Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TRIA­LOOG

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TRIA­LOOG

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

E. S. Klein Kranenburg, TRIA­LOOG. De Derde in het pastorale gesprek, met een samenvatting in het Nederlands en in het Duits, 274 p., Boekencentrum, 's-Gravenhage 1988.

Dit is een van de laatste dissertaties die onder promotorschap van prof. Jonker is verdedigd. Als we goed geïnformeerd zijn, is er nog een promotie voor het eind van dit jaar onder prof. Jonker te verwachten.

Dit proefschrift zal de promotor vreugde bereid hebben. Inzichten die Jonker in onderscheiden publicaties, en niet in het minst in zijn afscheidscollege (1984) naar voren heeft gebracht, zijn hier geconcretiseerd voor het pastorale gesprek. De studie beweegt zich dus op het gebied van de poimeniek. Evenals de promotor heeft de schrijver een antenne voor de moderne cultuur. Dat blijkt direct al in het eerste, oriënterende hoofdstuk. Daar treffen we een paragraaf aan: 'De trialoog in relatie tot de cultuur'!

Freud en Jaspers komen uitvoerig ter sprake in het vierde hoofdstuk dat als titel heeft 'Kritische toetsing'. Het motief van de aanvaarding en dat van de communicatie wordt daar in zijn cultuurhistorische en wijsgerige oorsprong onderzocht. Vraag is of de inhoud van deze beide motieven iets bijdraagt aan de vulling van een aan de Bijbel georiënteerde poimeniek. Het antwoord luidt ontkennend. Via een fraaie analyse wordt duidelijk gemaakt dat God in de naar deze motieven gestructureerde poimeniek ontbreekt. En dan is de zielzorg, en met name bet pastorale gesprek, met lamheid geslagen. Deze forse formulering gebruikt de schrijver niet. Ik meen evenwel, dat ze de bedoeling van de schrijver vertolkt.

Hiermee hebben we al iets van de bedoeling en de eigen positie van de schrijver in het oog gekregen. Kort gezegd komt die hierop neer: De pastor moet in het pastorale gesprek het Woord brengen. In het pastorale gesprek moet God Zelf het woord nemen, zonder dat deze visie tot een homiletisering van het pastorale gesprek wil leiden. Over het Woord wordt op centrale punten gesproken. Het wil zeggen dat een pastor open moet zijn naar het Woord en naar zijn gesprekspartner. Wie zo pneumatologisch de dienende plaats van de pastor ziet, kan ontspannen, in vrijheid en met vrijmoedigheid zijn werk doen. Hij mag vertrouwen dat God Zelf in het gesprek aanwezig is. Ik waardeer dit standpunt. Het is geen wonder dat Calvijn vaak ter sprake wordt gebracht, overigens: Barth nog vaker en Jonker het meest. Een paragraaf heeft als opschrift: 'Over effect, efficacia en het extra-calvinisticum'. Een centrale paragraaf in hoofdstuk drie 'Omtrek van eigen positie'. In hoofdstuk twee vindt 'Navraag' plaats. Daar komen ter sprake: E. Thurneysen, Berkelbach van der Sprenkel, Brillenburg Wurth, Heitink, W. Zijlstra, C. Aalders, C. Halkes en W. C. van Dam. Dit hoofdstuk heeft een sterk oriënterend karakter. Het bevat een verdienstelijke uiteenzetting van de visies die de besproken auteurs hebben op wat zielzorg

is, en met name op de plaats van het pastorale gesprek daarin. Het vijfde hoofdstuk heet 'Uitzicht'. Na een Inleiding komen aan de orde 'Trialoog en theologie', 'Trialoog en pastoraal optreden', 'Trialoog en "Vemunft"', Trialoog en vrijmoedigheid'. Met name de derde en vijfde paragraaf uit dit slothoofdstuk vind ik bewogen en boeiend. Een pastor krijgt door het lezen weer moed om het pastorale gesprek te voeren. Het wetticisme, dat als een juk drukt op de pastor, die door moderne scholingen zijn vaardigheid moet winnen en zichzelf moet waarmaken, wordt hier van de schouders genomen. Een gereformeerde pneumatologie werkt bevrijdend voor de pastor én voor zijn gesprekspartner, omdat God Zelf het moet doen. Hij wil het ook doen!

Dit boek is een goede stimulans voor pastoraal optreden. Ik ben dankbaar dat de inzichten van Jonker hier vruchtbaar gemaakt worden voor de poiraeniek, en met name het pastorale gesprek.

Toch heb ik ook wel enige kritiek. Binnen het kader van déze recensie noem ik drie punten. De eerste is van formele aard. De noten zijn ongegeneerd lang. Men zie met name de bladzijden 142-145. Blz. 53 wordt gevuld door een noot, die al op blz. 52 begint en op blz. 54 eindigt. Het ware beter geweest, als de auteur voor deze passages in de tekst zelf kleine letters had gebruikt. Er is een goede literatuurlijst. Dan kan de verwijzing in de noten wel beknopt geschieden. Nu is dat steeds uitvoerig gedaan.

Een tweede bezwaar raakt de opbouw. Hoofdstuk twee heet 'Navraag'. Waarnaar? Zoals ik boven omschreef, naar de opvatting over zielzorg en met name over het pastorale gesprek bij de besproken auteurs. Navraag veronderstelt gerichte navraag. Die gerichtheid zou echter pas mogelijk zijn nadat de auteur de paragraaf 'Omtrek van eigen positie' uit hoofdstuk een (32-42) had uitgewerkt. De navraag komt mijns inziens te vroeg. Of het hoofdstuk zou een andere titel moeten dragen. Het derde hoofdstuk (136-160) draagt dezelfde titel als de genoemde paragraaf. Er vindt in hoofdstuk twee een nogal 'onbepaalde, onbestemde' navraag plaats. Ik vind de resultaten van dat hoofdstuk niet onvoldoende, maar toch te vrijblijvend vergeleken met de eigen positie van de auteur. Het vierde hoofdstuk heet 'Kritische toetsing' (161-208). Wat wordt nu getoetst? Niet de besproken auteurs, maar de motieven aanvaarding en communicatie. Deze motieven zijn in het voorgaande niet expliciet aan de orde geweest. In hoeverre zij voor de in hoofdstuk twee besproken auteurs kenmerkend zijn, of door hen afgewezen worden, is niet per conclusie vastgesteld, al kan de lezer er uiteraard wel wat bij denken. Het gaat nu over motieven en niet meer over auteurs. Het wil mij voorkomen dat deze toetsing pas ten volle had kunnen plaatsvinden, als de auteur zijn eigen positie geheel geschetst had. De lezer begrijpt dat die eigen positie in hoofdstuk drie aan de orde komt en in hoofdstuk vijf nader wordt uitgewerkt. Ik zou, als de auteur de behandeling van zijn eigen standpunt zo in tweeën wil delen, hoofdstuk vier als een intermezzo willen zien, onder de titel 'Confrontatie'. Vergis ik me misschien? Is de toetsing bedoeld van het eigen standpunt aan de twee genoemde motieven? Het zou kunnen, maar ook dan blijft het bezwaar van onduidelijkheid in opbouw.

Mijn derde en voornaamste bezwaar betreft de beoordeling van de concepties van de in hoofdstuk twee besproken auteurs. Die komen in een korte samenvatting van hun standpunt (226-228) weer aan de orde. Dan schrijft de auteur het onjuist te vinden bepaalde benaderingen af te wijzen en andere als

exclusief-geldig te kwalificeren (229). In alle genoemde typeringen zitten waarheidselementen. Hoe kan de auteur deze 'synthetische' benadering in zijn betoog een plaats geven? Door te pleiten voor 'rolwisseling' van de pastor!

Ik trek hieruit de conclusie dat een pastor van het werk van die auteur gebruik moet maken, bij wie hij zich het beste thuisvoelt. Daarbij zijn theologische redenen niet alleen bepalend, maar spreekt ook mee de spiritualiteit waartoe een pastor zich door zijn karakterstructuur en levensgang aangetrokken kan voelen. Mijn vraag is of gebruikmaken van het werk van mevr. Halkes het spelen is van een rol. En of men die rol weer kan verwisselen door op de lijn van Heitink of Thurneysen over te stappen.

Op dit punt kan ik de auteur niet volgen, om de eenvoudige reden dat bij sommige van de besproken auteurs nu juist datgene wat ik zo waardeer in dit boek, het eigene van het pastorale gesprek, namelijk de trialoog, afwezig is. Daarvoor hebben deze (niet alle) auteurs oor noch oog! Kan een pastor die de trialoog zoekt, zich toch van hun inzichten, als van een bepaalde rol, bedienen? Voor mij had deze voortreffelijke studie aan waarde gewonnen als de besproken auteurs op dit punt getoetst waren.

Ik heb moeite met de gedachte dat het pastorale optreden in de gekwalificeerde relatie een brug slaat naar de situatie van de ander (biz. 140; zie ook blz. 220). Is dit optreden dan basis of aanknopingspunt voor het Woord? Ik zie niet in hoe deze stelling te rijmen is met de aansluiting van de auteur bij Barth op blz. 152 v.

Mijn kritiek beslaat meer ruimte dan mijn waardering. De waardering is echter groter en sterker dan de kritiek. Vooral ook wel - ik bewaarde dat voor het laatst - om de nadruk op de door

de Geest in heiliging bewerkte spiritualiteit. Deze is niet met communicatietechnieken aan te leren. Ze is ook geen natuurlijke gave. Zij is geschenk van genade, zoals het genade is dat het pastorale gesprek door God gebruikt wordt.

A.

W.H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: Theologia Reformata

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1988

Theologia Reformata | 84 Pagina's

TRIA­LOOG

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 juni 1988

Theologia Reformata | 84 Pagina's