Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BURGERLIJKE ONGEHOORZAAMHEID

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BURGERLIJKE ONGEHOORZAAMHEID

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is met woorden soms net als met tonen die blijven „hangen”; ze klinken dóór buiten het muziekstuk waar ze in thuis horen en zweven dan vreemd in de lucht. Woorden ontlenen hun betekenis aan de context waarin ze worden gebruikt. Los gehanteerd slaan ze nergens meer op.

Ziehier de eerste overweging van iemand aan wie is gevraagd over burgerlijke ongehoorzaamheid te schrijven. Immers: vrij gemakkelijk wordt de laatste tijd opgewekt tot burgerlijke ongehoorzaamheid. Door een deel van de werknemersvakbeweging, door actiegroepen, door politieke partijen zelfs. Zij bedoelen daarbij meestal niet meer dan de burger aan te sporen tot protest tegen ordeningen, die langs legale en normale democratische wegen zijn tot stand gekomen dan wel tot stand dreigen te komen. En zij bedienen zich dan van de term burgerlijke ongehoorzaamheid, omdat deze uit de historie nog een geladen, bijna sacrale klank met zich draagt. Zij manipuleren met een toon die is blijven hangen, doch die zijn oorspronkelijke functie allang heeft verloren.

Die toon had vroeger iets te maken met Romeinen 13 (de positie, naar schriftuurlijk inzicht, van de burgerlijke overheid) en vooral ook met Handelingen 5 vers 29: de plicht van de christen-burger om gehoorzaamheid aan God primair te stellen, met dan soms ongehoorzaamheid aan de overheid als zware en moeilijke consequentie.

Met het zicht op dit dilemma hebben onze voorouders hun laatste keuzen gemaakt en de gevolgen van die keuze gedragen. Wat iets geheel anders is dan het blijven opponeren tegen „een rechtsorde die de onze, de mijne niet is”, zoals dat in deze tijd maar al te vrijmoedig wordt gedaan.

Het onzorgvuldig gebruik van het begrip burgerlijke ongehoorzaamheid is mede ontstaan doordat steeds minder burgers bij het aangeven van de positie van de overheid aan Romeinen 13 en bij het funderen van enig recht van verzet aan Handelingen 5 zijn gaan denken. Dr. K. de Jong Ozn. schreef nog onlangs in het dagblad Trouw, dat we zijn terechtgekomen in een samenleving, waarin de aan het Evangelie ontleende normen niet meer gelden, waarin daarop ook geen beroep meer kan worden gedaan. Iets dergelijks constateert de ethicus dr. G. Manenschijn: De louter beschrijvende benadering van politieke en maatschappelijke verschijnselen betekent een diepe breuk met een eeuwenoude traditie, waarin politiek bewust op een ethische wijze werd gedefinieerd. Die traditie is te vinden zowel in het joods-christelijke erfgoed als in het grieks-romeinse. Pas in de twintigste eeuw wordt de waarde van deze traditie diepgaand in twijfel getrokken. Echter: er is geen politieke handeling te bedenken, die zich aan een ethische waardering kan onttrekken. Doch dit te doen wordt moeilijker nu er van een „publieke moraal” geen sprake meer is. De moraal is geprivatiseerd en gefragmentariseerd. Een morele of een godsdienstige overtuiging heeft alleen nog particuliere betekenis; zij kan tenslotte even zovele vormen aannemen als er persoonlijke opvattingen zijn (Christen Democratische Verkenningen; september 1984).

Gegeven deze ontwikkelingen kan men met de term burgerlijke ongehoorzaamheid twee kanten uit. De kant die tegenwoordig meer en meer gekozen wordt, namelijk die van de louter beschrijvende benadering naar de huidige stand van zaken, waarbij wordt vastgesteld dat burgerlijke ongehoorzaamheid niet meer is dan „het niet opvolgen van door een overheid gestelde voorschriften”, zoals bijvoorbeeld de Rotterdamse politicoloog prof. Van Schendelen voorstaat. Dan valt alles er onder, wat voortvloeit uit verschillen in opvatting tussen overheid en burger. Of: het begrip als het ware herijken en het zijn bijzondere status in het politieke handelen van burgers teruggeven. Een poging daartoe heeft J. Rawls gedaan met zijn definitie: Burgerlijke ongehoorzaamheid is een publieke, geweldloze, gewetensvolle en toch politieke handeling tegen de wet, gewoonlijk begaan met de bedoeling een verandering in de wet of in de politiek van de regering tot stand te brengen.

Bezien naar deze definitie opent burgerlijke ongehoorzaamheid de mogelijkheid om op een verantwoorde manier, op basis van een overtuiging, overheden te bewegen zich opnieuw en terdege op de ethische (godsdienstige) merites van hun regelgeving te bezinnen. Buiten het begrip burgerlijke ongehoorzaamheid vallen aldus alle toegestane vormen van protest, evenals protesten op grond van overwegingen van groeps-of particulier belang. Burgerlijke ongehoorzaamheid wordt dan weer een - laatste - middel om bij politici aandacht te vragen voor dieperliggende normen en waarden, welke het de burger eenvoudig onmogelijk maken zich aan uitgevaardigde regels te onderwerpen.

De bedrijver van burgerlijke ongehoorzaamheid is er bij zijn actie niet op uit voor zichzelf ontheffing te verkrijgen van de hem bezwarende regeling. Daar staan in een goed democratisch bestel, dat ook rekening houdt met minderheden, andere wegen voor open, zoals afzonderlijke wetgeving ten behoeve van gewetensbezwaarden. De bedrijver van burgerlijke ongehoorzaamheid streeft naar vervanging van hem bezwarende wetgeving door andere. Zijn geweten gebiedt hem te bewerken, dat ook anderen niet door de vigerende maatregelen getroffen worden, dat hetgeen hem bezwaart en ook anderen naar zijn mening zou moeten bezwaren, uit de wetgeving verwijderd wordt.

Daden van burgerlijke ongehoorzaamheid staan niet altijd in rechtstreekse relatie tot de gewraakte regelgeving. Voorbeeld van een direct verband is dat van de dienstplichtige, die „totaal-weigeraar” wordt, hetgeen betekent, dat hij geen gebruik maakt van bestaande ontheffingsmogelijkheden voor gewetensbezwaarden, maar kiest voor de straf die op weigeren staat met de bedoeling de dienstplicht als zodanig en in sommige gevallen ook het defensiebeleid aan te vechten. Of dat van sommige vrouwen, die in de twintiger jaren niet bij de stembus verschenen, zich ook niet beriepen op „gemoedsbezwaren” zoals dat toen heette, maar de op het negeren van de bestaande verschijningsplicht gestelde straffen (geldboeten en soms ook hechtenis) ondergingen.

In het klassieke voorbeeld van burgerlijke ongehoorzaamheid ligt het verband minder direct. De Amerikaan Thoreau weigerde in 1842 een bepaalde belasting te betalen om door middel van die weigering te protesteren tegen het feit dat in de Verenigde Staten van Noord-Amerika de slavernij nog niet was afgeschaft en tegen het voeren van een naar zijn mening imperialistische oorlog tegen Mexico. Thoreau belandde (zij het ook maar kort) in de gevangenis, doch zijn daad kreeg effect in brede kring.

Eerder constateerden wij, dat evangelische noties in onze samenleving schaars geworden zijn. Eveneens, dat ethische uitgangspunten in het politiek bedrijf nogal eens vervagen. Zo zij in de politieke programma’s al aanwezig zijn, verschuiven zij bij de uitvoering van de programmapunten meer naar de achtergrond, mede als gevolg van compromissen, die in de loop van het politieke handelen moeten worden gesloten. Toetsing van het uiteindelijke resultaat kan in zo’n situatie enkelingen en groepen in gewetensnood brengen.

Deze gewetensnood is een zaak, die de bezwaarde aan de kring van zijn geloofsgenoten moet kunnen voorleggen. Dit is immers de enige kring waarbinnen zijn moeite kan worden begrepen. Een beroep op begrip is overigens niet alleen op zijn plaats, wanneer de overwegingen hebben geleid tot een gewetensvol „nee” tegen de ontstane wetgeving. Ook een weloverwogen „ja”, na een worsteling met de materie en de eigen verantwoordelijkheid, een worsteling die wel eens kan leiden tot de onoverkomelijke keuze tussen twee verschijningsvormen van het kwaad, kan broeders en zusters in omstandigheden brengen waarin zij zich alleen nog maar kunnen beroepen op de kerkelijke gemeenschap, een plek waar, als het goed is, hun zorg gezien en verstaan wordt.

Ambtsdragers zullen eraan moeten wennen, dat deze tijd, deze samenleving, hun de taak te begeleiden en mee te gaan op moeilijke wegen als hier bedoeld op de schouders legt. Gemeenteleden dienen te beseffen, dat meeleven, meeworstelen, meebidden met degenen die aan hun verantwoordelijkheid in en jegens deze samenleving lijden, tot de specifieke opdrachten behoort, waar deze tijd ons voor plaatst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1985

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

BURGERLIJKE ONGEHOORZAAMHEID

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 november 1985

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's