Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drs. H.C. Endedijk, De Gereformeerde Kerken in Nederland. Deel 2 1936-1975. Uitg. Kok, Kampen 1992. 272 blz. f 52,50.

Bij de bespreking van het eerste deel van dit werk (AC ‘92/52) werd gesteld dat met belangstelling werd uitgezien naar het tweede deel, mede omdat daarin de rekening te vinden zou zijn die de Geref. Kerken ‘jaren na de Tweede Wereldoorlog’ zou ‘gepresenteerd’ worden van ‘een onwrikbare trouw aan Gods Woord’ die een gevolg is van ‘de hechte band van het gereformeerde kerkvolk aan de Schrift. In het ‘Woord vooraf’ van dit deel wordt inderdaad de vraag gesteld ‘wat er binnen die kerken nog resteert aan trouw aan de Schriften’. Ook al komt, zoals te verwachten is, herhaaldelijk de zaak van de Schrift ter sprake, het beeld van een ‘gepresenteerde rekening’ wordt niet meer genoemd. Wel wordt niet alleen letterlijk, maar vooral zakelijk de ‘omslag’ in de GK aan de orde gesteld (8, 236, 245), en zelfs van ’trendbreuk’ gesproken (245), maar waar die ‘omslag’, die ‘breuk’ vandaan komt, of er in de periode 1892-1936 (Deel 1) al bepaalde aspecten waren die zo’n omslag, zo’n breuk minder onverwacht maken? Het lijkt erop dat de schrijver de samenleving van de jaren zestig en zeventig min of meer aansprakelijk stelt. Maar zou ook te denken zijn aan de ‘hypotheek’ die de Doleantie meebracht bij de Vereniging van 1892 (vgl. AC ‘92/52)? Was het niet de doopsveronderstelling als de spraakmakende exponent van deze ‘hypotheek’, die - triomfalistisch van aard en inzet - de rationalisering van het geloof vergemakkelijkte? En opende die rationalisering op den duur niet de weg voor de deconfessionalisering van de kerk en voor de devaluering van de Schrift? Wie de zojuist geciteerde ‘onwrikbare trouw’ prijsgeeft, geeft in wezen zichzelf en de gemeente prijs aan de ontkrachting van de wederzijdse trouw zoals deze in confessie en kerkorde onder ons wordt geconcretiseerd. Werkt dit alles niet mee aan een verdergaande atheïsering van de samenleving die geestelijk verpaupert door culturele kaalslag in secularisme en atheïsme? De schrijver die de laatste periode boeiend beschrijft, heeft zo z’n vraagtekens bij de ontwikkeling die hij beschrijft, maar stemt er ook vaak mee in. Dit alles laat natuurlijk onverlet dat de informatie over een periode die velen van ons zelf hebben meegemaakt, op voortreffelijke wijze wordt gegeven en bij de eigen positiebepaling en -verantwoording niet te negeren is.

Dr. Simon Schoon, De weg van Jezus. Een christologische heroriëntatie vanuit de joods-christelijke ontmoeting. Uitg. Kok, Kampen. 283 blz. f 39,50.

Toen wijlen ds. L.S. den Boer in de bezettingsjaren eens werd gesommeerd om te zeggen of hij joden in z’n Amsterdamse pastorie verborgen hield, antwoordde hij: “Nee, maar ik ben door joods bloed verlost! U ook?” Aan dit ‘verhaal’ van ds. Den Boer - alsook aan het misverstand daarover bij iemand als dr. Buskes, die overigens zijn excuus later aanbood - moest ik denken bij de lezing van het boek van dr. Schoon. Immers, deze wordt niet moede om met alle klem te benadrukken dat Jezus’ werk en woord niet is los te maken van de ‘context’ van zijn volk Israël. Daarbij maakt hij vooral gebruik van het begrip ‘verhaal’, naast - in mindere mate - de begrippen ‘weg’ en ‘verbond’ (blz. 48, 188). Op vaak verrassende en boeiende wijze worden accenten gelegd die in de geschiedenis van kerk en theologie wel eens zijn vergeten: “Als unieke zoon van Israël is Jezus alleen te verstaan binnen de verbondsgeschiedenis van God met zijn volk’ (189). Hij keert zich dan met name tegen de eerste concilies en de daar verwoorde christologie als zou deze dwangmatig kerk en theologie in anti-joodse richting hebben gedreven met alle ellende die dat voor de joden meebracht. Vandaar de aanzet tot ‘christologische heroriëntatie’. Of deze aanzet iets oplevert? Leidt het veelvuldige gebruik van het schimmige woord ‘verhaal’ niet tot een vastlopen van de bedoelde ‘heroriëntatie’? Het vertellen, doorvertellen, actualiseren, interpreteren en herinterpreteren van de ‘verhalen’ van Israël, van het evangelie enz. enz. (waar zit geen ‘verhaal’ in?) geeft de aanval op de klassieke christologie iets onwezenlijks, doet het doel voorbijschieten. Moge de Grieks-filosofische context bij die oude concilies meespreken, spreekt in ‘verhalen’ niet mee de historisch-kritische context van vandaag - maar vanuit een nog ouder Grieks ‘dogma’ nl. dat de mens de maat van alle dingen is -, klaarblijkelijk zonder dat men zich ervan bewust is, zich er althans rekenschap van geeft? Dat antisemieten etc. met de klassieke christologie de verkeerde kant kunnen opgaan, het zij toegegeven. Maar als de joods-christelijke ontmoeting een academische kwestie wordt - met een zekere voorkeur voor de zgn. ‘tweewegen-leer’ (200) plus een zekere negatie van het ‘persoonlijk heil’ (181) -, wordt de waarachtige ontmoeting daarmee gediend? Wie zich oriënteren, laat staan hèroriënteren wil, heeft m.i. een ander kompas nodig dan wat met ‘verhalen’ te construeren valt. Biedt van de genoemde trits, weg, verhaal, verbond, het laatste nl. het verbond met ‘Abraham én zijn zaad’ niet te ‘vervangen’ door ‘uitverkorenen’ (de schrijver zal het zich nog herinneren van z’n catechisatietijd!) - niet een betrouwbaarder kompas? Zonder twijfel is dit ‘verbond’ present in het betoog, maar het heeft beslist niet de plaats die aan ‘verhaal’ wordt toegekend. Misschien kan dat de ietwat krampige huiver voor ‘dogmatische bezinning of zorgvuldig geformuleerde belijdenissen’ (238) meteen verhelpen. Dat anti-joodse en antisemitische machten vaak hun kans gegeven is in kerk en theologie - en onafwendbaar ook antichristelijk bleken te zijn -, dr. Schoon laat het eerlijk zien. Maar de allerminst latente tendens dat ze de kans kregen dánkzij de klassieke christologie enz., wordt meer beweerd dan bewezen. In de joods-christelijke ontmoeting komt heel veel aan de orde -en zonder meer zij er diep respect voor hen deze ontmoeting betrachten -, maar de vraag blijft mij klemmen of er zó metterdaad iets terechtkomt van het ‘jaloers’ maken van Israël, door der kérken betrachten (vgl. Rom. 11:11, 14).

Dr. L.J. Joosse (red.), “Leren hoe hij wand’len moet”. Over woord en daad in de zending. Uitg. Oosterbaan & Le Cointre, Goes. 117 blz. f 16,90.

Deze uitgave verscheen als eerste in de reeks “Zending dichterbij”. die de zendingsbezinning beoogt binnen de gereformeerde zending. Een vijftal schrijvers houdt zich bezig met de - volgens het Woord vooraf - urgente en actuele vraag: “Hoe verhouden het missionaire woord en de helpende daad zich tot elkaar?” (blz. 9). Bovendien is een artikel van wijlen drs. M.K. Drost opgenomen: “Woord en daad in de huidige missiologie”. Vergeleken met de andere artikelen, gaat juist dit artikel een andere koers. De kerk wordt dan in feite een ‘ambtsdragerskerk’ (vgl. 94), bijna identiek met de ‘geestelijkheid’ tegenover de ‘leken’. De andere schrijvers betogen vanuit het Oude Testament (prof. Oosterhoff), het Nieuwe Testament (drs. Van Heest), in de gereformeerde belijdenis (ds. Van Amstel), zendingsmethodisch (dr. Joosse) en als eenheid van zending (dr. Westland), dat het getuigende woord én de getuigende daad a.h.w. de schering en de inslag zijn van de zending, de Woordverkondiging.

Dr. H. Florijn, Ds. L.G.C. Ledeboer. Pastorale brieven. Toegelicht. Uitg. de Groot Goudriaan, Kampen. 69 blz.

In dit boekje worden negen brieven van de uit de tijd van de Afscheiding bekende ds. Ledeboer uitgegeven en toegelicht. Enige egocentriciteit is aan deze brieven niet te ontzeggen. Taal en stijl dragen een geheel eigen karakter. Wat de toelichting betreft, getuigt het op blz. 11 opgemerkte met betrekking tot het zgn. ‘vrijheid vragen’ niet van een consciëntieuze weergave van de visie en het zelfverstaan van de Afgescheidenen in dezen.

Mary Batchelor, Jezus, de Zoon van God. Illustraties bij de verhalen door John Harysom. Uitg. Kok Voorhoeve, Kampen 1993. 191 blz. f 34,90.

Dit is een soort bijbelse geschiedenis over het leven van Jezus. De geschiedenissen zijn eenvoudig verteld. De tekeningen zijn werkelijk mooi. Hier en daar treft men enkele (navertelde) gelijkenissen aan. Ook zijn er bladzijden die een toelichting geven op het dagelijkse leven uit die tijd. Onderwerpen zoals: leven in het dorp, op reis met handelaren, trouwen, eten en landbouw, de vaklui aan het werk in de tempel in Jeruzalem, worden op speciaal gekleurd papier behandeld.

Het is een mooi boek, dat toch niet bevredigt. Het Zoonschap van God wordt zo uitgelegd dat Jezus dingen kon doen die geen gewoon mens zou doen. De heilshistorische, messiaanse betekenis van de Here Jezus blijft sterk onderbelicht. In vage bewoordingen wordt er soms naar verwezen. Jammer dat ik niet positiever kan schrijven over deze goed verzorgde uitgave.

Mary Grey, De verlossing van de droom. De christelijke traditie en de verlossing van de vrouw. Uitg. Kok, Kampen 1992 (vertaling van een in 1989 in Londen verschenen boek). 270 blz. f 49,90.

De schrijfster is hoogleraar in de feministische theologie, zowel in Engeland als in Nijmegen (en in de afgelopen cursus ook op een bijzondere leerstoel in Utrecht). Zij bepleit de verlossing van de vrouw uit onderdrukking en discriminatie.

De kern van haar boodschap ligt voor mijn besef in hoofdstuk 7: Verzoening vanuit feministisch perspectief. In het zesde hoofdstuk heeft ze verschillende opvattingen van de verzoening (waaronder die van de Reformatie) kritisch besproken. Zij ziet verzoening als het terugeisen van de schepping. En dat is dan verlossing (mijns inziens ten onrechte spreekt ze in de titel van hoofdstuk 8 over het terugeisen van de verlossing). Dat God over de schepping normatieve uitspraken doet, blijft buiten bespreking. Zelf met de schepping aan het werk om deze dienstbaar te maken aan de bevrijdende emancipatie van de vrouw, is de doelstelling van het boek. Daarmee wordt de verlossing voltrokken.

De schrijfster poneert veel, maar bewijst vrijwel niets. Er is een klimaat van feministisch denken, waarin de Bijbel de reeds aanvaarde grondstellingen mag bevestigen. Het duidelijkst komt dat uit in het spreken over het werk van Jezus. De mens moet het zelf doen. Met name de vrouwen! Jezus is daarbij inspirator en voorbeeld (althans op het hoogtepunt van Zijn ontwikkeling). Het boek levert geen systematisch betoog, maar wel een indringend en telkens herhaald ideaal van bevrijding. Schepping en herschepping vormen een ondeelbaar proces. Waar de verlossing leidt tot heelheid vindt de schepping plaats. Zo wordt in de verlossing teruggeëist wat verloren is gegaan. Een boek dat overstelpend veel materiaal bespreekt, maar het bijbels getuigenis toesnoert.

Dr. M. te Velde, Gemeenteopbouw 3. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 1993. 144 blz. f 19,25.

Dit is het derde deel over gemeenteopbouw. Het zou eigenlijk het laatste deel zijn. Er blijkt nog een deel te moeten volgen. In niet minder dan 25 paragrafen wordt ingegaan op “Methodisch beleid ontwikkelen in de christelijke gemeente”. Het boek is in drie hoofddelen verdeeld: Beleid, Functioneerfactoren in een model, Stappenplan. De termen worden goed uitgelegd. In het tweede deel worden onderwerpen besproken als uitgangspunten, doelstellingen en vier aspecten van het bouwproces, namelijk inbreng, samengaan, ordening en sturing, uitvoering en beleving. In het derde deel worden tien stappen beschreven. Ik zal ze niet alle noemen.

Het geheel maakt een sterk organisatorisch-technische indruk. De samenhang met de voorgaande twee delen wordt niet zo gemakkelijk vastgehouden. Reeds bij de verschijning van het eerste deel heb ik de wens uitgesproken dat alle stof in een band zou worden behandeld. De verschijning van dit derde deel versterkt dat verlangen. Er zitten in dit boek (om een door de schrijver vaak gebruikt woord te bezigen) belangrijke bouwstenen. De samenhang met het geheel vind ik moeilijk te overzien. Ik heb het gevoel dat verschillende reeds eerder besproken punten terugkomen, soms in ander verband of onder andere naam.

De kern van dit deel is het verlangen om een niet goed functionerende gemeente beter te laten functioneren. Knelpunten worden opgezocht, geanalyseerd en planmatig aangepakt tot verbetering.

H. van Arkel e.a., Vrij onderwijs. De politieke actualiteit en de onderwijsvrijheid. Marnix van St. Aldegondestichting R.P.F. publicatie nr. 13, Nunspeet 1993. 86 blz. f 12,90.

In dit boekje wordt informatie gegeven over de jongste ontwikkelingen in de onderwijspolitiek van de kabinetten Lubbers. Gewezen wordt op de formulering van de grondwet, op de voorstellen, nota’s en maatregelen van de regering. Deze snoeren via hun formeel, regelgevend karakter de vrijheid van onderwijs in. Daartegen wordt terecht bezwaar gemaakt. Aan het slot wordt gewezen op de bedreiging van de identiteit van het protestants-christelijk onderwijs door de toenemende eenheid van Europa. Onze regering heeft kritische geluiden daarover genegeerd.

Naast het thema onderwijs, opvoeding, identiteit (hoofdstuk 2) komt “Het onderwijs als spiegel van de maatschappij” aan de orde (hoofdstuk 3). Niet minder dan zeven aspecten worden behandeld. Hoofdstuk 4 is gewijd aan “Enkele actuele thema’s”. Niet minder dan acht onderwerpen worden hierbij besproken.

De brochure is waardevol. Er wordt met kennis van zaken gesproken. De bedenkelijke ontwikkelingen, bedreigend voor de vrijheid van onderwijs, worden aangewezen. Allen die bij het onderwijs betrokken zijn (bestuurders, docenten, politici, gemeenteraadsleden) zouden van dit geschrift moeten kennisnemen. En natuurlijk ook predikanten, ouderlingen en diakenen. Ook hun moet de zaak van het christelijk onderwijs ter harte gaan.

Dr. F. de Lange, Onszelf als een ander. Evangelistiek: van techniek naar hermeneutiek. Kamper Cahiers, Deel 78. Uitg. Kok, Kampen 1993. 78 blz. f 27,00. Dit boekje bevat de inaugurele rede die dr. De Lange als opvolger van prof. Rothuizen heeft gehouden in Kampen. De evangelistiek is zijn werkterrein daar. Op een verdienstelijke manier schetst hij de encyclopedische plaats en ontwikkeling van het vak. De ondertitel wijst de weg naar des schrijvers eigen opvatting. Evangelistiek is een zaak van hermeneutiek. Vroeger zou het een zaak van techniek zijn geweest. Dit laatste stem ik de schrijver niet toe. Het gaat hem om een moderne hermeneutiek waarbij de Schrift, de situatie en de hoorder evenveel recht van spreken hebben. Zo wordt evangelistiek een ook naar binnen gerichte zaak. Het komt mij voor, dat de evangelistiek dan haar spits verliest. Evangelistiek wordt een gestalte van de hermeneutiek. Dat is de oorspronkelijke bedoeling van het vak niet geweest.

Johannes Calvijn, Institutie 1536. Onderwijs in de christelijke religie. Vertaling dr. W. van ’t Spijker. Uitg. De Groot Goudriaan, Kampen 1992. 320 blz. f 65,90.

Zoals bekend heeft Calvijn niet minder dan vier steeds uitgebreider geworden edities van zijn Institutie gepubliceerd. Wij gebruiken bijna altijd de laatste, de vierde editie (door Meinema in drie banden gepubliceerd, vertaling Sizoo).

Tot heden was de eerste editie van 1536 niet in het Nederlands vertaald. Dat heeft prof. Van ’t Spijker nu gedaan. De oorspronkelijke uitgave telt 514 bladzijden. Hier zijn het niet meer dan 320 bladzijden.

De vertaler heeft een verhelderende inleiding op het werk geschreven. Dit boek is in zekere zin een samenvatting van de vier boeken (in drie banden) van 1559. Het is een winst dat deze eerste editie nu ook in het Nederlands verkrijgbaar is. Zij maakt de vierde uitgave niet overbodig. Wel is de opzet eenvoudig. De hele Calvijn komt erin naar voren. In beknopte vorm vindt men hier de kern van Calvijns Institutie. Prof. Van ’t Spijker heeft de gave om in goed leesbaar Nederlands Calvijns gedachten naar de lezer van vandaag over te brengen. De uitgever en de vertaler verdienen onze dank. Het boek verdient gekocht en gelezen te worden.

C.H. Spurgeon, Zeven laatste preken. 140 blz. f 27,50.

C.H. Spurgeon, Alles uit genade. 183 blz. f 27,50. Uitg. Van Wijnen, Franeker 1992.

Vooral het eerste deel is ontroerend, voluit Spurgeon. De preek die hij op 14 februari 1892 had willen houden (hij stierf op 31 januari 1892) staat erin onder de titel “Zijn eigen begrafenispreek” (tekst: Handelingen 13:36). Van de andere preken is dit de tiende druk. Wie van Spurgeon houdt, zal blij zijn met de beide bundels. Vooral met de eerste.

H. Westerink, De tempelbouwers. Roman. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 1992. 352 blz. f 34,75.

Een roman over joodse families in Babel. De meeste ervan keren terug en zetten zich (met vertraging) tot de tempelbouw. Ik heb van dit boek genoten. Men denkt onwillekeurig aan de positie van de kerk in de hedendaagse samenleving. Men komt veel te weten over het leven in die jaren. Hier en daar wat erg uitgebreid, maar zeer instructief. Wie een aantal uren met een goede roman bezig wil zijn, vergete dit boek niet.

Dick Mostert, Eenzame fakkeldragers. Jeugdpastoraat en praktijk. Uitg. Oosterbaan & Le Cointre, Goes 1993. 160 blz. f 16,75.

Dit boekje is onconventioneel. Er wordt veel in behandeld dat eigenlijk in een boek over onderwijs en opvoeding thuishoort. Al die gegevens gebruikt de schrijver om ouderen te helpen in hun omgang met de jeugd - in gezin, gemeente, school en waar dan ook. Wie tegen deze verbreding van aanpak geen bezwaar heeft, treft in dit boekje veel waardevol materiaal aan.

Drs. A.G. Knevel, Moeilijke Psalmen. Serie Bijbel en Praktijk van Theologische Verkenningen, nr. 12. Uitg. Kok Voorhoeve, Kampen 1992. 95 blz. f 18,90.

Over elf moeilijke of onbekende psalmen vindt men hier een korte, maar indringende studie, voorafgegaan door een hoofdstukje van de hand van de redacteur. “Een psalm van David, een lied”. Ik noem enkele psalmen: 15, 26, 79, 82, 88 en 112. De auteurs zijn vakmensen in het schrijven over hun onderwerp. Een mooi boekje.

Drs. A.G. Knevel, Verkenningen in de katholieke brieven en Hebreeën. Nr. 7 in de serie Theologische Verkenningen, Bijbel en Exegese. Uitg. Kok Voorhoeve, Kampen 1993. 219 blz. f 32,50.

Een belangrijk deel in de bekende serie, die door de EO wordt verzorgd. Men kan over onderdelen verschillend denken. Het is belangrijk dat deze zeven brieven worden besproken, met aandacht voor afzonderlijke thema’s als: Christus en de gevangen geesten; Melchizedek in Hebreeën; de geloofsgetuigen in Hebreeën, en het gebruik van het Oude Testament in Hebreeën. Een belangrijke hulp voor het persoonlijk en gemeenschappelijk bezig zijn met deze brieven.

Drs. Jac. Schaeffer, Gezin 2000: dynamiek of dynamiet? Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 1993. 60 blz. f 14,90.

In dit boekje zijn de referaten gebundeld die op een congres in 1992 zijn geleverd. Het congres had hetzelfde thema als de titel van dit boekje. Van alle kanten wordt over het gezin gesproken. De schrijvers/sprekers zoeken naar een nieuwe plaatsbepaling van man en vrouw, van ouders in de moderne samenleving. Mijn indruk is vooral deze: het moet anders dan het geweest is. Maar hoe dan wel en met welke argumenten wordt niet duidelijk. Het meest heeft mij toegesproken de bijdrage van prof. Van Bruggen. Hij waarschuwt ertegen de Schrift niet te laten zeggen, wat de hedendaagse kerkmens wil horen. Kennelijk onderkent hij deze neiging bij zijn medebroeders en -zusters. Het boekje heeft mij niet geboden wat ik ervan verwachtte.

W.J. Oudeneel en H.P. Medema, Echtscheiding en hertrouwen. Uitg. Medema, Vaassen. 2e druk 1993. 98 blz. f 14,95.

Dit is de tweede druk (in fleuriger en keuriger uitvoering) van een boekje dat in 1987 is verschenen en besproken. Het is een merkwaardig standpunt dat de schrijvers verdedigen. Hertrouwen na echtscheiding is bijbels gezien niet geoorloofd. Toch moet men het verdragen als christenmensen hertrouwen. Het boekje geeft veel tekstmateriaal, dat ook anders verstaan kan worden dan de schrijvers het doen. Onze bezwaren blijven, ondanks het feit dat de schrijvers op kritische recensies zijn ingegaan. Tegelijk is er ook waardering voor hetgeen op tafel wordt gelegd.

J.A. van der Ven, Ecclesiologie in context. Handboek Praktische Theologie. Uitg. Kok, Kampen 1993. 480 blz. f 85,00.

We moeten met een aankondiging volstaan. Dit is een op contextuele (sociologische) gegevens gebouwde leer van de kerk met het oog op de praktische theologie. Het is een knap boek, met verwerking van veel literatuur. De vraag is voor ons of het theologisch gehalte van de leer van de kerk niet onder de empirische, sociologische aanpak verscholen gaat. Er zou meer plaatsruimte nodig zijn, om dit boek naar behoren te bespreken.

Walter Goddijn, De moed niet verliezen. Kroniek van een priester-socioloog. Uitg. Kok Agora, Kampen 1993. 286 blz. f 39,90.

Goddijn is een bekend rooms-katholiek socioloog, die leiding heeft gegeven aan de vernieuwingen in de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland. Daarbij heeft hij veel tegenwerking ondervonden. In dit boek doet hij daarvan verslag, vooral van zijn rol in dit geheel. Hem is de post van secretaris-generaal van het bisschoppencollege ontgaan. Hij neemt dat - tussen de regels door - kardinaal Alfrink nog kwalijk. Het is een behoorlijk ego-document. Dat heeft zijn voor en zijn tegen.

W.A.R. Shadid, P.S. van Koningsveld, De mythe van het Islamitische gevaar. Hindernissen bij integratie. Uitg. Kok, Kampen 1992. 197 blz. f 22,50.

Dit boek levert kritiek op de stelling dat de aanwezigheid van belijders van de mohammedaanse godsdienst in Nederland een gevaar zou zijn. Allerlei uitspraken van politici worden kritisch weersproken. Ik meen dat de positie en het streven van deze mohammedanen al te zeer wordt geneutraliseerd. Wel is er in dit boek een geweldig stuk informatie te vinden. Om die reden breng ik het onder de aandacht van de lezer. Zij die met de islam te maken hebben, moeten dit boek niet over het hoofd zien.

Kees Rookmaker, 25 jaar stichting “Redt een kind”. Ser Wadac voetbalt weer. Uitg. Van Wijnen, Franeker 1993. 82 blz. f 12,50.

Een prachtig boekje dat vertelt van het zegenrijke werk van deze stichting. De schrijver is in India en Afrika geweest en laat zien hoevelen er geholpen zijn. Een aanbeveling is overbodig.

Bedreiging of verrijking? Een ontmoeting van joden en christenen in Europa en Israël. OJEC-serie 10. Uitg. Kok, Kampen 1992. 160 blz. f 27,50.

Dit boekje is in zekere zin een jubileumuitgave. De auteurs, afkomstig uit zeer verschillende landen, kijken terug op tien jaar Ojec en op de contacten tussen christenen (Kerk) en joden (Israël).

Het overzicht van ontstaan en verloop van het Ojec in deze tien jaar, geschreven door dr. Schoon, is bijzonder verhelderen voor de positie van het Ojec. De synode heeft daarover in oktober en november 1992 gesproken. Samenwerking op de basis die de kerken vroeger innamen en die onze kerken nu nog innemen (blijkens de handhaving van de oude naam) noemt dr. Schoon niet geloofwaardig. De praktijk is anders dan de in deze naam beleden theorie. Daarom hebben de gereformeerde en de hervormde synoden de naam gewijzigd.

Drs. R. van der Vegt schrijft vanuit Jeruzalem over contacten in Israël en over het ontbreken daarvan met verscheidene groepen, bijvoorbeeld tussen de joden-christenen en joden.

De bijdrage van de opperrabbijn dr. J. Sacks geeft een goed inzicht in de breedoecumenische instelling die Ojec voorstaat.

Een boekje dat veel informatie verschaft, geeft ook te denken en te discussiëren.

Prof. dr. C.A. van Peursen, De verborgen Aanwezige. Godservaringen in bijbelse verhalen. Uitg. Kok, Kampen 1993. 110 blz. f 17,90.

Dit boekje is een populaire herschrijving van het reeds eerder door ons besproken boek “De Naam die geschiedenis maakt”. Van Peursen schrijft over mensen uit de Bijbel die ervaringen met God opdoen en duiden. God is voorondersteld. Tegelijk wordt Hij door mensen ontmoet en benoemd. Een zekere dialectische openbaringsleer. Deze vindt hierin haar spits, dat men niet moet twisten over de vraag of Jezus lichamelijk is opgestaan. Als Hij ons maar iets doet en zo Zijn opstanding bewijst. Een openbaringsgedachte die overeenstemt met het rapport “God met ons”.

Ds. N.C. van Welzen, Avondmaal vieren met de Kerk der eeuwen. Tot onze troost. Voor de week van voorbereiding. Uitg. Groen, Leiden 1993. 67 blz. f 12,50.

Een nieuw boekje voor de voorbereidingsweek. Het vertoont qua opzet overeenkomst met het reeds eerder besproken deel. Het is een prachtige uitgave: Schriftlezing, overdenking bij teksten uit de lijdensgeschiedenis, een gedicht om overdag te lezen. Citaten uit geschriften van kerkvaders, reformatoren en theologen uit vele eeuwen zijn hier fijnzinnig bijeengebracht. En dan goed uitgegeven en niet duur. Aanbevolen.

Drs. H. Veldman, Licht en schaduw in de Lage Landen. Figuren en aspecten van de Nederlandse kerkgeschiedenis. Uitg. Oosterbaan & Le Cointre, Goes 1993. 238 blz. f 26,50. De schrijver behandelt in dit boek precies wat de titel belooft. Karei de Grote en Ludger, Geert Groote, Erasmus, Paus Adrianus VI (Nederlander van geboorte), Angelus Merula, Marnix van Sint Aldegonde, Gomarus, en verschillende figuren van de Dopers, alsook de lange weg naar het totstandkomen van de Statenvertaling worden behandeld. Het gebeurt populair-wetenschappelijk - duidelijk, soms met details, vaak in hoofdlijnen. Achter elk hoofdstuk noten en soms een aparte literatuurlijst. Een mooi boek dat de kennis verrijkt en het inzicht vergroot.

Jean-François Lyotard, Het onmenselijke. Causerieën over de tijd. 160 blz. f 32,50.

Jürgen Habermas, Na-metafysisch denken. 163 blz. f 32,50.

Johan Goud, God als raadsel. Peilingen in het spoor van Levinas. 192 blz. f 29,90.

Koen Boey (en anderen), Om de waarheid te zeggen. Over filosofie en literatuur (aangeboden aan Ad Peperzak). 257 blz. f 35,00.

Uitgaven bij Kok-Agora, Kampen, verschenen in 1992.

Deze vier boeken zijn alle wijsgerig van aard. De eerste twee dienen om met het denken van de betrokken auteurs kennis te maken.

Dr. Goud is remonstrants predikant en schrijft over God vanuit de filosofie van Levinas. De laatste bundel bevat zeer uiteenlopende opstellen over filosofie en literatuur, met nadruk op filosofie. Men moet wijsgerig geïnteresseerd zijn, om deze boeken met vrucht te kunnen lezen.

C.E.M. Struyken Boudier, Amor ergo sum. Aanzetten tot een filosofie van de liefde.

Uitg. Kok - Agora, Kampen 1992. 300 blz. f 45,00.

Berma Klein Goldewijk, Praktijk of principe. Basisgemeenschappen en de ecclesiologie van Leonardo Boff. Uitg. Kok, Kampen 1991. 372 blz. f 62,50.

A.W. Musschenga, F.C.L.M. Jacobs (red.), De liberale moraal en haar grenzen. Recht, ethiek en politiek in een democratische samenleving. Uitg. Kok, Kampen 1992. 351 blz. f 59,90.

Deze drie boeken zijn elk voor zich zo specialistisch, dat we met een korte aankondiging moeten volstaan. De titels zeggen precies waarover de auteurs het hebben. Veel aspecten van de liefde en veel opvattingen erover worden besproken in het eerste boek.

Het tweede boek is een diepgaande studie over de kerkopvatting van L. Boff, gerelateerd aan de praktijk van de basisgemeenten in Zuid-Amerika. Zowel voor de kennis van de theologie van Boff als voor kennis van de situatie daar, èn voor de samenhang tussen beide is dit boek belangrijk.

Het laatste, derde boek gaat wijsgerig en juridisch, ethisch en sociaal in op de liberale staat, waarin wij leven. Waar liggen haar grenzen? De twaalf hoofdstukken (+ een inleiding en een overzicht van literatuur) zijn gedegen studies, die zich niet zo gemakkelijk laten lezen. Er zijn grenzen. Ze worden verschillend getrokken.

Aad Kamsteeg, De gemeente in. De Bijbel over onze omgang vandaag. Uitg. De Vuurbaak, Barneveld 1993. 118 blz. f 17,90.

Dit boekje behandelt allerlei vragen die in een gezin besproken worden. Ik noem enkele onderwerpen: Christelijke vrijheid, Openheid en evangelisatie, Gebedsgenezing, Het lijden in de wereld, Kerkelijke eenheid, Gemengde verkering. De auteur laat telkens stemmen of situaties uit de gemeente horen om zo tot een veelzijdige belichting van het thema te komen. Geprobeerd wordt met soepelheid een vaste lijn te trekken. Soms kwam opzet en aanpak mij wat gekunsteld voor. Niettemin een boekje dat mensen zal helpen om in de wirwar van meningen een weg te vinden.

R.H.J. Hornikx (red.), Visie op kerk-zijn. Werkboek voor visie-ontwikkeling in de kerk.

Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer 1993. 77 blz. f 18,50.

Dit is deel 5 in de serie “Handreikingen voor kerkopbouw”. Van verschillende kanten wordt een strategie ontwikkeld voor de opbouw (de uitbouw) van de plaatselijke gemeente. Met name de verschillende betekenissen van een visie worden uitvoerig besproken (hoofdstuk 1). Daarna het strategisch plannen (hoofdstuk 2), en de praktijk in de (rooms-katholieke) parochie van Kerkdriel. Tenslotte in hoofdstuk 4 een soort praktische toepassing. De spiritualiteit zit vooral in de technische aanpak en in de visionaire uitvoering van de strategie.

A. van der Kooi, Het heilige en de Heilige Geest bij Noordmans. Een schets van zijn pneumatologisch ontwerp. Uitg. Kok, Kampen 1992. 341 blz. f 52,50.

Kirk Bras, Mint de minne. Eros en Agapè bij Jan van Ruusbroec. Uitg. Kok, Kampen 1993. 423 blz. f 59,00.

E. van der Veer, Cruciale verborgenheid. Een studie naar de reikwijdte van Luthers theologia crucis. Uitg. Kok, Kampen 1992. 323 blz. f 59,90.

Dit zijn drie proefschriften. Het middelste is in Nijmegen verdedigd; de beide andere in Kampen (Oudestraat). Ons blad leent zich niet voor een uitvoerige bespreking. We moeten met een aankondiging volstaan.

Mevrouw dr. Van der Kooi was reeds bekend om haar vertrouwdheid met de theologie van Noordmans. In haar proefschrift heeft zij de ontwikkeling van zijn gedachten over de leer van de Heilige Geest nagegaan. Het is een knappe studie, die in het vervolg tot de verplichte Noordmans-literatuur behoort.

Dr. Bras is gereformeerd predikant. Hij heeft Ruusbroec geanalyseerd en komt tot de conclusie dat diens werk veel dichter bij het protestantse denken staat dan men altijd heeft gedacht. Hij zet de analyse van Ruusbroec in een breed kader van interpretatie. Een knap en verhelderend proefschrift, waarin nogal wat herhalingen voorkomen.

Dr. Van der Veer ontpopt zich als een Luther-kenner. Hij heeft de literatuur over Luther grondig bestudeerd. Hij kan zijn woord doen onder de Luther-kenners. Zijn stelling is dat de theologie van het kruis tot het einde toe (niet alleen aan het begin) Luthers theologie beheerst. Zij is de keerzijde van zijn rechtvaardigingsleer. Een boek dat dit thema verhelderend bespreekt en met respect voor de congenialiteit van de auteur met Luther vervult.

Ds. C. den Boer, I Korinthe VII - XI. Deel 2. Uitg. Kok Voorhoeve, Kampen 1993. 239 blz. f 32,50.

In de bekende serie Bijbel-uitleg van de E.O. heeft ds. Den Boer van april tot juli 1992 deze vijf hoofdstukken van I Korinthe behandeld. Wat hier gepubliceerd wordt, is veel meer dan wat voor de microfoon is uitgesproken. Bovendien zijn de noten langer en talrijker dan in andere delen. Calvijn wordt vaak geciteerd in de noten. Dit alles zal samenhangen met de moeiten waarvoor de uitleg van de tekst de verklaarder stelt. Ds. Den Boer gaat voorzichtig, tegelijk met eerbied voor de Schrift en met een vaste overtuiging, zijn weg. Het geheel is verhelderend. Het is een vrij uitgebreide, populair getoonzette toelichting op de tekst. De auteur laat zijn bekendheid met de grondtekst blijken. Het is een waardevol boek voor wie dit gedeelte van de Bijbel wil/moet bestuderen.

Dr. David Nii Aniem Kpobi, Mission in chains. The life, theology and ministry of the ex-slave Jacobus E.J. Capitein (1717-1747) with a translation of his major publications. Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer 1993. 273 blz. f 49,50.

De schrijver is geboren in Ghana. Hij is gepromoveerd in Utrecht. Hij heeft het leven van de vroegere slaaf beschreven, die naar Nederland is gekomen, in Leiden is gepromoveerd op een proefschrift waarin hij de slavernij verdedigde. Toen is hij teruggegaan naar de Westkust van Afrika (meestal Guinea genoemd) en heeft daar zendingswerk verricht. Het ziet ernaar uit dat zijn werk daar mislukt is. Door de blanken werd hij niet aanvaard, door de zwarten gewantrouwd. Een zendeling die eigenlijk een verscheurd leven leidde.

Deze studie werpt licht op hem en vraagt waarom het zo is gegaan. Interessant is de beïnvloeding door de theologische hoogleraren in Leiden. Men houdt een gevoel van deernis over. Het is goed dat een Ghanees dit boek heeft geschreven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1993

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 november 1993

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's