Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerkeraadsvergadering 3 II DE GEESTELIJKE KANT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerkeraadsvergadering 3 II DE GEESTELIJKE KANT

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET PROBLEEM.

Ons kerkeraadswerk moest zich voor het grootste gedeelte bezig houden met de geestelijke zorg voor de gemeente. Het eerste wat besproken dient te worden, is de geestelijke opbouw van de gemeente en de verantwoordelijkheid voor het eeuwig heil van de schapen, die aan onze ambtelijke zorgen zijn toevertrouwd. Ik bedoel niet, dat dit altijd nummer één op de agenda moet staan, maar wel dat het voornaamste deel van de vergadering er door in beslag genomen moet worden.

Het zal ongetwijfeld op vrijwel alle kerkeraden de klacht zijn, dat aan dit ideaal de werkelijkheid niet beantwoordt. Zeker naarmate de ouderlingen (met de predikant) veel huisbezoeken doen, zal de agenda ook door een respektabel aantal te rapporteren bezoeken worden gevuld. En toch, ofschoon men over die verslagen praat, en soms napraat, blijft er zo dikwijls een gevoel van onbevredigd te zijn achter.

Naar mijn stellige overtuiging hangt dat met andere faktoren samen. Ik noem er enkele en wil bij voorbaat uitzonderen de gedachte als zouden de brs. het werk niet goed doen, of als zouden de verslagen niet goed zijn. Daar lijkt me het in de eerste plaats niet in te zitten. De oorzaak van dit zich onbevredigd gevoelen ligt dieper. Is er wel voldoende overleg tussen de ambtsdragers inzake de gesprekken op de huisbezoeken. Weet de ene br. wel van de andere br. hoe hij de zaken aanpakt en de problemen stelt? Voorzover men een paar vormt, dat steeds in dezelfde wijk op bezoek gaat, leert men elkaar op dit punt wel kennen. Maar de andere brs.? Hoe staan die ten opzichte van elkaar Ik krijg wel eens de indruk, dat de brs. zich ten opzichte van elkaar eenzaam voelen. Daar komt nog bij, dat de brs. zich dikwijls ook zo weinig tegen de vragen opgewassen voelen. Ze komen met problemen in aanraking, die ze zelf misschien nauwelijks de baas kunnen. Hoe kan men een ander dan onderrichten?

Ik ben er van overtuigd, dat vele ambtsdragers hun best doen er van te maken wat er van te maken valt. Maar wordt er niet steeds om kadervorming ook voor het kerkeraadswerk geroepen? En zou deze vraag niet iets te maken hebben met het probleem, dat we nu aan het bespreken zijn?

Mag ik het zo eens zeggen? Naar mijn mening wordt er te weinig in teamverband gewerkt. Men weet te weinig van elkaar af als ambtsdragers. Men vormt elkaar ook niet, noch voor persoonlijk leven, noch met het oog op de vervulling van het ambt. Wanneer dat zou kunnen veranderen, krijgt men meer samenhang in dit opzicht in de kerkeraad. Dan komt men anders tegenover het werk te staan en zal men meer het gevoel krijgen, dat men met elkaar de geestelijke opbouw dient en de zorg gedeelde, en dus halve zorg is.

BIJBELSTUDIE.

Een van de merkwaardigste dingen op onze kerkeraadsvergaderingen is, dat, terwijl ze bestaan bij de gratie van het Woord van God, de bijbel er dikwijls alleen maar ter opening van de vergadering open gaat. Verder blijft hij gesloten. Hier zoek ik een van de diepere oorzaken van het zich onbevredigd gevoelen in het kerkeraadswerk. Als een van de eerste dingen zal in de vergadering de noodzaak van gezamenlijke bijbelstudie gesteld moeten worden. Dat lijkt een grote zaak, maar is in de grond van de zaak zo eenvoudig. Immers de voorzitter van de vergadering kiest toch altijd het schriftgedeelte, dat gelezen wordt met het oog op de aard van de vergadering, of de omstandigheden in de gemeente. Welnu als men dan voortaan zulke gedeelten kiest, waaruit men samen veel leren kan omtrent het ambt en de vervulling er van, behoeft de schriftlezing aan het begin alleen maar uitgebreid te worden met enkele opmerkingen over wat we gelezen hebben. Het is mijn ervaring bij de voorbereiding van de bijbelstudies op onze kerkeraadsvergadering, dat men voor zich zelf alleen goed (en biddend!) moet lezen wat er in dat gedeelte staat. Daarover kunnen enkele dingen gezegd worden en dat geeft stof tot bespreking te over. Natuurlijk de ene maal meer dan de andere keer, maar er zijn altijd weer vragen of inzichten van andere brs., waarmee we allen onze winst kunnen doen.

Ik wil niet zeggen, dat de voorbereiding voor de bijbelstudie op de kerkeraad een werkje van vijf minuten is. Maar ik wil wel het misverstand afsnijden als zou men zich er uitvoerig op moeten voorbereiden gelijk bij een inleiding voor de een of andere vereniging. Meestal kan men zelf in het gekozen schriftgedeelte wel enkele dingen opmerken, die voor de bespreking van belang zijn.

Bovendien is het erg belangrijk, dat men de gedeelten goed kiest. Ik wil daarvoor graag enkele schriftgedeelten noemen. In de eerste plaats lijken me zeer in aanmerking te komen de Handelingen der apostelen. Daar ziet men wat een ambtsdrager in zijn werk ervaart, zowel aan zegen als aan tegenstand. Men kan ook uit de houding der apostelen veel leren voor eigen taakvervulling. Ik zou er vooral op willen aandringen de te bespreken gedeelten niet te breed te kiezen. Liever wat korter en een goede, intensieve, zij het misschien niet zo langdurige bespreking dan een vaag overzicht van vele verzen, waarbij het wezenlijke niet aan de orde komt. Ik denk aan 15-20 verzen maximaal.

Men kan ook nemen de brief aan de Efeziërs. Dan komt men met bepaalde leerstukken in aanraking, althans in de eerste hoofdstukken, die voor de geestelijke opbouw van de gemeente zeer belangrijk zijn De volgende hoofdstukken zijn wat het gemeenteleven zowel als wat de levenswandel betreft uitermate praktisch.

Daarnaast is me juist de laatste tijd gebleken hoe vruchtbaar ook de brief aan de Filipenzen voor het christenleven is. Men kan ook wel de romeinenbrief nemen, maar dan lijkt het me gewenst niet alle hoofdstukken achtereen te behandelen, doch een keuze te doen. Ik denk aan Rom. 3 : 21 tot het slot en de hoofdstukken 5-8 en 12-15.

Voor het Oude Testament kan men bij vele psalmen terecht. Als men er van verschillende toonhoogten kiest, komt men ook met onderscheiden situaties in aanraking. Ik denk aan 1, 3 en 4, 16, 25 32, 34, 42/3, om nu maar een grote sprong te maken 68, 100 en 116. Men kan deze voorbeelden uitbreiden en inkrimpen al naar de situatie in de kerkeraad. Ook is het goed om bepaalde gedeelten uit de profeten eens te bespreken. Ik denk vooral aan Ezechiel 33 en 34. Maar ook de hoofdstukken tussen Jesaja 40-66 lenen zich uitstekend voor een dergelijke bespreking.

Hoe denkt men zich de bespreking nu? Allereerst, wanneer een predikant voorzitter is, dient hij op zijn minst de eerste malen de bijbelbespreking in te leiden. Het komt me niet als noodzakelijk voor, dat hij het steeds doet. Hij zal er ook verstandig aan doen, zoals trouwens elke voorzitter, dat hij er geen vraag en antwoord spel van maakt tussen hem en de overige brs. Hij trachte de bespreking algemeen te maken. Daartoe vrage hij de mening van de andere brs. Bovendien gaat het niet alleen om vragen te verduidelijking van het schriftgedeelte. Een br. kan b.v. zonder direkt iets te vragen toch een waardevol inzicht aan de anderen meegeven. Zo leert men van elkaar.

Het gevolg zal zijn, dat op deze wijze de brs. vragen, waarmee ze op het huisbezoek gekonfronteerd worden en die hun zelf weer voor vragen zetten, ter tafel brengen. Daarom is het me juist te doen. De ouderlingen moeten datgene, waarmee ze op het huisbezoek in aanraking komen in breder verband kunnen bespreken. Van het antwoord op deze vragen gegeven in de kring van de hele kerkeraad kunnen alle brs. leren. Ze doen er ongetwijfeld hun winst mee.

Daartoe beperkt zich echter de winst van de bijbelstudie op de kerkeraad niet. Men zal zien, dat er meer openheid ten opzichte van elkaar groeit. Men gaat elkaar meer verstaan en waarderen. Is dat over het algemeen reeds de vrucht van veel verenigingswerk in een gemeente — op een kerkeraadsvergadering zal men dit niet mogen verwaarlozen. Wij maken teveel technische vergaderingen van ons maandelijkse of tweewekelijkse kerkeraadsvergaderingen.

Er komt nog iets bij, men zal zien dat men op deze wijze elkaar ook persoonlijk helpen kan. Daartoe wordt deze bijbelstudie niet in de eerste plaats ondernomen, maar ze heeft dit wel tot resultaat. Men vraagt wel eens naar de pastor voor de pastores. In mindere mate zou men de vraag ook voor de ouderlingen kunnen opwerpen. Ze hebben, indien de gemeente niet vakant is hun pastor. Maar het zal meer dan eens blijken, dat hij met zijn ouderlingen zo vervuld is van de zorg om de gemeente dat hij aan de ouderlingen (en/of hun gezinnen!) voorbijgaat. Elke predikant zal op zijn tijd de behoefte en noodzaak er van voelen om met elk der ouderlingen apart eens een gesprek te hebben. Maar het komt er helaas niet altijd van. Is deze gemeenschappelijke bezinning op de Bijbel niet enigszins een vergoeding daarvan?

Tenslotte zal men in de gemeente er de zegen van ervaren. Men voorkomt op deze wijze, dat men als ambtsdragers vreemd van elkaar, verschillende taal spreekt. Ik vindt het voor een kerkeraad èn gemeente geweldig belangrijk, dat er één lijn getrokken wordt door de ambtsdragers. Als vader in een gezin anders spreekt dan moeder gezegd heeft, wordt het gezag van beiden ondermijnd. Zo gaat het ook met het gezag van het ambt. Welnu, in een dergelijke bijbelbespreking, (die regelmatig terugkeert!), leert men elkaar kennen en gaat men aanvoelen, wat de gemeenschappelijke, bijbelse benadering van de geestelijke vragen in de gemeente moet zijn. Ik wil natuurlijk plaats laten voor allerlei nuanceringen. Ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is. Maar er moet bij al die variaties éénzelfde lijn zijn in het kerkeraadsbeleid ten opzichte van praktische vragen, maar niet minder ten aanzien van de geestelijke bearbeiding van de gemeente.

In een vakante gemeente zal de voorzitter de eerste bijbelstudies moeten verzorgen en daarna een der andere brs. kunnen vragen.

Van hieruit loopt ook een lijn naar het houden van de censura morum. Dat komt een volgende keer aan de orde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1962

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's

De Kerkeraadsvergadering 3 II DE GEESTELIJKE KANT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1962

Ambtelijk Contact | 12 Pagina's