Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HOE BEN JE CHRISTEN OP JE WERKPLEK?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOE BEN JE CHRISTEN OP JE WERKPLEK?

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enige lijd geleden mocht ik te gast zijn bij Christenstudenten, die met elkaar in gesprek waren over vragen rond christenzijn, samenleving en wetenschap. Ook christelijk-gereformeerde Studenten deden eraan mee! Straks, als de Studie voltooid is, hoopt men zijn of haar plaats in het arbeidsproces te krijgen, in het bedrijfsleven, bij de overheid, in de gezondheidszorg of in welke andere sector dan ook en het mag een goede zaak heten, dat men zich nu al probeert voor te stellen met welke instelling men als christen die actieve periode van het leven wil ingaan.

Indringende vragen

Als afsluiting van een drietal studieavonden had men mij uitgenodigd voor een voordracht en een gedachtenwisseling over het thema “christenzijn in de praktijk van het bedrijfsleven”. De van tevoren door de Studenten bedachte vragen waren: Kan men, werkzaam zijnde in het bedrijfsleven, in de dagelijkse praktijk iets van het christenzijn tot gelding brengen? Is het bouwen aan je carrière in een zakelijke funetie, die misschien 40, 50 of zelfs 60 uur per week opeist, een christen eigenlijk wel toegestaan? Behoort een christen wel naar zo veel en zo hoog te streven? Zou niet méér moeten worden gekozen voor “beperkte banen”, toereikend om in het noodzakelijke levensonderhoud te voorzien, zodat meer tijd beschikbaar is om aan het werk in Gods koninkrijk dienstbaar te zijn? Hebt u in de tijd waarin u in het bedrijfsleven actief was met weerstanden en vijandschap te maken gehad als u Net blijken christen te zijn? Hoe ging u daarmee om? Bent u wel eens geconfronteerd geweest met wat genoemd wordt “botsing van de plichten”, waarbij uw geloofsovertuiging u de ene en dat wat zakelijk gezien nodig was, u de andere kant opwees? Hoe was in leidinggevend opzicht uw omgang met “meerderen” en “ondergeschikten”? Kon u daarbij met woord of houding iets van uw geloof kwijt? Indringende vragen, waaruit duidelijk spreekt dat bij sommige en misschien wel bij veel Christenstudenten de vraag: hoe maak ik straks furore en hoe bouw ik aan een succesvolle carrière, samenhangt met een andere vraag, namelijk: en hoe kan ik daarin christen zijn en blijven?

Maar weinigen zijn echt voluit herkenbaar

De eerste vraag, namelijk of men - werkzaam zijnde in het bedrijfsleven - wel eens iets van zijn christenzijn tot gelding kan brengen, is voluit met ja te beantwoorden. Er zijn mogelijkheden te over. Maar wie zich jaren achtereen in het bedrijfsleven bewoog en in allerlei verbanden van de samenleving waameming kon doen, weet dat maar weinig christenen in hun geloofsopvatting en levensbeschouwelijke inzichten in hun werkomgeving echt voluit herkenbaar zijn.

Misschien nog wel in houding en gedrag, maar daarin onderscheiden zij zich dan niet van andere, niet-gelovige medemensen, onder wie men evenzeer edele karakters telt, mensen met een conscientieus leefgedrag, bereidvol tot hulp aan de ander en behept met wijsheid om anderen in moeite of moeilijke situaties te helpen of richting te wijzen. De herkenbaarheid van christenen door woord en persoonlijk getuigenis is relatief gering.

Misschien wordt wel geweten dat men kerkelijk en misschien zelfs streng orthodox is, wat af te leiden valt uit onthouding van partieipatie in voetbalpools en loterijen en uit het niet meedoen aan binnen het bedrijf te organiseren evenementen voor het personeel als met het begin of het einde daarvan eventueel een zondag gemoeid is, maar van persoonlijk getuigenis, van duidelijk stellingname in principiële zaken, van correctie of vermaning bij ontwikkelingen of gebeurtenissen die daartoe naar hun aard aanleiding geven, van bemoediging bij collega’s in moeite, is maar zelden sprake. Men mag natuurlijk niet generaliseren en aan de uitzonderingen, die sommigen hierop vormen, niet voorbijzien, maar waar is dat veel christenen op de werkplaats, ook degenen die in de bedrijfshiërarchie hoger klommen, zich maar heel zelden als zodanig duidelijk profileren. Gereformeerden van streng orthodoxe origine laten, behalve op het punt van terughoudendheid in uiterlijke dingen, van hun overtuiging in de regel niet veel blijken. In de periode waarin ik zelf in het bedrijfsleven actief mocht zijn, heb ik naar de oorzaak daarvan wel eens gepeild, waarbij een combinatie van gêne en van de bekende “parels-voor-de-zwijnen-theorie” de uitkomst was. Geloofsbeoefening is een binnenkerkelijk gebeuren en een zaak voor thuis, maar op de werkplaats kan men er beter een beetje mee op de achtergrond blijven. Van meer moderne gereformeerden moet eigenlijk hetzelfde worden gezegd, met dit verschil, dat zij liever geen kleur bekennen, omdat men in een geëmancipeerde samenleving al gauw voor achterlijk wordt aangezien als men nog de diepere grondwaarheden van het christelijk geloof aanhangt en uitdraagt. In de lunchpauzes, aan tatel, kan men christenen dikwijls ongemakkelijk op hun stoel heen en weer zien schuiven als een gesprek onder collega’s de richting van meer diepere levensvragen en daarbij een persoonlijk oordeel van de deelnemers wordt gevraagd. Er zijn zelfs mensen, kerkmensen, die van oordeel zijn dat een al te duidelijke profilering van een godsdienstige levensinstelling op de carrièreontwikkeling invloed remmende invloed kan hebben. Men liet en laat dat soms in kleine dingen tot uitdrukking komen, bijvoorbeeld door bij een zakendiner geen gebruik te maken van de gelegenheid tot het onder christenen gebruikelijke gebedsritueel.

Het bedrijfsklimaat is niet overal hetzelfde

In de bijeenkomst met de Studenten kon de conclusie zijn dat de christen - naar boven, onder gelijken en naar ondergeschikten toe - als tijd, mate en manier met wijsheid in acht worden genomen, in allerlei situaties en op menig moment veel van zijn of haar geloof tot gelding kan brengen. In woord en daad. En dat dan zonder dat het hem of haar op openlijke vijandschap of hoon komt te staan. Daarop zijn natuurlijk uitzonderingen. Het bedrijfsklimaat is niet overal hetzelfde en men kan incidenteel en soms massaal te maken hebben met mensen die zelfs het fatsoen missen om voor een christelijke levensinstelling ook maar het begin van respect op te brengen. Maar voor wie in eerlijkheid en met wijsheid in woord en met daad getuige van Christus wil zijn, is genoeg ruimte op de werkplaats te vinden om van tijd tot tijd verantwoording van zijn geloof te doen.

Te zeer gefixeerd op eigen maatschappelijk succes

Die vraag naar het evenwicht tussen de bouw aan eigen carrière en het beschikbaar zijn voor de dienst van God vind ik intrigerend. Ik ervoer het als verbindend dat jonge mensen, bezig met universitaire studie, zichzelf serieus de vraag stellen hoe men met de spanning tussen die twee in onze tijd moet omgaan. Onthoud ik God niet te veel als ik al te zeer gefixeerd ben op mijn maatschappelijk succes en daarin alle tijd en energie steek? Kan ik het verantwoorden als ik de roeping om ook iets met en voor het Evangelie te doen voortdurend aan mijn maatschappelijke ambities ondergeschikt maak, door naast mijn dagelijks werk ook nog met intensieve studie bezig te zijn? Deze vragen moeten kerkeraden, die op jonge mensen soms heel lang tevergeefs een beroep doen omdat men nog aan carrièrebouw bezig is, als muziek in de oren klinken.

De bezinning rond deze vraag leverde als slotsom op:

a. dat het maatschappelijk economisch bestel in al zijn disciplines, wil de samenleving goed kunnen functioneren, mensen nodig heeft die met kennis en ervaring goed zijn toegerust. Die toerusting door middel van studie eist veel tijd en energie op; dikwijls betekent dat al een flinke aanslag op de tijd die het gezin - als daarvan sprake is - opeist; en dáár ligt ook voor de christen de eerste verantwoordelijkheid; je inzetten voor en toeleggen op een goede maatschappelijke ontwikkeling is geen zonde;

b. ongeremde carrièredrang, ongezonde competitiedrift, snel anderen voorbij willen gaan of - zo nodig - wegdrukken, snel willen doorstoten naar een salarisschaal die een riantere inrichting van het leven mogelijk maakt, zonder zich ook maar voor welke taak in Gods Koninkrijk dan ook beschikbaar te stellen, wijst niet op een levend geloof en degenen bij wie zich dit manifesteert, behoeven vriendelijk maar tegelijk duideiijke pastorale vermaning; wie zich toerust met dingen om maatschappelijk goed mee te kunnen functioneren, zal daarmee ook dienstbaar willen zijn voor de gemeente Christus. Want ook die vraagt, in een verscheidenheid aan taken, mensen met gaven en bekwaamheden.

Afstelling van het geweten

En dan was er tenslotte de “botsing van plichten”. leder mens die bij de overheid of in het bedrijfsleven werkt op een plaats en in een positie met méér dan gewone verantwoordelijkheden, kan er vroeg of laat mee te maken krijgen. Voor sommigen steekt daarin geen probleem. Ik heb christenmensen op min of meer belangrijke posities in het bedrijfsleven meegemaakt, die er geen moeite mee hadden aan bepaalde handelingen of regelingen die haaks stonden op normen van de christelijke ethiek, hun naam te verbinden en hun geweten het zwijgen op te leggen, eenvoudig omdat ze in het economiser! bestel als algemeen gangbaar golden. Maar er zijn ook voorbeelden te geven van christenen die op dit punt heel consciëntieus de stem van hun christelijk geweten volgden en zich onthielden van handelingen of het toepassen van regelingen die ook maar de geringste schijn hadden niet legaal te zijn. Om daarvan enkele voorbeelden te geven:

Meer dan één keer is mij door medewerkers uit exporterende bedrijven de vraag gesteld hoe ik dacht over hun medewerking (het helpen gereedmaken) aan exportdocumenten, waarin een lagere dan de werkelijke waarde van de goederen werd opgenomen om in het land van bestemming de invoerrechten te drukken. Uiteraard moest bij eventuele schade aan de goederen wel op basis van de werkelijke waarde worden uitgekeerd…

Ik heb christenen in het bedrijfsleven ontmoet, die weigerden bij Arabische ambassades hun handtekening te laten legaliseren, waarmee zij zogenaamde non-black-list-verklaringen moesten ondertekenen, verklaringen die inhielden dat men geen relatie met Israël onderhield, omdat men anders niet voor leveranties naar Arabische landen in aanmerking kwam. Ook niet-christenen hadden daarmee overigens soms moeite. Maar voor sommigen gold het als een gegeven dat in de internationale handel nu eenmaal onontkoombaar en vrij algemeen geaccepteerd was en men tekende dan ook voor het vaderland weg. Wat hier voor de de één moeilijk lag, was voor de ander geen probleem. De een heeft in geweten een ruimere afstelling dan de ander en de omstandigheden waaronder van botsende plichten sprake is, verschillen van situatie tot situatie.

Dat Christenstudenten in hun aanloop naar het bedrijfsleven - of welke andere sector van de samenleving dan ook - met vragen als deze bezig zijn, heb ik als bemoedigend ervaren.

Gaat het hier niet over dingen die ook op huisbezoek aan de orde kunnen komen? Misschien meer aan de orde zouden moeten komen, althans op adressen waar deze dingen als relevant worden ervaren? En dat zijn ze eigenlijk altijd en overal.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1996

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

HOE BEN JE CHRISTEN OP JE WERKPLEK?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 1996

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's