opvoeding. In ons huwelijksformulier wordt de roeping van de ouders (en opvoeders) zo omschreven: "Dat zij hun kinderen in de waarachtige kennis en vrees Gods Hem tot eer en tot hun zaligheid opvoeden."

De vreze des Heeren moet het gehele onderwijsleerproces in al zijn aspecten doortrekken.") "Komt gij kinderen: hoort naar mijl en ik zal u des HEEREN vreze leren" (Ps. 34:12). De persoonlijke omgang met de Heere moet door ouders, bestuursleden, leraren en leerlingen worden beoefend. Wie Is tot deze dingen bekwaam?

Betekenis voor het persoonlijk gebedsleven: "Neig mijn hart en voeg het saam tot de vreze van Uw Naam".

Betekenis voor de evangelisatie: "Wie heeft lust de Heere te vrezen, het allerhoogst en eeuwig goed!"

Betekenis voor een cursusjaar: "De vreze des HEEREN is het beginsel der wijsheid" (Spr. 1 : 7; Spr. 9:10).

De ware vreze des Heeren is het begin, de aanvang, de grondslag en het principe van alle kennis. Wie de rechte wijsheid begeert te verkrijgen, die moet vooreerst en vooral God vrezen.

Tot besluit

Wat is jir'at JHWH? Ten diepste voor de wijzen en de verstandigen verborgen. "Ik dank U Vader, Heere des hemels en der aardel Dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt en hebt dezelve de kinderkens geopenbaard. Ja, Vader! Want alzo is geweest het welbehagen voor U" (Matth. 11 : 25).

Enkele kanttekeningen bij een bijbels kernwoord. Niet meer en niet minder. Een pleidooi voor een onvervangbaar woord. Laat dit woord in zijn schriftuurlijke betekenis onder ons voluit bekend blijven. Voorél geve de HEERE, dat de zaak, de kinderlijke vreze die Hij Zelf werkt in het hart, onder ons beleefd en besproken mag blijven. Ook voor onze jeugd. "O, hoe groot is Uw goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen die U vrezen".

Mag ik besluiten met een eeuwigheidsvraag. Jesaja legt die vraag in de naam van de Heilige Israels aan ons hart. Laten we die vraag in dit nieuwe jaar meenemen: "Wie is er onder ulieden, die de HEERE vreest? "

Des HEEREN vrees is rein; Zij opent een fontein Van heil, dat nooit vergaat

M. Karens.

Noten

1. Th.C. Vriezen; Hoofdlijnen der Theologie van het O.T. Wageningen 1974; p. 169.

2. H. Vreekamp; De vreze des Heren - Een oorsprongswoord in de systematische theologie. 1982; p. a

3. B.J. Oosterhof; De vreze des HEEREN in het O.T. 1949. Stelling II.

4. Z. Ursihus; Het Schattmek der verklaringen van de Heidelbergse Catechismus Dordrecht 1978; p. 260 w.

5. W. a Bral< el; Redelijke Godsdienst p. 235.

6. G.H. Kersten; De Heidelbergse Catechismus. Utrecht 1972; p. 496.

7. J. Bunyan; The fear of God. Swengel 1971.

8. J. Bunyan; Eens Christens reize naar de eeuwigheid. Leiden 1973; p. 327w.

9. J. Bunyan; De Heilige Oorlog. Dordrecht 1979.

10. A. Vergunst; Neemt de wacht des Heeren waar Houten 1983; p. 198.

11. M. Golverdingen; Openingswoord op de alg. vergadering voor Geref. Schoolonderwijs DRS 17e jaargang nr. 6; p. 310.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Reformatorische School

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

De Reformatorische School | 68 Pagina's

Kanttekeningen bij 'de vreze des Heeren': een bijbels kernwoord voor een onmisbare zaak*

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1990

De Reformatorische School | 68 Pagina's