Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ambtelijke bezigheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ambtelijke bezigheid

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Houd aan in het lezen, in het vermanen, in het leren, totdat ik kom. Verzuim de gave niet, die in u is, die u gegeven is door de profetie, met oplegging der handen des ouderlingschaps. Bedenk deze dingen, wees hierin bezig, opdat uw toenemen openbaar zij in alles. Heb acht op uzelven en op de leer; volhard daarin; want dat doende, zult gij en uzelf behouden en die u horen." 1 Timotheüs 4 : 13—16

Aanhouden

Deze weken lopen sommige predikanten wat onrustig rond. Wat is er aan de hand? Het winterwerk staat voor de deur, moet u weten. Catechisaties, bijbellezingen, lidmatenkringen, vergaderingen vullen de agenda. Misschien zijn er die in een moedeloze stemming denken: hoe kom ik er weer doorheen? We kunnen zelf niets zo God niet steeds kracht en genade schenkt, dat is waar. Maar het vraagt wel om inzet. Inspiratie is het voornaamste, maar nimmer zonder transpiratie. Paulus is bezig zijn jonge ambtsbroeder te bemoedigen. Timotheüs is nog jong, jeugdig en denkt daarom soms erg gering van zichzelf. Hij is gevoelig voor kritische opmerkingen die zijn jeugdigheid in het geding brengen. Mijn jonge broeder, aldus de apostel, niemand verachte uw jonkheid. Wees maar een voorbeeld voor de gelovigen in woord, in wandel, in liefde, in de geest, in geloof, in reinheid. Brand maar stil gelijk een kaars. Probeer uw jeugdigheid maar niet te overtroeven door grootspraak, opgeblazen woorden, gewichtigdoenerij, heerszucht. Wees slechts 'n voorbeeld in een stille levenswandel die uw boodschap ondersteunt en onderstreept. En voorts: houd aan

in het lezen, in het vermanen, in het leren, tot dat ik kom. Houd aan, blijf u toeleggen op het lezen, vermanen, leren. Aanhouden, volhouden! Een nodige aansporing voor elke dienaar. Zeker in drukbezette dagen, bij geestelijke vermoeidheidsverschijnselen, in moedeloze buien en depressieve uren. Aanhouden. Niet versagen of achterblijven. Waarin dan? Paulus noemt drie wezenselementen van Timotheüs' dienst: lezen (bedoeld is het voor-lezen van de Schrift), vermanen en leren.

Houd aan in het voor-lezen en de daarmee gepaard gaande uitleg van de Schriften. Bij alle drukte in kerkelijk werk, dient dat steeds voorop te staan en te blijven staan. Het lezen, onderzoeken, naspeuren van de Schriften en het uitdragen van de woorden Gods in de samenkomsten der gemeente. Daar ligt het hart van alle arbeid in de gemeente des Heeren. Dat is nimmer te vervangen door welke inzet op pastoraal en catechetisch terrein ook. De bediening der verzoening vindt immers plaats waar de Schriften worden geopend. De hoge God doet door Zijn Geest zondaren delen in de verzoening. Het heil wordt bemiddeld. Zondaren worden in de ruimte gezet van de genade Gods in Christus. God vergadert Zijn gemeente uitverkoren ten eeuwigen leven door Zijn Woord en Geest.

Houd aan in het (voor)lezen van de Schrift. Dat kost zorg, voorbereiding, aandacht. Dat gaat niet vanzelf, houd aan. Ook in het vermanen. Vermanen is maar niet de gemeente onder vuur nemen in kritische zin. Maar is vooral doen horen wat haar opbouwt in de genade Gods, in het heil des Heeren. En leren is vooral het onderwijs, de uitleg van het geschreven Woord met de toepassing op het leven hier en nu. We spreken wel van voorwerpelijke-onderwerpelijke prediking. Een prediking waarin recht wordt gedaan aan de leer, maar niet minder aan het leven. Een boodschap die niet alleen het heil verkondigt, maar tevens oog heeft voor de toepassing in het werk van de Heilige Geest in het hart van de mens. Vermanen en leren en dat alles op de grondslag van het lezen, voorlezen van de Schriften. Houd daarmee aan, blijf u daar steeds op toeleggen. Wie hierin verachtert, doet zichzelf niet alleen schade aan maar laat de gemeente Gods tekort komen. Geeft haar stenen voor brood. Laat haar honger lijden. Houdt haar bij Christus vandaan. „Wee de onachtzaamheid van die dienaren, die de getuigenissen van de Heilige Geet niet dag en nacht overleggen om daaruit geleerd te worden om hun ambt te bedienen... Ook is de orde aan te merken dat Paulus het lezen stelt vóór de leer en de vermaning. Want voorwaar, de Schrift is de fontein van alle wijsheid, waaruit de herders moeten halen al wat zij bij de kudde voortbrengen" (Calvijn).

De gave die in u is

„Verzuim de gave niet, die in u is, die u gegeven is door de profetie met oplegging der handen des ouderlingschaps". Houd aan. Mogelijk veronderstelt Paulus nog een tegenwerping van Timotheüs' kant. Hoe kan ik dat, hoe houd ik dat vol? De apostel wijst Timotheüs daarom op de mogelijkheid om zijn roeping te vervullen. Hij moet de hem geschonken gave van de Heilige Geest op de juiste wijze aanwenden (Ridderbos). Verzuim de gave niet die in u is. Timotheüs moet er zich van bewust blijven dat God hem geroepen en begenadigd heeft tot Zijn dienst. De Heere heeft hem geestelijke gaven geschonken om de roeping te vervullen. En nu mag hij dat niet vergeten, niet verwaarlozen. Dan doet hij de Heere te kort, dan verzuimt hij de gave die in hem is. De dienst des Heeren wil in geloof verricht worden. In geloof aan Hem die riep, die bekwaam maakt, die getrouw is, die het ook doen zal.

Moedeloosheid in de dienst des Heeren is niet nieuw kennelijk. U leest het op veel plaatsen in de Schrift. Mozes had ogenblikken dat hij het werk door God hem opgelegd niet aan kon. Elia begeerde naar het einde van zijn roeping. Timotheüs zucht onder de last van het ambt. God echter praat niet mee, maar stelt er de eis tegenover: verzuim de gave niet die in u is. Ik heb u geroepen. Ik heb u mijn hulp toegezegd. Leef daarbij, houd u daaraan, sta vast in de kracht van het geloof. Wie dat niet doet, dooft de Geest uit, maakt zichzelf vleugellam, laat zijn bekwaamheid ineen schrompelen. „De Heere wil niet dat de talenten vergaan of onnuttig in de aarde begraven worden, die hij een ieder gegeven heeft om er winst mee te doen. De gave vergeten kan soms zijn: de gave onachtzaam ten onder houden door luiheid, zodat ze zelfs kan verslijten" (Calvijn). We hebben steeds oog te houden voor de gave die God ons in Zijn dienst verleende en vervolgens die gave ook krachtig aan te wenden.

Paulus wijst vervolgens op de procedure die voorafging aan Timotheüs' benoeming en bevestiging in het ambt. Dat was maatniet alleen een zaak van persoonlijke roeping, maar daar was de hele gemeente bij betrokken geweest. Het geestelijk meeleven van de gemeente was van groot belang geweest bij Timotheüs' ambtsaanvaarding. Hij had zichzelf maar niet opgeworpen tot voorganger, maar hij was op aanwijzing van de gemeente zelf tot die dienst geroepen. En dat was vervoleens bezegeld in de handoplegging van de oudsten der gemeente. Door middel van die handoplegging was Timotheüs de voor deze dienst bedoelde Geestesgave doorgegeven. Handoplegging is maar niet een symbool maar een daadwerkelijke overdracht van de gave van de Geest. God schenkt die gave niet loodrecht, puur individueel. Altijd via de gemeenschap van het Godsvolk, door de kanalen van het ambt.

Maar God schenkt de gave van de Geest. Het ambt is niet iets uit de mensen, altijd afkomstig van God. Niemand neemt uit zichzelf die eer aan. Alleen wie zich door God geroepen weet. Maar, die roeping vindt wel plaats binnen de bedding van de gemeente, de benoeming en aanstelling in het ambt is een zaak waar God Zijn gemeente en haar ambtsdragers direct bij betrekt. Niet zo vreemd is deze gedachtegang voor wie de brieven van Paulus kent in zijn visie op de gemeente Gods. Paulus ziet de gemeente Gods als een organisch geheel waar de een aan de ander vast zit, waar de een de ander niet missen kan. Het is een levensverband en binnen dat verband staat de dienaar Timotheüs. Is dat geen diepe troost en zinvolle bemoediging? Timotheüs, u staat er niet alleen voor. U hebt het volk Gods om u heen. Uit haar midden bent u voortgekomen. Zij draagt u op de vleugels van haar gebed en in het kleed van haar geloof. U is de gave van de Geest meegedeeld via de ouderlingen der gemeenten. En in hen bent u rechtstreeks door God geroepen. Wel, verzuim de gave niet, laat die genade niet ongebruikt liggen in uw bediening. Val daar maar op terug bij alle tegenslag en tegenstand. Houd u daar maar aan in al uw arbeid. Er is gebed voor u. Er wordt met u meegestreden.

Bemoedigende werkelijkheid nog altijd te weten dat er een biddende gemeente is. Aaron en Hur, u kent dat beeld wel, ze ondersteunden met opgeheven handen de strijdende Mozes. Soms denk je weieens: wat ontbreekt het aan die gestalte in onze tijd. Er wordt zoveel afgekraakt, dienaren zijn zo vaak het weerloze mikpunt van kritiek, ze worden afgeschreven omdat ze niet geheel voldoen aan bepaalde eisen. Maar er is zo weinig gebed, levend gebed, meeleven, meedragen van de last van het ambt, zo weinig bediening van de Geest van Christus. Is dat niet dè zorg voor de gemeente Gods in deze barre kille tijd? De warmte van de Geest, van het samen staan voor de ene hoge roeping Gods in deze wereld, het met elkaar meeleven, het schouder aan schouder staan voor de zaak van Christus. Er zijn zoveel bressen waardoor de vijand zomaar binnen kan lopen. Welaan, verzuim de gave niet die in u is.

Toenemen

„Bedenk deze dingen, wees hierin bezig, opdat uw toenemen openbaar zij in alles." Calvijn zegt bij onze tekst: „Hoe meer zwarigheid daar is in de bediening der gemeente, zoveel te meer moet een herder aanhouden en alle naarstigheid doen: en dat niet alleen een tijd lang maar gedurig." Bedenk deze dingen, wees hierin bezig. Duidelijk is dat Paulus duidt op de inzet van de hele persoon. De vervulling van de ambtsopdracht moet hem zo ter harte gaan dat het zijn hele levensinhoud vormt. Opdat uw toenemen openbaar zij. Toenemen, dat wil zeggen: u bent nog niet volleerd, er is nog groei nodig. Als Timotheüs vindt dat zijn bediening nog voor verbetering vatbaar is, dan ontkent Paulus dat niet. En hoe moedigt de apostel zijn jonge ambtsbroeder dan aan? Door hem van alle mensen af te voeren en hem te wijzen op de roeping Gods die hij te vervullen heeft. En daarin mag een toenemen zijn door de genade van God. Toenemen, groeien. Dat wordt in het Nieuwe Testament ook gezegd van het leven des geloofs. Er is een w T assen en toenemen in de genade, in de kennis van Christus. Stilstand duidt op achteruitgang. Maar dat toenemen geldt ook in de dienst des Heeren.

We hoeven als jong beginnend dienaar niet al direct de hoogte van de ambtelijke rijpheid te hebben. We hoeven er onszelf

ook niet toe op te schroeven of via imitatie onszelf ertoe op te werken. Er bestaat een vorderen in bekwaamheid en in kracht in het werk. En die vordering hangt samen met: wees hierin bezig, bedenk deze dingen. Inspiratie en transpiratie. Het toenemen is geen zaak van succes, maar van geschonken zegen. Het stemt ootmoedig en houdt klein. De Heere krijgt er alleen van de eer en nimmer de mens.

Heb acht op uzelf

„Heb acht op uzelf en op de leer; volhard daarin; want dat doende, zult gij èn uzelf behouden èn die u horen." Timotheüs heeft toe te zien op zichzelf. Bedoeld zal zijn op zijn gedrag, leefwijze, voorbeeld, toerusting, vooral innerlijke toerusting tot de dienst. De motor dient steeds van brandstof te worden voorzien, anders raken we uitgepreekt of vervallen in een steeds herhalen van bekende cliché's en geijkte patronen. Dat verandert alleen de tekst, maar de preek is van week tot week hetzelfde. Heb acht op uzelf. Zoek de binnenkamer op. Zoek Mijn aangezicht gedurig, sta boven de deur van de studeerkamer geschreven. Heb ook acht op de leer. Studie en onderzoek blijft nodig. Volhard daarin. Dat is een levenslange opdracht. We raken nimmer uitgeleerd. Voortgaand acht hebben op onszelf en op de leer, bewaart voor geestelijk routinewerk waar de kracht, waar de Geest uit weg is.

De leer dient een steeds levende werkelijkheid te zijn in het hart van de evangeliedienaar. Dat wordt door God gezegend: het behoudt onszelf en die ons horen, ja, ook onszelf. Een dienaar wordt niet ambtshalve zalig. Het Woord dat hij anderen brengt, wil ook hem ten leven zijn. Waar het hem zelf een zaak van leven of dood is, zal hij het zo ook anderen brengen. Je proeft het: het leeft bij hem zelf ook. Of: wat een dooie boe], wel rechtzinnig maar zonder leven. De bediening die leeft in de ziel van de dienaar behoudt hem zelf en die hem horen. Behouden. Daar gaat het om. We zijn maar niet stichtelijk bezig. Het gaat om leven of dood, om behouden worden of verloren gaan. Van levensbelang is zo de ambtelijke bezigheid. Er mag wel om hartelijk meebidden en meeleven worden gevraagd voor de Evangeliedienst. En we mogen elkaar op het hart binden: verzuim de gave niet die in u is. Houd aan en wordt niet traag. Heb acht bij alle drukte op uzelf en op de leer.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1985

Gereformeerd Weekblad | 14 Pagina's

Ambtelijke bezigheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 september 1985

Gereformeerd Weekblad | 14 Pagina's