Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Combinaties van gemeenten beroepen (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Combinaties van gemeenten beroepen (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie kennis neemt van de rubriek beroepingswerk in de kerkelijke pers, kan het met zijn eigen ogen waarnemen dat in de laatste tijd beroepen worden uitgebracht door combinaties van gemeenten. In dit verband noemen we een aantal van dergelijke samenwerkingsverbanden die inmiddels zijn gekomen tot gezamenlijk beroepen van een predikant: Andelst/Ederveen, Nijkerk/Zwartebroek-Terschuur en Veen/Werkendam. Een reeds jarenlang bestaande combinatie van gemeenten is die van de gemeenten Nieuwaal/Zuilichem. Van andere gemeenten is bekend dat deze in een min of meer verder gevorderd stadium van overleg verkeren om te bezien of men kan komen tot het vormen van een combinatie. Waar men in de ene situatie nog verkeert in de oriënterende fase en er nog slechts verkennende besprekingen met elkaar worden gevoerd, is men in het andere geval zover dat de principebereidheid is uitgesproken om samen over te gaan tot het beroepen van een eigen herder en leraar. Het wachten is nog op de uitwerking van de plannen. Er kleeft immers naast het geestelijke aspect aan deze kant ook een financiële en praktische zijde.

Totstandkoming van een combinatie van gemeenten
Elke gemeente behoort het gezonde verlangen te hebben om in prediking, pastoraat en catechese bearbeid te worden door een eigen herder en leraar. Me dunkt, dat is een bijbels gegronde zaak. Als de begeerte daartoe ontbreekt, is er geen gedachte om ooit te komen tot het beroepingswerk. Uitgangspunt is dus de wens dat de gemeente bewerkt wordt door een eigen predikant. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de gemeente in staat is een eigen predikant te onderhouden en in zijn levensonderhoud te voorzien. Immers, het schept verplichtingen als een kerkenraad of een gemeente overgaat tot het beroepen van een predikant. Bekeken dient te worden of het begrotingsbudget van de kerkelijke gemeente over meerdere kalenderjaren bezien toereikend is om een volledige predikantsplaats (in kerkelijk jargon uitgedrukt met een bezettingsgraad van 12/12) te kunnen financieren. Op de begroting dient globaal uitgedrukt rekening gehouden te zijn met de benodigde gelden voor een predikantstraktement, voor de huisvesting van de predikant en zijn eventuele gezin alsmede met de afdrachten voor de landelijke kerk. Voor gemeenten zijn getallen beschikbaar en inzichtelijk om snel te kunnen berekenen om welke bedragen het gaat. Indien het mogelijk blijkt zelfstandig tot het beroepen van een predikant te kunnen overgaan, hoeft een gemeente niet direct te denken aan een samenwerkingsverband. Hoewel: er zijn soms situaties waarin de gemeente door Gods goedheid met weinig moeite haar eigen financiën op orde heeft en feitelijk gezien eerder een 16/12 dan een 12/12 predikantsplaats zou kunnen bezitten, louter op grond van ledental en vermogen. In een dergelijk geval is het niet onmogelijk dat een grote gemeente een in de nabijheid gelegen kleinere gemeente van dienst kan zijn door met die gemeente een samenwerkingsverband aan te gaan om zo te kunnen komen tot het creëren van een plaats, waarop men gezamenlijk redelijkerwijs gesproken een predikant kan beroepen. In de meeste gevallen zal een combinatie van gemeenten tot stand komen indien twee in elkaars nabijheid gelegen gemeenten elk voor zich niet in staat zijn zelfstandig het begrotingsbudget voor een volledige predikantsplaats op te brengen. Die nood doet omzien naar een andere gemeente die in dezelfde omstandigheden verkeert.

Ook een geroepen predikant behoeft levensonderhoud
Het besef is levend en dient dat beslist te zijn, dat ook predikanten en hun eventuele gezinnen moeten kunnen leven van een normaal, niet overdreven traktement. Zij zijn, als het recht ligt, geroepen dienstknechten van de Heere, mannetjes uit het stof verrezen en mitsdien zijn zij gewone mensen, van gelijke bewegingen als ieder ander mens. Natuurlijk is het waar dat een predikant die van Godswege geroepen is, gáán zal waarheen hij wordt geroepen, ongeacht de omstandigheden en het hem geboden traktement. Dat er ter zake van dit punt allerlei verhalen in omloop zijn die in twijfel trekken of het in de praktijk altijd zo gaat, is mij uiteraard bekend. Ik zal ook niet ontkennen dat er wel eens terecht vragen worden gesteld en dat uitlatingen vanuit een pastorie ook wel eens lijken te wijzen op minder geestelijke overwegingen die bepalend zijn (geweest) bij te nemen beslissingen inzake uitgebrachte beroepen. Het is voor een predikant een bijzondere verantwoordelijkheid om voor Gods aangezicht de rechte beslissing te nemen als een roepende gemeente hem heeft gesteld voor de plicht drie weken na het neerleggen van een beroep bij de man het juiste antwoord te geven. Wat is er als het goed is een enorme worsteling met zijn Zender om bij God de Heere vandaan zeker te weten wat men antwoorden moet. Hoe wordt juist in zo’n periode ervaren dat ook in het hart en leven van een predikant geldt: ‘daar komt nog vlees en wereld bij’. Als zó wordt omgegaan met het beroepingswerk en de predikant bereid en gewillig gemaakt wordt om de weg te gaan die de Heere hem wijst, dan hebben we uiteindelijk het aldus verkregen antwoord te respecteren, wat de uitkomst ook zij.

Nu kom ik bij het punt dat in verband met mijn onderwerp genoemd moet worden. Als een gemeente zelfstandig niet kan overgaan tot het beroepen van een predikant op een volledige predikantsplaats en dus met een volledig traktement, moet men niet te gemakkelijk redeneren en zeggen: ‘Wanneer een kandidaat of predikant van God geroepen is, komt hij tóch wel, ook al kan hij niet rondkomen.’ Er zijn allerlei situaties denkbaar dat men op een verantwoorde wijze wél een predikant beroepen kan op een niet-volledige predikantsplaats, ik weet het. Er zijn docenten, er zijn studerende predikanten, er zijn predikanten die vanwege hun afnemende of afgenomen gezondheid niet meer in staat zijn de last van de volle dienst te dragen, er zijn soms mogelijkheden om elders pastoraat te bedrijven of als predikant een functie te hebben waardoor men zich binnen de kerk dienstbaar mag stellen, er zijn gemeenten met een grotere financiële armslag en er zijn ongetwijfeld andere redenen te noemen waarin een deeltijds gemeente zelfstandig kan overgaan tot het beroepen van een predikant. Dat is de kwestie niet. Het gaat mij er in dit verband om eerlijk de vraag onder ogen te zien of het verantwoord is als afzonderlijke gemeente alleen te komen tot het beroepen van een predikant en hem slechts voor 3/12, 6/12 of voor een ander deel te kunnen onderhouden. Het zou kunnen dat alsdan het probleem van de gemeente wordt afgewenteld op de predikant en zijn eventuele gezin. Een gemeente kan formeel handelen en gerechtigd zijn een beroep op een dusdanige wijze uit te brengen en een predikant kan zich moreel gedrongen achten een zodanig beroep voor het heilig aangezicht des Heeren ernstig en eerlijk te overwegen vanuit de overtuiging dat hij élk beroep dat van andere zijde op hem wordt uitgebracht op dezelfde wijze moet overwegen. Zo zou ikzelf althans in deze dingen staan. Een predikant die naar de orde der kerk beroepbaar is en die een beroep krijgt, beroept zichzelf niet, hij ontvangt een beroep en is geroepen daarmee om te gaan zoals hierboven is omschreven. Genoemde overweging of een beroep met een niet bijpassend traktement om in het levensonderhoud te voorzien, dient dan ook niet op het bord van de predikant te worden gelegd, deze overweging dient plaats te vinden aan de zijde van een kerkenraad en gemeente die begeert te komen tot het beroepen van een eigen herder en leraar. Zij mag geen predikant of predikantsgezin in financiële verlegenheid en nood brengen. Als kerk zouden we zeer verlegen zijn met zulk een situatie. Om dit deelonderwerp concluderend af te ronden: ook langs deze weg kan men tot de conclusie komen om samen met een andere gemeente een combinatie aan te gaan en in onderlinge samenwerking te komen tot het beroepen van een predikant die men dan als gemeenten ‘deelt’.

Aangezien met bovenstaande regels nog maar een klein gedeelte van de totale en complexe problematiek is benoemd, hoop ik hierop in een ‘wordt vervolgd’ terug te komen. Bovenal zij, worde en blijve dit onderwerp een zaak van gebed, niet alleen in de desbetreffende gemeenten, maar in het geheel van onze kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Hersteld Hervormde Kerk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 2008

Kerkblad | 12 Pagina's

Combinaties van gemeenten beroepen (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 oktober 2008

Kerkblad | 12 Pagina's