Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE ZORG VAN DE KERK VOOR DE JEUGD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE ZORG VAN DE KERK VOOR DE JEUGD

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De redactie heeft met dit onderwerp een zaak aangeraakt die heel erg op het hart van de kerk-van-nu gebonden is. Het is dan ook niet toevallig dat dit onderwerp één van de belangrijkste zaken is in de rapportage van deputaten voor het contact met de kerkjeugd (waarin ondergetekende ook zijn steentje mag bijdragen) aan de generale synode van 1995.

Dit artikel is derhalve een excerpt uit datgene dat we als deputaten aan de synode hebben gerapporteerd.

Tevens kan ik daarbij zeggen dat binnen afzienbare tijd deputaten de kerken hopen te dienen met een handreiking over dit onderwerp.

1. Zorg om de kerk

Hoe vreemd het ook mag klinken, de zorg van de kerk voor de jeugd, heeft ailes te maken met de zorgen die er in de kerk zijn. Zeker, we leven ook in een gesecuraliseerde wereld van waaruit ontzettend veel verleidingen op de jeugd afkomen.

Te noemen zou zijn het feit dat onze maatschappij suggereert dat het christelijk geloof een achterhaalde zaak is. Godsdienst en geloof zijn niet realistisch en redelijk.

God(sdienst) is niet of nauwelijks meer nodig voor wereldverklaring. We kunnen wijzen op de toenemende belangstelling voor (oosterse) religie, voor New Age denken en voor het occulte. Ook zouden we kunnen wijzen op een toenemend relativisme en pluralisme, waarbij verschillende geloofsovertuigingen als gelijkwaardig worden beschouwd en het feit dat heel onze maatschappij - ook het leven van kerkmensen - sterk doortrokken is van materialisme, terwijl amusement en ontspanning hoog genoteerd staan.

In deze wereld groeien onze jongeren op. Hoe houden ze daarin stand? Als het goed is zou de kerk voor die jongeren een veilige thuishaven en een baken in die onstuimige zee moeten zijn. Want die kerk is immers het werk des Heeren midden in deze wereld. Maar ervaart onze jeugd dat onze kerk zo’n veilige thuishaven, zo’n baken in de onstuimige wereldzee is? Helaas niet. Want een toenemend aantal jongeren (en ouderen) voelt zich in de Chr. Geref. Kerk niet thuis. Hoe dat komt? Je kunt opnieuw naar vele oorzaken wijzen: Er is gebrek aan kerkelijk besef, aan geschiedenisbesef: waar het om ging in 1834 en 1892 en waarom het heden gaat, aan de beleving van het wonder dat een rijke Christus een verloren zondaar zoekt, aan een verborgen omgang met de Heere, aan vreeze des Heeren, aan kennis en achtergrond van onze belijdenisgeschriften.

Daarmee wordt niet gezegd dat er over deze zaken niet wordt gepreekt, gesproken en geschreven. Dat gebeurt genoeg, goed orthodox. Maar daarin zijn we vaak bezig met een abstractie, zonder dat er sprake is van een persoonlijke, levende relatie.

De woorden van de zaken kennen we (hoewel ook niet altijd; ook daarover zijn we het niet altijd met elkaar eens), maar de zaken van de woorden lijken dikwijls afwezig. Kortom, er is te weinig vreze des Heeren, te weinig echt geestelijk leven in onze kerken. Dat blijkt uit gebrek aan ootmoed en nederigheid, uit veel ongeestelijke strijd op kerkelijk erf. Onze kerken lijken op een eilandenrijk, waarbij (deugdelijke) bruggen naar de verschillende eilanden ontbreken, waarop het voor jongeren heel moeilijk kan zijn om zich thuis te voelen.

Primair is dat geen jongerenprobleem, maar een ouderenprobleem, zeker ook een ambtsdragersprobleem.

Dat geldt ook wanneer de dienst des Heeren ons hart niet heeft, als we ons leven laten beheersen door ons werk of onze ontspanning, door wat onze tijd te bieden heeft en eigen hart ons ingeeft.

Echte christenen, met een krachtige, innerlijke overtuiging, die intens bezig zijn met het geloof, zijn te dun gezaaid, ook in onze kerken. Aan naam- en praatchristenen heeft onze jeugd niets. Zolang en voorzover onze kerken dit beeld vertonen is het eigenlijk een onbegrijpelijk wonder dat er nog jongeren bij de kerk blijven. Vandaar het opschrift: zorg om de kerk.

2. Zorg om de jeugd

Uit het onderzoek naar de leef- en denkwereld van jongeren dat dr. J. van der Wal eind jaren ‘80 - begin jaren ‘90 verrichtte, is de zorg die we hebben om de jeugd, in duidelijke cijfers naar voren gekomen. Dat onderzoek zegt dat slechts 70% van onze jongeren meelevend is; dat zij die vervreemd zijn geraakt van onze kerken, de kerk de rug toekeren; dat de helft van onze jongeren zelf weinig of nooit in de Bijbel leest; dat een derde meent dat je ook wel buiten de kerk kunt geloven; dat 35% min of meer twijfelt aan de uniciteit van het christelijk geloof; dat velen twijfels hebben over het bestaan van God of de waarheid van Gods Woord; dat velen, wat ethische vragen en de inrichting van het dagelijks leven betreff, zich niet laten gezeggen door de normen van Gods Woord; dat er een sterke scheiding blijkt tussen leer en leven.

Hieraan kan worden toegevoegd dat uit een onderzoek dat de CGJO onder zijn leden deed, bleek dat jongeren veel vrije tijd hebben en die bij voorkeur voor sport gebruiken. Dat tv-kijken onder de jeugd grote belangstelling geniet, waarbij nun favoriete programma’s meestal niet door een christelijke omroep worden uitgezonden en dikwijls in strijd zijn met de christelijke normen en waarden.

Helaas moet daaraan toegevoegd worden dat dat evenzeer geldt van de programma’s waarnaar ouderen kijken. Echter, ook aan hen die geen tv hebben of zelden tv kijken, gaat de geest van de tijd niet voorbij. Sommige jongeren dompelen zich onder in wat onze tijd te bieden heeft. Daardoor zijn of raken ze helemaal los van de kerk.

Gelukkig zijn er ook jongeren die zich met hart en ziel bij de kerk betrokken weten. Ze voelen zich geheel tnuis in de gemeente waartoe zij behoren. Evenwel, weer anderen zijn en blijven traditiegetrouw bij de gemeente, terwijl de dingen van het geloof nauwelijks of niet hun hart hebben.

Tenslotte zijn er ook die ijverig met Bijbel en geloof bezig zijn, maar die nauwelijks in de (Chr. Geref.) kerk geïnteresseerd zijn en die zich zeer tot een evangelische gemeente voelen aangetrokken vanwege het geestelijk klimaat.

Zoals in heel onze maatschappij is er ook onder ons en onze jeugd een groot individualisme en consumentisme, terwijl het besef van medeverantwoordelijkheid afneemt, alsook het besef van het belang om een vereniging of organisatie te versterken en zelf voor anderen van betekenis te zijn. De persoonlijke ervaring wordt door velen van veel groter belang geacht dan beleving in de gemeenschap.

Toch is onder de jeugd een duidelijk waarneembare behoefte aan warmte, directheid, spontaniteit en authenticiteit.

Onze jeugd groeit op in een tijd waarin grote nadruk wordt gelegd op persoonlijke keuzen. Al legt Gods Woord een grote nadruk op de persoonlijke geloofskeuze, toch is die hedendaagse nadruk niet alleen en in de eerste plaats positief te waarderen. Want in de wijze waarop in onze individualistische maatschappij op die persoonlijke keuzen wordt aangedrongen, openbaart zich relativisme en normloosheid. leder mag zijn eigen waarheid, normen en waarden hebben. Als het authentiek menselijk is, is het goed. Het moet echter gaan om een persoonlijk geloof, een persoonlijke relatie met de levende God, om gemeenschappelijk het apostolisch geloof te belijden. Het moet gaan om een persoonlijke keuze binnen de christelijke gemeente, binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken.

3. De zorg van de kerk voor de jeugd

Als kerk hebben wij, net als Israel de opdracht om Gods woorden, die in ons hart moeten zijn, onze kinderen in te prenten (Deut. 6:6). Aan het volgende geslacht moeten wij de roemrijke daden des Heeren, Zijn kracht en de wonderen die Hij gewrocht heeft, verteilen (Ps. 78:4). In Israël vond de godsdienstige opvoeding primair plaats in het gezin. Daarbij kwam het onderwijs dat priesters en profeten gaven. Bij de jeugd van 12 en ouder was de (godsdienstige) opvoeding voltooid, hoewel men in het gezin en de gemeenschap bezig bleef met de dienst des Heeren.

In onze situatie zijn we er dan nog volop mee bezig, zoals ook met de rest van de opleiding en opvoeding. Kerk en school speien daarin een belangrijke rol. Toch dienen we ons goed te realiseren dat die godsdienstige opvoeding primair moet geschieden in het gezin. Wat kerk en school hun meegeven, komt daarbij. De ouders mogen dat niet aan de kerk en de school uitbesteden, het is nun opdracht. Zij hebben het immers bij de doop aan de Heere beloofd.

Bij de godsdienstige opvoeding is ook een belangrijke taak weggelegd voor de gemeente, waartoe onze kinderen behoren. Op verschillende manieren - in catechese, op verenigingen en clubs - zijn we daarmee in de kerken bezig. Het is goed om ons te realiseren dat wij daarbij een sterk accent leggen op de jeugd van 12 jaar en ouder.

In de Bijbel ligt dat anders. Daar ligt in de (godsdienstige) opvoeding alle accent op min 12. In onze tijd duren opvoeding en vorming langer. In het onderwijs van die drie - gezin, kerk en school - dient fundamentele eenheid te zijn. Dat geldt zeker voor kinderen tot 12, maar ook voor pubers is dat van grote betekenis.

Ouders moeten daarop attent zijn en door kerkeraden daartoe worden gestimuleerd. Cursussen (kunnen) worden gegeven in gemeenten om elkaarte stimuleren.

Als kerken en kerkeraden, maar bovenal als ouders moeten we onze taak verstaan. Het is van het grootste belang dat onze kinderen vroeg op een goede en intense wijze met God, Bijbel en geloof in aanraking komen, alsook dat ze zich in de gemeente en de kerken helemaal thuis (gaan en blijven) voelen. Daarop kan worden voortgebouwd bij de jeugd van plus 12 en plus 16.

Voor die jeugd hebben de verenigingen en organisaties een belangrijke taak. Daarbij moet bedacht dat een groot deel van de jeugd niet is aangesloten, de indifferente jeugd niet, maar ook zij niet die zich bij (de andere jeugd van) de gemeente niet thuisvoelen. Die laatste categorieën jeugd zijn dikwijls heel moeilijk te bereiken.

Ook moeten we bedenken dat zij die wel aan het verenigingswerk meedoen, er lang niet allen hartelijk bij betrokken zijn. Ook onder hen is onverschilligheid, is er een categorie die nauwelijks de Bijbel leest, vraagtekens zet bij de grondwaarheden van het christelijk geloof, in de leer ‘orthodox’ is, maar in het leven liberaal.

Wie die alles overweegt en bedenkt dat dit slechts een grove schets is en de werkelijkheid nog veel gecompliceerder is, moet wel tot de conclusie komen dat we als kerken voor een onmogelijke taak staan.

Zo lijkt het, maar wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God. Hij geeft ons Zijn opdracht. Bovendien heeft Hij Zijn (vleesgeworden) Woord gegeven. De Schriften kunnen jongeren en ouderen wijs maken tot zaligheid, zodat wij een mens Gods worden, tot alle goed werk volkomen toegerust (2 Tim. 3:14-17).

De Heere vraagt van ons dat we bij het begin beginnen. Dat we, zelf levend uit de vreze des Heeren, onze kleine kinderen daarin opvoeden. Hij vraagt van ons dat we daarmee ijverig voortgaan als ze ouder worden, in onze gezinnen en gemeenten. We hebben levende gemeenten nodig, goede identificatiefiguren, mannen en vrouwen die de levende omgang met God kennen, ouders en ouderen die jongeren jaloers maken. Daarvoor is een kerk nodig die dicht bij de Heere leeft, onder het kruis, die de goede strijd des geloofs strijdt, die op een geestelijke wijze strijdt en leeft.

Daarbij is het zaak dat we onze jeugd leren de Bijbel te kennen en te verstaan. Het gaat om Bijbelkennis en kennis aan de Heere. Het gaat erom dat zij verstaan dat Gods Woord een richtsnoer voor ons leven is; dat leer en leven een eenheid (moeten) zijn; dat een christen wel in maar niet van de wereld is.

Het is zaak daarbij de jeugd serieus te nemen. Dat kan alleen als we hun leef- en denkwereld kennen, als we weten wat hen bezighoudt en wat hun vragen en twijfels zijn. Ze moeten het gevoel hebben dat er ruimte voor hen is, dat ze er mogen zijn en er helemaal bijhoren.

Ze moeten bovendien de overtuiging krijgen dat het de moeite waard is om lid van de gemeente te zijn; dat het van levensbelang is om het evangelie te aanvaarden. Hoe meer de gemeente een gemeenschap van zulke mensen is, des te beter zijn de voor-waarden die nodig zijn om jongeren toe te rusten tot een leven uit en naar het Evangelie in alle verbanden van het leven.

Als en zolang dat (te veel) ontbreekt kunnen we van alles voor de jeugd organiseren, maar het baat ons niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1996

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

DE ZORG VAN DE KERK VOOR DE JEUGD

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1996

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's