Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de praktijk 61

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de praktijk 61

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gods volk is een gelukkig volk. Zo wordt wel onder ons gezegd. Het is een volk door de Heere aangezien in goedertierenheid en ontferming, een volk waarvan gezegd mag worden: Eer iets van hen begon te leven, was alles in Gods boek geschreven. Een volk, welks grondslag ligt in de stille eeuwigheid in de eeuwige liefdesverkiezing van een Drieënig God. Daar ligt hun staat vast en in de tijd werden zij getrokken uit de macht der duisternis en overgezet in het rijk van de Zoon van Gods eeuwige liefde. Zij worden geleid langs paden en wegen, die zij niet gekend hebben, waarvan zij diep verwonderd getuigen: O God, heilig zijn Uw wegen, niemand spreek’ Uw hoogheid tegen. Als zij de invloeden van des Heeren Geest mogen ondervinden aan hun hart, dan kan er niets van wat de wereld biedt hen bekoren, dan is de Heere ook in hun gevoelen een allesvervullende Rotssteen.

U zei zo even, vriend, dat het een klagend volk is dat er naar uw mening doorgaans maar weinig geur en smaak van hen uitgaat. Maar aangezien wij u enkele dingen gezegd hebben betreffende de staat en stand van dat volk, zo moet je toch met ontzag wel bekennen, dat het in de grond een rijk gezegend en gelukkig volk is, dat een zalige toekomst tegemoet gaat.

Ja man, dat spreek ik niet tegen. Maar hoe komt het dan, dat je dat volk zo veel hoort klagen over hun ellende als zij werkelijk zo rijk begenadigd zijn ? Dan schiet er toch geen stof tot klagen over !

Vriend, bekijk een mens eens in zijn natuurlijke grondslag. Hoe zijn wij in de wereld gekomen, toch niet anders dan gans verdorven schepselen. Wij brachten niets mee, dat waarlijk goed is. Wij kwamen als verklaarde vijanden van onze Schepper in de wereld, hoe lief wij er als zuigelingen ook uitzagen.

Dat is een stuk, vriend. Zie eens achter deze waarheid te komen voor eigen hart en leven. Dat is voor u en mij zo noodzakelijk. En als het de Heere behaagt in een ziel dat enige werk aan te vangen, dan leert zo iemand kennen bij eigen waarneming, dat wij God kwijt zijn door eigen schuld en dat weten wij dan niet van horen zeggen, maar dat wordt waarheid in ons binnenste. Dan houden de vrolijke dagen wel op. Dan leren wij aanvankelijk iets kennen van onze ellende door onze zonden. Dan hebben wij het niet zo gemakkelijk, want dan wordt een mens afgebroken in zichzelven en al meer ontdekt aan zijn verdorvenheid totdat de Heere overkomt en de weg ter behoudenis ontsluit. O, wat gaat er dan een licht op in de duisternis. Dan kan men dat niet op, dat de Heere zo genadig is voor zulk een alles verbeurd hebbend mens. Dan worden er wel tijden beleefd, dat men denkt, dat die dierbare toestanden wel altijd blijven zullen. Maar daar komt men wel achter, want het is des Heeren gewone weg om te voeren in de woestijn en daar is het doorgaans niet zo ruim. Maar de Heere heeft daarbij gezegd: Aldaar zal Ik tot hun hart spreken. Daar gaan de nadere ontdekkingen van wie en wat wij zijn van nature wel door. Daar leren wij wel kennen, dat wij door onze totale verdorvenheid niets dan de eeuwige rampzaligheid waardig zijn. Wat wordt het dan een wonder, dat de Heere het betonen wil, dat Hij van ons af weet, door verborgen en tastbare ondersteuningen te schenken.

Is het dan vreemd, vriend, als een mens die gevoelige bewerkingen mist, zijn ellende al meer leert beleven, dat hij dan zuchtende zijn weg gaat ?

Ja man, dat begrijp ik nu wel. Maar wordt er nu ook niet veel geklaagd over ellende, die eigenlijk de rechte ellende niet is ?

Nu vriend, dat hebben wij ook wel opgemerkt in ons leven. Wij hebben een man gekend, die het altijd maar over ellende had en dat jaren lang, maar nooit hoorde men een woord van hem tot zijn opbeuring. Het scheen zijn leven te zijn om over zijn ellende te praten. Hij kreeg eens bezoek van een zeker persoon, terwijl hij op een ziekbed neerlag. Ook nu was het klagen en nog eens klagen over ellende, gepaard met geijkte termen. Zijn bezoeker doorzag hem en gaf hem een raak antwoord, hij zeide: Man, als de ellende waarlijk ellende-beleving mag wezen, dan krijg je wel een zwijgende mond en daarmee kan je alleen maar bij God terecht. Wij geloven, dat dit de waarheid is, want zolang men over zijn ellende praten kan, kan men het er wel onder uithouden. Maar als er onder de beleving van ellende geen zucht meer uit kan, is het anders. Vriend, er wordt veel geklaagd. Dat zit zo in ons bloed. Terwijl een kind van God, ziende op zijn eigen bestaan en de ontfermingen Gods over hem, menigmaal mag zeggen: Heere, wat zijt Gij oneindig goed. Ik houd nog over. En dan heeft men soms geen woorden om de goedertierenheid des Heeren te aanbidden.

Vriend, ik heb geprobeerd een antwoord te geven op uw vragen, zie er nu nuttigheid uit te trekken voor uw eigen hart en leven op weg naar de eeuwigheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's

Uit de praktijk 61

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 november 1980

Bewaar het pand | 6 Pagina's