Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

antwoord per brief

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Heer A.V.S. te U.,

In het 10e nummer van deze jaargang heeft als bladvulling de volgende uitspraak van Sheppard gestaan: „Kwel my dan niet meer met te' vragen of er enig zaligmakend werk is vóór de vereniging; ik antwoord: Neen." Heel graag zoudt u deze uitspraak door my nader zien toegelicht, daar u de opmerking hebt horen maken dat ons blad zichzelf tegenspreekt. Wellicht heeft men met die opmerking het oog op de samenspraak van Jacobus van Houte> , die nu steeds in ons blad verschijnt. U schryft me dit niet, maar ik meen dit wel zo te moeten begrijpen. U hebt me in ieder geval doen weten dat men uit deze uitspraak van Sheppard opmaakt, dat hy geleerd heeft dat er geen leven is voor een bewuste rechtvaardigmaking of overgang in Christus.

U geeft me met deze vraag wel aardig wat werk. Niet omdat ik er veel moeite voor moet doen om voor mezelf uit te vinden wat Sheppard precies bedoelt, maar omdat ik me genoodzaakt zie om wel weer wat uitvoerig in mijn schrijven te worden en het geen gemakkelijke zaak is om de bedoeling van Sheppard in een enkel antwoord per brief op een voor een ieder zo begrijpelijk mogelijke wijze weer te geven.

Ik zou willen beginnen met erop te wijzen dat het boekje, getiteld „De gezonde gelovige" waaruit deze uitspraak gehaald is, ons zeer duidelijk wijst op wat er aan het waar geloof in Qiristus voorafgaat en dat daarom ook de inhoud van dit boekje voor ons niet zonder betekenis in betrekking tot de strijd die wij steeds hebben moeten voeren tegenover een evangelie waarin men een Christus verkondigt voor Wie er door het ontdekkend werk des Geestes door middel van de Wet geen plaats is gemaakt in het hart. Sheppard laat ons in het begin van zijn schrijven al weten, dat hij in dit boekje het niet zozeer wil hebben over het werk der voldoening van Christus of de door Hem verworven verlossing, ' maar over de dadelijke verlossing die door de kracht en werking van Christus' Geest geschiedt, dus over de toepassing van het door Christus verworven heil. Dit moet u nu dadelijk maar reeds goed in het geheugen prenten. In het vervolg van mijn schrijven hoop ik daarop terug te komen. Laat ik verder reeds met nadruk mogen vaststellen dat Sheppard niet leert dat er geen leven is voor de bewuste overgang in Christus. IkJcan u dat al aantonen met wat we in het begin van dit boekje kuimen vinden in wat geschreven is door de overzetter aan de lezer. Deze overzetter zal naar ik aanneem, de bedoeling van de schrijver toch goed hebben begjrepen. Indien niet, dan kunnen we op zijn vertaling in het geheel niet aan. Welnu, deze overzetter schrijft het volgende:

Indien de waan- en naamchristenen, de natuur van het zaligmakend geloof recht kende, zulks dat hij in zijn kracht verstond wat het vooruitstelt, in zich vervat, en wat het daar werkt daar het waarlijk gevonden wordt, en alzo wat een wonderlijke verandering het teweegbrengt in dié mens, in wiens hart het nu waarlijk geplaatst werd, hoe licht wierden zijn ogen, die nu door zijn waan en inbeelding z»i bestreken zijn, dat ze niet kunnen zien, geopend; hoe haast zou hij. diens bedrogen hart hem tot nog toe terzijde heeft afgeleid, uitroepen: „Is er ook een leugen in mijn rechterhand ? "

Hoe licht keerde ook een ongetrooste en door onweder voortgedreven ziel. weder tot haar rust, en van een zwak en gewond gelovige, tot een sterk en gezond gelovige; zo zij maar een Evangelische bevatting had van die hemelse gave het Geloof, het hart van het nieuwe schepsel.

Onze waarde autheur nu. tracht in dit tractaatje. een grondig bericht te geven van hetzelve, en dat op zodanige wijze, dat niemand in een ijdele waan en presumtie gebracht, of daarin geraakt zijnde, daarin gevoed of gesterkt, maar daarvan genezen mocht worden; met enen, dat toch geen van Christus' kleinen, door een ongegronde bekommering, in angst hun dagen doorbrengen, maar dat de treurigen Sions getroost, en het vervullen van hun strijd hun toegeroepen werd, en dat iegelijk heikoekend christen, op de paden des vredes, volgens de inhoud van het Evangelie, wandelen mocht, zonder ter rechterof ter linkerhand af te wijken.

Dit doet hem zO' krachtig, ernstig en enigszins breedsprakig handelen, van die kneuzing en verbrijzeling des harten, dat die gevoelen die vreze, dat ernstig verlangen naar genezing, dat walgen aan zichzelf, die 'ware Goddelijke droefheid en diepe verootmoediging, dat die lage vallei is, langs en door welke die Vorst des vredes tot de ziel inrijdt, om het hart voor Zichzelf in te nemen, opdat men zich niet bedriege, en niemand hem inbeelde genezen te zijn, die nooit verwond was. En aan de andere zijde, het wezenlijke en eigenlijke des geloofs, het hongeren en komen tot Jezus, zo klaar, eenvoudig en onderscheidenlijk voorstellen, dat het allerzwakste lam, de allertederste christen, die maar een klein vonkje van het geloof heeft, zien kan, dat hij gemeend wordt, wanneer de Heere in het Evangelie roept: „Vreest niet."

Nu is het verder nodig om goed acht te geven op de volgorde die Sheppard aanhoudt in dit zeldzame werkje, want we kunnen zo wel een enkele uitspraak uit dit boekje van Sheppard aangrijpen om daarin een bevestiging van de waarheid van een door ons ingenomen standpunt te willen zien, maar dat gaat niet op. Sheppard toont in heel zijn werkje aan, dat men zonder ware schuldontdekking niet tot een geloven in Christus komt. Er moet wat aan de mens gebeuren. Tegenover degenen die de mond vol hebben over wat Jezus verdiend heeft, waaronder we zeker in deze tijd de mensen van de algemene aanbieding wel kunnen rekenen, begint Sheppard er dadelijk op te wijzen, dat het rantsoen voor ons wel betaald zou kunnen zijn, maar dat de arm des Heeren aan ons geopenbaard zal moeten worden. Er is meer nodig dan een Arminiaanse aanrading, zoals Sheppard aantoont, want met zulk een Arminiaanse aanrading is Christus slechts een halve Zaligmaker. In deze Arminiaanse opvatting komt duidelijk openbaar, zoals Sheppard aangeeft: 1. Onkunde van hun eigen ellende; 2. Gerustheid en ongevoeligheid daarvan; Vleselijk vertrouwen in hun eigen plichten; 4. Vermetelheid, of te rusten op de genade Gods, , door een geloof dat ze zelf gesmeed hebben.

Sheppard gaat tegenover deze Remonstrantse leer nu aantonen dat er een viervoudige daad van Christus' macht nodig is, waardoor Hij de Zijnen uit hun ellendige staat verlost en vrijstelt.

De eerste daad is overtuiging van zonden. De tweede is verbreking over de zonden. De derde is verootmoediging of zelfvernedering. De vierde is geloof.

En dan zegt hij: „'t Is waar, Christus wordt ons 't naast door het geloof toegepast, maar het geloof wordt in ons gewrocht door middel van overtuiging en droefheid over de zonden; niemand kan noch wil door het geloof tot Christus komen, dat Hij zijn zonden w'egneme, tenzij hij ze eerst zie, overtuigd daarvan zij en beladen is met dezelve." Hier wijst dus Sheppard op het onderscheid tussen de inplanting van het geloof waardoor we van stonde aan bij de levendmakende daad met Christus worden verenigd en de oefening van het geloof waardoor we tot Christus mogen komen en iri Hem de zaligheid mogen vinden. Ik hoop daar straks ook nog weer op terug te komen.

Neem allereerst maar goed in u op, dat het de bedoeling van heel Sheppards schrijven is, om dat ongezond geloof in Christus buiten de ontdekking van de schuld om aan de kaak te stellen. Al degenen die dus met een beredeneerd geloof, buiten de ware ontdekking en verbrijzeling om, zich met Christus helpen, kunnen met het schrijven van Sheppard dan ook hun maal wel doen. Om al dezulken, die op zulke valse gronden zich voor de eeuwdgheid geruststellen ertoe aan te sporen om zulke geschriften als van Sheppard eens te lezen, is het wel goed als er zulk een uitspraak als die nu in ons blad heeft gestaan, eens een keer als bladvulling te gebruiken. Immers ontbreekt het thans niet aan mensen die over Christus spreken en over het geloof in Hem, maar die de vereniging des geloofs met Christus missen. Deze mensen helpen zichzelf ook al te lichtvaardig met een beschouwende beredenering van dat men in de levendmaking al van Adam in Christus overgaat en dus daardoor al met Christus verenigd is. Maar wat er gebeuren moet om dat een mens te doen weten, daar weten ze niet van te spreken. Onder de mensen van de algemene aanbieding vindt men dan ook dezelfde Kuiperiaanse geest als die in mijn kinderjaren en jongelingsjaren in de Gereformeerde Kerken was te ontdekken. Daar had men toen met de veronderstelde wedergeboorteleer ook de mond vol over de aanbieding van Gods genade.

Maar laten we Sheppard nu verder maar eens laten spreken. Allereerst wijst hij op de noodzakelijkheid van de overtuiging van schuld en waarin die bestaat. Het is heel nuttig om dit stukje eens goed te lezen. Hoeveel nabijkomend werk valt er dan al weg !

Verder gaat Sheppard ons dan wijzen op de noodzakelijkheid van een ware verbrijzeling des harten vanwege de zonden. Als u de strijd gevolgd hebt die in ons kerkelijk leven is gevoerd over de uitwendige roeping en de prediking van het EvangeUe, dan zult u misschien nog wel weten dat het destijds dr. C. Steenblok hoogst kwalijk werd ge-

nomen, als hij durfde te stellen dat in een Schriftuurplaats als Matth. 9 : 12 en 13 ondekte en verbrijzelde zondaren werden bedoeld. Maar hij had met deze stelling de goede oude schrijvers aan zijn kant, wat hij steeds heeft aangetoond. 'Ook Sheppard had hij hiermee aan zijn zijde. We lezen immers in dat gedeelte dat over de verbrijzeling handelt: „Een mens mag zijn gebrek van Christus zien door de kracht der overtuiging, maar hij zal nooit voelen een noodzakelijkheid van Christus dan door de geest der verbrijzeling. De gezonden hebben de medidjnmeester niet van node, maar die ziek zijh. Matth. 9 : 12. Een gezonde mag zijn gebrek zien van een medicijnmeester, maar een zieke zal voelen hoezeer hij hem van node heeft, zal hem hoogachten en om hem zenden."

Nu kan men hier tegen inbrengen, dat toch dit Evangelie aan allen moet worden verkondigd die onder de prediking van het Woord komen. Dat spreken we natuurlijk niet tegen. En ik laat dan ook verder Sheppard aan het woord, als hij zegt: „Door de gezonden moet gij dezulken niet verstaan, die waarlijk geen Christus van node hebben (want wat zondaar is er of hij heeft hem van node) maar zulken die geen gebrek van Hem gevoelen; gelijk ook door zieken niet gemeend kunnen worden, zulken die zondig en ellendig zijn, want dan moest Christus komen om dadelijk alle mensen zalig te maken; maar alleen diegenen, die zichzelf zo gevoelen; deze allen gevoelen gebrek en noodzakelijkheid van Christus; deze alleen zullen zullen tot Christus komen en zich over Hem verheugen en voor hun herstelling door Hem waarlijk dankbaar zijn. Hieruit ontstaat die grote zonde des werelds, van het Evangelie te verachten en niet bewogen te zijn over deszelfs blijde tijding, omdat men niet geraakt is over zijn zonden en ellenden." Welk een duidelijke taal toch !

EVen verder zegt hij: „Christus bezoekt nooit iemand als alleen dezulken die hun ellende gevoelen. Zegt gij: Iemand kan tot Christus komen, zonder dit te hebben, ik zeg nog eens, laat dit zijn (want Hij heeft verscheidene navolgers) nochtans zal Christus niet tot hem komen, noch Zichzelf aan hem geven. Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering. Matth. 9 : 13, vanwelke plaats aan te merken staat, dat gelijk door rechtvaardigen, niet verstaan worden, zulken die in oprechtheid zodanigen zijn, maar die zichzelf zo oordelen en bevinden; zo worden door zondaars niet verstaan, allerlei slag van onboetvaardige en hardnekkige zondaren, maar die zichzelf als zodanig achten en gevoelen en hun klachten daaronder uitstorten."

Als we Sheppard nu verder volgen in wat hij schrijft over die verbrijzeling des harten of die ware droefheid die er nodig is tot de waarachtige bekering, dan zien wij dat hij deze droefheid onderscheidt van al wat er met een algemene overtuiging gepaard kan gaan. Zo^ zegt hij: „'t Is zulk een droefheid die de weg baant tot blijdschap, want zo wordt hier gezegd, dat de Heere sieraad zal geven voor as; en hierom is het geen wanhopige helse droefheid, maar zij gaat gewoonlijk vermengd met het gevoel van enige genade, ten minste gemene, en met enige hope, niet die dewelke in 't bijzonder vervat het voorwerp der hope ('t welk geschiedt in de roeping) maar dat de Heere een weg kan uitvinden tot behoudenis, Jona 3 : 9; Hand. 2: 37, welke hoop met gevoel van genade (zolang verwacht, zo^ veelszins bewarende van hel en dood) het hart niet verhardt als in de verworpenen, maar zij dient om het meer te verbreken en met groter droefheid te bezwaren. Dus werkt de Geest deze droefheid in al Zijn uitverkorenen. Ik weet wel, dat het üi groter mate en uit andere beginselen is. nadat de ziel is ovargezet in Christus, nochtans is deze droefheid daar in haar wezen (geHjk in de gegeven redenen getoond is).

Sheppard volgt in geheel zijn beschrijving de weg waarin de Heere de ziel leidt en laat ons zien hoe zij daarin naar eigien waarneming is gesteld. Dan kan zij de genade voor geen ware genade houden en de hoop die er soms in haar verrijst niet voor een hoop die men door een ware inwendige roeping deelachtig wordt. We moeten gped de strekking van zijn schrijven in het oog houden. Eii zoals ik u schreef, zien we dan dat hij de wond idet op het lichtst geneest en geen weg voorstelt waarin de ziel getroost is met het Evangelie buiten ware keimis der ellende om. Met geen conclusietrekkerij van dat men al wel een geroepene en wedergeborene is, omdat men bepaalde werkzaamheden als vruchten van het geestelijk leven bij zichzelE meent te ontdekken, kan men in de weg der ware overtuiging zich op de been houden.

Daarom zegt Sheppard verder: „Te zeggen, dat een mens eerst Christus en het leven kan hebben, eer hij enige geestelijke ellende gevoelt, is te zeggen dat een christen eerst genezen moet zijn, opdat hij, ziek mag worden, geheeld om gekwetst te worden; de Geest der aanneming ontvangen te hebben, eer hij ze ontvangen heeft en om te ontvangen de Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze. Indien de bedienaars des EvangeUums de remedie willen prediken, voor zij de ellende hebben aangewezen, wee deze eeuw. welke verstoken zal zijn van die zegeningen daar de voorgaande in roemde en de Heere voor dankte; en ziet eens. of degenen die het gebruik der Wet ontkennen om ons tot Christus te leiden, niet bijtijds daartoe komen te vervallen, dat zij tegenstanders worden van sommige hoofddelen des EvangeUums. Want het is rechtvaardig bij de Heere (hoewel het een zwaar oordeel is) te lijden, dat zulke mensen het Evangelie verdonkeren, die met hun oordeel dit gebruik der Wet versmaden. Gij moet de remedie prediken, dat is waar. maar gij moet eerst prediken het wee en de ellende der mensen...." We willen nu tot ons doel gaan komen, om te zien wat Sheppard bedoelt met de uitspraak die u in genoemde bladvulling hebt kunnen lezen. Waar Sheppard ook de volle nadruk op legt, dat is, dat het zaligmakend 'werk des Geestes zich doet kennen in een breken met de zonden en daarin van het algemene werk onderscheiden is. En zo' kan er van geen geloof in Christus sprake zijn, als er eerst niet een breken met de zonden is gekomen. Daarom wijst Sheppard er met nadruk op, dat de afhouwing van de wilde olijfboom, de oude Adam voorafgaat aan de inenting in de goede olijfboom, de tweede Adam Jezus Christus. De tegenstand moet eerst weggenomen worden, eer de Heere de ziel tot Christus trekt en door het geloof in Christus inent. Sheppard zegt dan ook: „Ik zie niet hoe een mens God en Christus geheel wederstaan kan en nochtans op dezelve tijd met Hem verenigd kan zijn. Derhalve het ene (tenminste in opzicht van de natuur) gaat voor het andere. Laat dan eens een levendig mens zijn vereniging met Christus tonen en tegelijk zijn vereniging met zijn wellusten, zoi hij kan."

Maar om toch de leer zuiver voor te stellen, gaat hij nu antwoorden op de vraag of dan de roeping niet aan de heiligmaking voorafgaat. En dan wijst hij er weer op, dat we in de roeping twee dingen moeten onderscheiden. Allereerst wordt men geroepen van dé macht des satans en van de duisternis en ten tweede wordt men geroepen tot het licht.

Echter gaat Sheppard verder met de zuivere orde in de heilsweldaden aan te geven. De roeping gaat aan de rechtvaardigmaking vooraf en de rechtvaardigmaking aan de heiligmaking. Nu zijn degenen die geen leven stellen voor een bevraste rechtvaardigmaking er schijnbaar erg bang voor, dat we door wél leven te stellen voor de bewuste rechtvaardigmaking dan tot de roomse dwaling vervallen van de heiligmaking aan de rechtvaardigmaking te doen voorafgaan. Sheppard nu, hoewel hij tegenover degenen die zich met het Evangelie helpen zonder de Wet, de orde in de ware zielsbevinding aangeeft, laat toch de zuivere voorwerpelijke leer niet los. En hij gaat dan ook de uitspraken van de door hem genoemde gezegende en geleerde Mr. Pemple nader toelichten, als die heeft bewezen dat de heiligmaking ook in zekere zin de rechtvaardigmaking voorafgaat. En dan zegt hij dat we de heiligmaking moeten zien, als ten eerste: breed en ten tweede eng.

1. Breed, voor enige ontwaking van de consciëntie of werkingen van de Geest des levens; en zo is het waar, dat wij door deze werkingen zyn levend gemaakt en in een ruimen zin eerst geheiligd.

2. Eng, voor die dadelijkheid van het leven der heiligheid, hetwelk staat tegen het lichaam des doods in ons. Eii dat we in deze zin niet eerst geheiligd zijn voor wij gerechtvaardigd zijn, zal ik aanstonds tonen."

En als ge dan verder leest, dan zult u zien dat Sheppard duidelijk onderscheid maakt tussen wat aan de dadelijke rechtvaardigmakende daad des geloofs voorafgaat en wat daar op volgt. Daarom gebruikt hij ook het woord „dadelijk". En het doel van zijn schrijven is juist om te wijzen op wat bevindelijk bewust gekend wordt van de door Christus verworven heilsweldaden. Dan moet het geloof er zijn, voor we gerechtvaardigd worden, want anders konden we niet door het geloof gerechtvaardigd worden. Daarop valt bij Sheppard de volle nadruk. Dus hij stelt het geloof vóór de rechtvaardigmatóng. Hoe vnl men dan beweren dat hij geen leven stelt vóór de rechtvaardigmaking ? Er zou dan volgens Sheppard geloof zijn zonder geestelijk leven, volgens degenen die zich op Sheppard voor hun stelling van geen leven voor de rechtvaardigmaking vnUen beroepen. Nu, zulk geloof leert Sheppard niet. Lees nu verder Sheppard maar goed na en dan zult u zien hoe hij duidelijk leert dat de vereniging met Christus geschiedt door het geloof en dat daaruit volgt het komen tot Chrisus door het geloof. En ook zegt hij duidelijk dat we door het geloof overgaan van de dood tot het leven. En om ons nog eens goed duidelijk te maken wat hij bedoelt, zegt hij: „De tegenwerpingen die tegen het gezegde worden voorgeworpen, zijn ten principale beantwoord. Het voorname einde (zeer geliefden) in het voorstellen van deze dingen is, opdat gij uw vereniging op het nauwst zoudt betrachten. Och, ziet toe dat gij niet mist. Zo gij u met Christus inlaat en in Christus gelooft en nochtans niet van uw zonden wordt afgetrokken, namelijk van die boze geest om Christus te wederstaan, gij zijt ten enenmale en eeuwigüjk verloren. Dit is het oordeel der wereld, niet dat de mensen de duisternis gans beminnen, maar dat zij de

duisternis liever hebben dan het licht; niet dat de onreine geest niet uitgevaren is, maar dat hij zo niet uitgeworpen is, dat hij nooit zou wederkeren; dit is het zeer van ieder mens, ja de beste der mensen die Christus belijden en nochtans waarlijk zonder Christus zijn; nooit waren zij door al hun gebeden, tranen, vrezen en droefenissen gescheiden van hun zonden en hierom komen zij nooit waarlijk tot Christus, ja hierom zonden en hierom komen zij nooit waarlijk tot Christus, ja hierom sterven zij in hun zonden."

En nu volgt de wellicht nogal veel besproken en verkeerd uitgelegde bladvulling: „Kwel mij dan niet meer, met te vragen of een christen in deze staat, is in een van gelukzaligheid o£ van ellende ? Ik antwoord, hij is voorbereidende gelukzalig; hij gaat nu vast over van de dood tot het leven, hoewel hij nog niet geheel overgegaan is. Nog ook, of er enig zaligmakend werk is voor de vereniging ? Ik antwoord: neen; want hetgeen gezegd is, is een noodwendig inmengsel tot het bewerken van onze vereniging, gelijk de tak af te houwen van zijn oude stam, dient tot inenting in de nieuwe."

Stelt Sheppard nu een voorbereidend werk vóór de wedergeboorte ? Neen, hij zegt hier heel eenvoudig wat tot het ware geloof in Christus noodzakeUjk is. De nadruk valt ten voUe op de ware overtuiging van schuld waarmede een breken met de zonden gepaard gaat. En dan laat Sheppard ons verder weten hoe dus Christus moet worden aangeboden en alleen kan worden aangeboden, als we vasthouden aan wat hij zo' duidelijk aangaande de weg der zaligmakende ontdekking heeft voorgesteld. „Ik zie ook niet", zo' zegt hij, „hoe deze leer enigszins strijdt tegen de vrije aanbieding, der genade en tegen Christus, want dezelve vordert geen meer scheiding van de zonden dan die.haar drijft tot Christus."

Geachte Vriend, ik moet nodig gaan besluiten. Ik heb u vooruit moeten laten weten dat deze brief wat lang zou moeten worden. Weet u hoe het komt dat men de geschriften van de oude schrijvers soms zoi misbruikt ? Omdat men zo praktikaal wü zijn zonder dogmatische kennis te hebben of daarvan te willen weten. Er zijn theologische hogescholen waar de studenten zo goed als geen onderwijs ontvangen in de Gereformeerde dogniariek. En er zijn christenen die de kennis van de zuivere Gereformeerde geloofsleer ook niet noodzakelijk achten. Het komt maar op de praktijk aan, zo is hun standpunt. En dat is wel waar, maar onzs bevinding zal toch op Gods Woord gegrond moeten zijn. We hebben onze Bijbel, maar we moeten ook weten wat de leer van de Bijbel is. Als we dat niet weten, " lopen we het grote gevaar van een zeker systeem van de weg der bevinding te gaan maken en willen we aan de hand daarvan de oude schrijvers gaan lezen. Zo' moeten ze dan maar zeggen wat wij ervan denken. Maar die vlieger gaat toch echt niet op.

Ik heb over dit onderwerp al meer geschreven, maar ik hoop er in de toekomst, als de Heere me hier nog op aarde laat en er de krachten toe geeft, nog wel op terug te komen. Stel maar gerust vragen over dit onderwerp. Ik hoop ze met de hulp des Heeren te beantwoorden. Zulke vragen zijn nuttige vragen. Laat ik besluiten met u er nogmaals met nadruk op te wijzen dat Sheppard niet leert dat er geen leven is vóór de bewuste overgang in Christus en dat zijn schrijven dus helemaal niet in strijd komt met de graag gelezen samenspraak van Jacobus van Houte. Vóór ik die samenspraak in ons blad ging plaatsen, heb ik geschreven dat de lezers die samenspraak maar eens gped moesten volgen en ook wat de bekommerde heeft te zeggen. Men zal dan wel aan de weet komen wie er met een ware bekottmierde ziel bedoeld wordt en waarom Waarheid Lievende die niet liefdeloos wil weggeslagen zien. Mijn standpunt moogt u weten ett die kan ieder weten die me uit mijn spreken en schrijven kent. Ik wens buiten Christus niemand zalig te spreken, zeker niet op allerlei gevoelstoestanden. Christus is het Fundament der zaligheid. Op dit Fundament moet gebouwd worden in de prediking. Het ware geloof, dat Christus tot Voorwerp heeft en tot Hem doet komen en de ziel met Hem verenigt, is onmisbaar tot zaligheid. Alles wat buiten dat geloof omgaat, dat zich in zulke eigenschappen openbaart, biedt ons geen grond voor de eeuwigheid. Daar hoop ik aan vast te houden, met het boekje van Sheppard in de hand, zonder er echter zulk een extreem standpunt aan te verbinden als die mensen doen met wie u in aanraking schijnt te zijn gekomen.

Ik moet nu nodig eindigen. Desgevraagd wü ik graag ter meerdere verduideHjiking nog wel een briefje over dit onderwerp schrijven. Thans besluit ik met u vriendelijk te groeten en Gode te bevelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's

antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 december 1976

De Wachter Sions | 8 Pagina's