Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Comrie dichterbij (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Comrie dichterbij (4)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder de godgeleerden uit het einde van de zeventiende eeuw en het begin van de achttiende eeuw heerste veel verwarring over het leerstuk van de wedergeboorte. Sommigen vereenzelvigden roeping en wedergeboorte. Anderen lieten wedergeboorte en bekering samenvallen. Toch had de Synode van Dordrecht in de Dordtse Leerregels een duidelijk onderscheid aangebracht. Comrie heeft zich hierbij aangesloten en heeft daarbij steeds de nadruk gelegd op het onderscheid dat gemaakt moet worden tussen de wedergeboorte in engere en in ruimere zin.

Het onderwerp komt in de ”Eigenschappen” vele keren ter sprake.
Dank zij het uitgebreide register in de nieuwe uitgave, dat voortbouwt op een opzet van Comrie zelf, is in een oogopslag duidelijk dat hij drie keer min of meer uitvoerig op dit thema ingaat.

Engere en ruimere zin
In de preek over 1 Johannes 5:4 bespreekt Comrie het geloof als een genade, die de wereld overwint. Daarbij geeft hij eerst een omschrijving van de wedergeboorte in engere zin. Dat is ‘het almachtige, krachtige en onweerstaanbare werk van God, waardoor de uitverkoren zondaar van dood levend wordt gemaakt’. Daarbij moet elk voorbereidend werk als oorzaak worden uitgesloten. De wedergeboorte moet voor het geloof worden geplaatst, omdat het de wortel en het beginsel is, waaruit het ware geloof voortkomt. Immers, ‘als het geloof een levende daad en werkzaamheid van de ziel is, veronderstelt dit natuurlijk dat er leven is om die te kunnen uitoefenen’.
Bij de wedergeboorte in ruimere zin gaat het niet alleen om de levendmaking van de zondaar, maar ook om het herstel van Gods beeld in hem en om de voltooiing van het werk van God in de ziel. ‘Als men het woord zo gebruikt, worden het geloof, de bekering en alle andere genadegaven van de Heilige Geest erbij ingesloten. Al deze genadegaven vloeien uit de bron van de levendmaking’.

Zaad van de wedergeboorte
Ieder die geboren wordt, komt voort uit een zaadje dat op een geschikte manier is neergelegd. Dat geldt ook voor de grote geestelijke verandering van de wedergeboorte. Comrie verwijst onder meer naar Lukas 8:11: ‘Het zaad is het Woord Gods’. Als dat Woord door de samenwerking van Geest en Woord in het hart wordt neergelegd in de ziel, begint het nieuwe leven.
Comrie daalt laag af bij de beantwoording van de vraag waaruit kan blijken dat het zaad der wedergeboorte in het hart is gelegd: ‘Dat blijkt hieruit, dat men nauwgezetter op zijn daden begint te letten. Men wordt tegengehouden in zijn doen en laten.
Men komt net als de verloren zoon tot zichzelf, Men is en blijft zonder rust, De wereldse aangelegenheden zijn niet meer dan draf en vuil slijk. De arme ziel begint te merken, dat er wat anders moet zijn, hoewel ze niet weet wat (…). Ook kan niemand in deze veranderingen rust vinden’ (blz. 197).
Heel onderwijzend is ook de tekening die Comrie geeft van de vele manieren waarop het zaad der wedergeboorte in het hart wordt gebracht (blz. 197-201). Ik beperk mij tot een keuze. Comrie wijst allereerst op een vrome opvoeding, gegeven door ouders, leraren en onderwijzers. Kinderen beginnen zich af te vragen wie God is en hoe nodig het is wedergeboren te worden. De prediker van Woubrugge noemt ook het horen spreken van anderen over wat nodig is om zalig te worden en kloppingen in het geweten zolang men zich zijn doen en laten herinnert. Soms gebruikt God dromen in de nachtelijke uren, waarin de ziel zich haar ontzettende toestand voor ogen ziet gesteld op de oordeelsdag en dergelijke.
Maar het zaad kan ook in het hart worden gelegd door de verschijning in de droom van Jezus in Zijn liefelijkheid en met Zijn uitnodigingen.
Soms komt het zaad in het hart door een grote nieuwsgierigheid om wat anders en wat nieuws te horen. Dat nieuwe levensbeginsel vergelijkt Comrie met een embryo in het lichaam van de moeder. Het bezit alle elementen van het mens-zijn, maar moet nog tot voltooiing komen.

Vereniging met Christus
Als de Heilige Geest de eerste levende kiemen van het nieuwe schepsel in de ziel heeft gelegd, vindt er een vereniging plaats tussen Christus en de levend gemaakte zondaar. Die vereniging vindt plaats door de Heilige Geest zonder enige inbreng van het schepsel. ‘Maar zoals er een vereniging is vanuit Christus gezien, zo verenigt ook het levend gemaakte beginsel zich door geloof en liefde met Christus. Dit gebeurt uiteraard nog zwak zonder veel gevoel en vaak zonder bewustheid omdat dit beginsel nog in zijn allereerste stadium verkeert. Maar wij geloven wel dat het er altijd is’ (blz. 203). Er is geen tussenfase tussen de geestelijke dood en het geestelijke leven.
Het pastorale motief achter deze benadering heeft Comrie helder verwoord. Hij verzekert zijn lezers ‘dat we het niet eens zijn met hen die zeggen dat alles wat we tot nu toe gezegd hebben, geen zaligmakend werk is, totdat de ziel met bewustheid in een werkelijke en wederzijdse geloofsonderhandeling met Christus komt. O nee! Wij geloven dat vanaf het eerste ogenblik dat het zaad van de wedergeboorte in het hart werd gelegd, het zaligmakend werk van God begint’ (blz. 219).
Het beginsel van het nieuwe leven blijft schuilen in de ziel; het wordt er gekoesterd en dikwijls versterkt door geestelijke gestalten. Een van de grote beloften van het genadeverbond wordt in het hart van de zondaar vervuld: er is een walging over alle zonden die men heeft gedaan en men verfoeit zich voor de Heere. Men komt met de verloren zoon in het ver gelegen land tot zichzelf en beseft wat er bij de Heere te krijgen is. Met de tollenaar staat men achter in de tempel om te belijden: Wees mij zondaar, genadig! Er is een vluchten tot Jezus om te schreien om Jezus. Er is een vermogen om de allervriendelijkste nodiging van Jezus te horen, die de zondaar uitlokt om tot Jezus te komen.

Het zaligmakend geloof
De delen waarin dit nieuwe leven bestaat en die dus direct bij de wedergeboorte in de ziel gewerkt worden, brengt Comrie voornamelijk terug tot drie: het geloof, de hoop en de liefde. Aan het geloof geeft hij bijzondere aandacht. We raken hier aan een heel wezenlijk punt in zijn theologie dat ook voor de prediking en het geestelijk leven van zijn tijd van groot belang was en dat nog steeds is. Dat is de fundamentele overtuiging dat aan de geloofsdaad van de mens een daad van God voorafgaat. Nooit kan er een aannemen van Christus zijn als we niet eerst in Hem zijn ingelijfd.
Vandaar dat de eerste en zeer belangrijke preek van de “Eigenschappen” als thema meekreeg: ‘Het geloof is een genade, die de ziel zo nauw mogelijk met Christus verenigt’.

In de preken in de “Eigenschappen” brengt Comrie een aantal keren terloops een belangrijk punt onder onze aandacht, namelijk het onderscheid tussen de ‘hebbelijkheid’, de habitus, en de daad, de actus, van het geloof.
Dat gebeurt onder meer in de preek over Hebreeën 10:22 (blz. 363, 366).
Hoe kwam Comrie tot deze onderscheiding? Hij onderkende het werkelijke gevaar dat men aan de daad van het geloof zo’n grote waarde toekent dat deze op zichzelf rechtvaardigende kracht heeft. Wanneer het geloof als daad ons rechtvaardigt, is de rechtvaardiging uit de werken! Maar dan is het geen genade meer, waardoor we gerechtvaardigd worden. Daarom gaat Comrie terug van de daad, de actus, naar de hebbelijkheid, de habitus of het vermogen, de potentia.
In de verklaring van Zondag 7 van de Heidelbergse Catechismus zou hij later een brede uitwerking van deze gedachte geven (editie ds. G.H. Kersten, 1941, blz. 426-451). Met een voorbeeld betreffende ons zien verduidelijkt Comrie het gemaakte onderscheid. We moeten het vermogen om te zien onderscheiden van de daad van het zien. Iemand die geen gezichtsvermogen heeft, zal nooit de daad van het zien kunnen beoefenen. Om te kunnen zien, is het gezichtsvermogen onmisbaar. Zo is het met het gehoor, de reuk, en zo verder. Nu noemt Comrie dat vermogen de ‘habitus’ en de daarmee geoefende werkzaamheid de ‘actus’.
De geestelijk dode mens mist de habitus, maar in de wedergeboorte wordt deze habitus ingeplant. Dat is het geloof. Comrie onderscheidt zeer nadrukkelijk tussen dit geloof én het geloven, de daden, de werkzaamheden, de oefeningen. Zo handhaaft hij de volstrekte afhankelijkheid van de genade Gods. Dat vermogen, die hebbelijkheid, heeft in zichzelf geen kracht om te werken. Het is de Heilige Geest, Die door het Woord op dit vermogen inwerkt en zo de werkzaamheden voortbrengt. Anders gezegd: uit de genade van het geloof, waardoor de ziel met Christus verbonden is, vloeien de geloofsdaden, waarmee de ziel van haar kant Christus en Zijn weldaden aanneemt en omhelst, en steeds nauwer met Hem verenigd wordt.
Alleen zó kan men verstaan dat ook jong gestorven kinderen die zalig worden, het geloof deelachtig zijn, zonder dat het komt tot dadelijke geloofsoefening. Alleen zó kan men de kleingelovigen, de ‘gekrookte rietjes’ en de ‘rokende, smeulende vlaswiekjes’ op een bijbels-pastorale wijze behandelen, zonder ze te verbreken of uit te blussen. Alleen zó kan men ook verklaren dat er een volharding der heiligen is in dagen van geestelijke duisternis en verlating.

(slot volgt)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 2012

De Saambinder | 16 Pagina's

Comrie dichterbij (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 augustus 2012

De Saambinder | 16 Pagina's