Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Art XII

Bekijk het origineel

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Art XII

Van de schepping aller dingen

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de schepping aller dingen Vorige maal stonden we stil bij de beschouwingen van Barth aangaande de schepping. De scheppingsgeschiedenis, ons door Mozes gegeven, is volgens hem slechts een sage. We kunnen niet precies weten wat er nu waar is en wat er nu niet waar is. Hij wil er niet van weten, dat Mozes, door de Heilige Geest gedreven en geinspireerd, ons een historisch betrouwbare mededeling verhaalt. We wezen er ook reeds vorige maal op dat bij deze goddeloze theorieën er niets meer gevonden wordt, dat de mens bij het zien van de schepping Gods alle onschuld van het ongeloof in Zijn Schepper en Formeerder wordt ontnomen.

Ook tegen het getuigenis der Heilige Schrift en onze belijdenis, dat de Vader door Zijn Woord (Logos), d.i. door Zijn Zoon, hemel en aarde en alle schepselen geschapen heeft, maakt Barth bezwaar. Niet door het Woord (Logos), de tweede Persoon in het Goddelijke wezen, heeft de Vader de hemel en aarde geschapen, maar door Christus, dit is het vleesgeworden Woord, de tweede persoon. Die de menselijke natuur heeft aangenomen. Als gevolg hiervan geeft deze opvatting ook een geheel andere beschouwing van schepping, werkverbond, zonde en val en de plaats van Christus als de tweede Adam.

Het Supralapsarisme, zoals het door de Hervormers, o.a. Calvijn, is voorgestaan, toch leert dat in de orde der besluiten Gods van eeuwigheid de praedestinatie (verkiezing en verwerping) vooraf is gegaan aan schepping en val der mensen. Schepping en val in de besluiten Gods zijn middelen om de praedestinatie te volbrengen. Deze middelen zijn door God verkoren tot verheerlijking van Zijn rechtvaardigheid in de verdoemenis der goddelozen om hun eigen zonden, alsmede tot de verheerlijking Zijner barmhartigheid in Zijn gunstgenoten, welke verkoren zijn in Christus (Ef. 1 : 4), daar Christus met Zijn hart is Borg geworden voor hen en in de tijd door Zijn aangebrachte gerechtigheid het heil Zijner uitverkorenen heeft verkregen en toegepast. Deze borgstelling van Christus als het vlees geworden Woord geldt alleen de herschepping, de reiniging van de vloek door de val en zonde veroorzaakt. Bij de schepping op zichzelf wordt door He Reformatoren nergens gesproken van Christus, het vlees geworden Woord als Schepper. De Vader schiep door het Woord de tweede persoon in het goddelijk wezen. Zo zegt Calvijn in zijn Institutie (Boek I, XIV, 20): „Daaruit zullen wij leren, dat God door de kracht Zijns Woords en Zijns Geestes de hemel en de aarde uit niets geschapen heeft." Al leert het supralapsarisme dat de schepping en val middelen zijn tot volvoering van Gods besluiten, dan wordt er toch ook niet ontkend, integendeel, het wijst er juist ook op, dat God hemel en aarde schiep tot Zijn heerlijkheid, opdat uit de schepping door de schepselen zou verstaan worden, beide zijn eeuwige kracht en goddehjkheid (Rom. 1 : 20).

Volgens Barth spreekt de ganse Bijbel afschaduwend van Christus, ook reeds bij schepping en geschapen schepsel. Alles moet in Christus gezien worden en niet omdat het in de Bijbel staat, daar dat toch maar op zichzelf een gewoon boek is. Zo moet ook de zin van de schepping gezien worden alleen in heilshistorische zin. Maar hoe geheel anders dan het Supralapsarisme de schepping ziet. Volgens Barth neemt de Verbondsgeschiedenis, het verbond der genade, reeds een aanvang direct bij de schepping voor de val. Hoewel wel onderscheid makend tussen schepping en verbond der genade, is de innerlijke grond der schepping toch het verbond der genade. Wel staat er in Gen. 1 : 31: En God zag al wat Hij gemaakt had en zie, het was zeer goed, maar dit betekent dan niet dat God schepping en schepsel op zichzelf alleenstaande, geheel goed en volmaakt zou geschapen hebben. Ook direct bij de schepping, wanneer de schepselen door het Woord van Gods kracht in het aanzijn zijn geroepen, zouden ze voor Gods heilig aangezicht niet kunnen bestaan en daarom verloren zijn. Maar nu schiep God niet door het Woord, maar door het vleesgeworden Woord, door Christus en zag daarom tegelijk schepping en schepsel aan, verzoend in Christus, de Middelaar Gods en der mensen. Daarom alleen, om Christus, kan de pas in het aanzien geroepen schepping en ook het pas geschapen schepsel blijven voortbestaan en leven. Begrijpen we en zien we het goed wat Barth leert, n.l. het gehele werkverband wordt geloochend en de val door eigen schuld en de ernst der zonde. Het gehele mensdom wordt bij de aanvang der schepping gedragen door Christus; niet is het dat na de val voor Zijn uitverkorenen alleen Christus als Borg optreedt. Neen, reeds bij de schepping zou de gehele wereld in Chris­tus verkoren zijn. Hiermede valt geheel het leerstuk der uitverkiezing weg. Alle mensen zouden in Christus verkoren en daadwerkelijk nu allen kunnen zalig worden. Het is goddeloos te stellen dat God aan de éne zijde de schepping en het schepsel schiep in nietigheid, behoeftigheid en bloot staande aan gevaren en tegelijkertijd om Christus' menswording rechtvaardigde voor Zijn aangezicht. Neen, God zag al wat Hij gemaakt had en zie het was zeer goed. Alles volmaakt en Hij schiep de mens naar Zijn beeld, in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Staan kon de mens blijven en voor Gods aangezicht leven en door het werkverbond een eeuwig onverliesbaar hemelleven verdienen. Door eigen schuld en ongehoorzaamheid is in Adam het ganse menselijk geslacht in een dodelijke onmacht gevallen. Niet alle mensen zullen in Christus zalig worden, alleen de door God verkorenen.

Welk een goddeloze leer, deze leer van Barth en zijn navolgelingen. En deze leer moet op de Hervormde scholen, een enkele uitgezonderd, door de onderwijzers aan de kinderen voorgehouden worden. Deze leer trachten de Barthiaanse veldpredikers de militairen wijs te maken. Men zij op zijn hoede!

Lisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1950

De Saambinder | 4 Pagina's

Toelichting op de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Art XII

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1950

De Saambinder | 4 Pagina's