Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VRAGENBUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAGENBUS

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Correspondentie voor deze rubriek aoft: I T. MOLENAAR. Leede 18. Rotterdam Zuid

H. J. H. te Soerabaja vraagt of een niet gedoopte in de hemel kan komen?

Antwoord: De Heere Jezus zegt tegen Nicodemus in Joh. 3 vers 3: „Tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien." Zoals U weet, wordt in de wedergeboorte de uitverkorene afgesneden uit Adam en ingeplant in Christus, of wat hetzelfde is, hij wordt der Goddelijke natuur deelachtig en verrijkt met het dierbaar geloof.

Zonder geloof zal niemand zalig worden, maar wel

zonder doop. Als 't geloof ontbreekt, zo kan de doop niet helpen, gelijk blijkt uit Matth. 16 : 16b: Maar die niet geloofd zal hebben ( daar staat niet by, die niet zal gedoopt zijn) zal verdoemd worden."

De doop wordt bij het geloof gevoegd als verzegelende de waarheid van de beloften tot deszelfs versterking, waarvan in het eerste deel van het 16e vers staat: „Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden."

Of dus de doop volstrekt noodzakelijk is tot zaligheid wordt door de Roomsen met „ja" beantwoord. Wij zeggen: „Neen!" Wel houden wij vol, dat de doop bediend moet worden, omdat de Heere Jezus hem ingesteld heeft, waarom het verachten van de doop verdoemt. Dit bewijst Brakel op 3 gronden. ' .

le De doop heeft geen ingezette kracht om natuurlijker wijze de zonde weg te nemen.

2e De Heere Jezus ontkent zulk een volstrekte noodzakelijkheid dewijl Hij de verdoemenis niet dreigt aan de niet gedoopten, maar aan de niet gelovenden, nadat Hij geloof en doop bij elkander gesteld had.

3e Men kan voor zijn doop geloven en bekeerd zijn, ja in de volwassenen wordt het vereist, eer zij - gedoopt worden.

De zodanigen hebben het eeuwige leven, zoals de Heere Jezus zegt in Joh. 3 : 36: Die in de Zoon gelooft, heeft het eeuwige leven." Als ons tegengeworpen wordt, dat in Joh. 3 : 5 staat: Zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan, dan wordt hier niet gesproken van het sacrament des doops, maar alleen van de H. Geest, met zijn reinigende kracht, waarom die meermalen bij water vergeleken wordt.

J. V. te W. vraagt of de engelén er voor de schepping waren.

Antwoord: Doordat de engelen zelf geschapen geesten zijn, is het onlogisch om te denken, dat de engelen er voor de schepping waren. Algemeen wordt het er voor gehouden, dat de schepping der engelen hééft plaats gehad, tegelijk met het scheppen van de hemel. In alle gevallen niet „voor den beginne", omdat daarvoor niets was dan God, wonende in de eeuwigheid.

't Is waarschijnlijk, dat zij op de eerste dag zijn geschapen, omdat, toen de Heere in de volgende dagen uit die ongevormde klomp alles volbracht, de engelen er al waren volgens Job 38 : 7: Toen de morgensterren samen vrolijk zongen en al de kinderen Gods juichten."

In elk geval zijn zij voor de mens geschapen, want de val in de engelenwereld had airede plaats gehad, toen Adam in de hof van Eden geplaatst werd om die te bewaren tegen satan, de gevallen engel.

J. N. te Tjimalakka vraagt of Maria na de geboorte van de Heere Jezus nog kinderen heeft gehad.

i Antwoord: ier broeders des Heeren komen in het N.T. voor n.1. Jakobus, Judas, Simon en Joses. Matth. 13 : 55. In het 56e vers wordt zelfs gesproken van Zijn zusters. Nu zijn er altijd geweest, die gemeend hebben, dat met broeders en zusters bedoeld zou zijn „bloedverwanten", dus neven en nichten.

Hieronymus verdedigde zijn mening, dat Jozef en Maria geen kinderen meer gekregen hebben, omdat hij voor beiden een altijd durende maagdelijkheid meende te moeten aannemen, als waardering voor de ongehuwde staat en de onthouding van vleselijke gemeenschap als een hogere trap van zedelijkheid.

Deze mening vindt in de H. Schrift geen grond. Van Henoch lees ik: „Hij wandelde met God en hij gewon zonen en dochteren."

Dat wij de broeders des Heeren telkens in gezelschap van Maria aantreffen (Matth. 12 : 46, Joh. 2 : 12) wijst er op, dat zij zoons van Maria waren.

Uit Matth. 1 : 25 volgt voorts, dat J. en M. na Jezus' geboorte in de volle zin als gehuwden hebben geleefd, terwijl de Heere Jezus de „eerstgeboren Zoon van Maria wordt genoemd wat toch zeker wil zeggen, dat zij meerdere kinderen heeft gehad.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1948

Daniel | 8 Pagina's

VRAGENBUS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1948

Daniel | 8 Pagina's