Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oriëntatie rondom participatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oriëntatie rondom participatie

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

(een verkenning inzake de relatie tussen chr. geref. diaconieën en het algemeen maatschappelijk werk)

1. Binnen ons jeugdhuis wordt er, wat de leiding en begeleiding betreft, gewerkt met z.g. professionele (vakkundige) krachten.

De NOODZAAK daarvan wordt door ons onderkend.

2. Vanaf de periode na 1945 heeft het diaconaat begrepen dat er zich situaties kunnen voordoen bij gemeenteleden en/of gezinnen, waarbij deskundige hulp noodzakelijk is. (Opkomst christelijk maatschappelijk werk ).

3. Deze visie heeft er toe geleid dat er vele plaatselijke/regionale stichtingen ontstonden, veelal op geref. grondslag, die het algemeen maatschappelijk werk gingen uitvoeren.

In de meeste gevallen waren onze kerken/diaconieën hierbij betrokken (participatie).

4. De daarna ontstane ontwikkelingen binnen het maatschappelijk werk zijn niet voldoende of nauwelijks onderkend door de participanten.

In verband met het proces van schaalvergroting werden wij opnieuw geconfronteerd met deze materie en moesten wij onze positie bepalen.

Door deze schaalvergroting is in de meeste gevallen de directe relatie tussen diaconieën en uitvoering (bestuursbeleid) weggevallen.

5. Om principiële motieven en praktische oorzaken vindt op dit moment een afstoting plaats tussen chr. geref. diaconieën en uitvoeringsorganen voor maatschappelijk werk.

6. Vanuit de stelling nr. 1 (noodzaak deskundigheid) dient te worden gesteld dat noch het pastoraat noch het diaconaat, gezien de huidige ontwikkelingen binnen de samenleving, het kan stellen zonder het algemeen maatschappelijk werk.

7. Dit brengt ons tenslotte tot een aantal opmerkingen/vragen:

— er moet (weer) ruimte komen voor christelijk maatschappelijk werk

— een goede opleiding is derhalve nodig

— binnen de huidige of nieuwe organisaties moeten daarvoor voldoende waarborgen aanwezig zijn

— als een groot deel van de diaconieën er nu niet meer bij betrokken is, hoe krijgen we dan weer visie op genoemde zaken en wat doen wij in bepaalde situaties ?

— is het mogelijk/noodzakelijk een landelijke adviseur aan te trekken ( maatschappelijk werker-(ster) ?

in hoeverre kan de chr. geref. vereniging voor kinderbescherming daarbij een rol spelen ?

Oriëntatie rondom participatie.

Wanneer u de stellingen hebt bestudeerd, zijn daarin een drietal hoofdlijnen te ontdekken:

a. aandacht voor het vak

b. bezorgdheid vanuit het diaconaat/ alsmede bezorgdheid over het diaconaat

c. op zoek naar alternatieven

A. aandacht voor het vak.

Wanneer ik die aandacht van u opeis, dan moeten we leren kijken door een diaconale bril. U bemerkt dat het vak van maatschappelijk werker of werkster, diverse raakvlakken heeft met het diaconaat.

In het algemeen gesteld, het gaat hierbij om mensen te helpen vanuit een bepaalde ontstane nood-situatie. Dat doen we vanuit het diaconaat toch ook ?

Het was daarom ook niet te verwonderen dat de geschiedenis van het maatschappelijk werk, met name in ons land, ontstond vanuit dit diaconaat.

Het is ook de visie van het diaconaat geweest om te stellen dat er NAAST de uitvoering van het diaconaat binnen de kerkelijke gemeente, plaats moest zijn voor deskundige hulp, verricht door vakmensen. Er zijn nu eenmaal terreinen waar wij als „leken” geen kijk op hebben.

We moeten echter nog wat dieper spitten. Het maatschappelijk werk van de jaren 1950, waarbij het diaconaat zich zo goed kon vinden, is er niet meer. Kon men het toen af met een beetje kennis en veel sociaal gevoel, nu vraagt het een studie van een viertal jaren en komt de afgestudeerde met veel bagage van de academie.

De vraag wordt tegenwoordig nog wel eens gesteld, is dat nu allemaal wel nodig ? Ik wil die vraag in eerste instantie met een duidelijk „ja” beantwoorden. Om dat „ja” wat breder te kunnen omschrijven moeten we een noodzakelijk uitstapje maken. Het gaat er daarbij om dat we de huidige samenleving eens aankijken. Natuurlijk kan ik slechts enkele zaken noemen.

Reeds jaren zijn wij in de greep van de industrialisatie, met al de gevolgen van dien. Deze samenleving, met zijn goede sociale voorzieningen worstelt ondanks dit alles met het probleem van de eenzaamheid.

Zelfmoord is aan de orde van de dag. De dreiging van de werkloosheid ervaren velen en brengt de nodige spanningen met zich mee. Daardoor gaan huwelijken kapot en zijn de kinderen de dupe.

Er vallen jaarlijks velen in het verkeer. Anderen, die het leven behouden, zijn door hun ongeval gehandicapt, daaronder komen steeds meer jongeren voor.

De rusteloosheid van de huidige mens, met al zijn onzekerheden komt elke dag op je af. En in déze wereld leeft, werkt, ook de christen.

Wanneer u goed om u heen kijkt, ook binnen uw eigen kerkelijke gemeente, dan ervaart u de gebrokenheid van ons mensen. De zonden worden bedreven en maken mooie dingen in dit leven kapot. Natuurlijk wijst de Bijbel ons in dit alles DE WEG. De christen ervaart als het goed gaat, ook iets van de rust in de Here. Maar het verlost hem niet altijd van veel moeite in dit leven.

Het pastoraat en het diaconaat hebben hier een duidelijke roeping, maar het christelijk maatschappelijk werk kunnen we hierbij niet missen.

Met opzet heb ik gezegd, het christelijk maatschappelijk werk kunnen we niet missen.

Binnen het kader, aandacht voor het vak, moeten we daarom ook nog op verkenning naar de methode van het vak. Wat is eigenlijk maatschappelijk werk; bestaat er christelijk maatschappelijk werk ?

Ik betreed hier een moeilijk terrein. Laten we als aanknopingspunt vasthouden dat de maatschappelijk werker altijd bezig is met mensen.

Vandaar dat men werkt met bepaalde methodieken.

Ik geef hier een omschrijving die ik destijds ook heb gebruikt in een tweetal artikelen in A.C. over de deconfessionalisering in het maatschappelijk werk:

a. de vooronderstelling van een maatschappelijke nood

b. de hulp ter bestrijding van die nood moet op systematische wijze worden verricht

c. de nadruk moet worden gelegd op het individuele karakter van de hulpverlening n.l. van mens tot mens.

Het maatschappelijk werk tracht dus een oplossing van een maatschappelijke nood te zoeken niet alleen VOOR de cliënt, maar veel meer MET de cliënt. Door diverse gesprekken zullen de feiten verzameld moeten worden, zal men moeten komen tot een bepaald behandelingsplan; verschillende storingen moeten worden onderkend, verkeerde schuldgevoelens weggesproken; kortom men zal de mens trachten daar te brengen waar hij weer in volle vrijheid zelf zijn situatie aan kan. Daarbij zal de maatschappelijk werker zo objectief mogelijk te werk moeten gaan. Dit is een vaktechnische bearbeiding die wel de hoofdfunctie van het maatschappelijk werk wordt genoemd.

In zijn boek „Maatschappelijk werk in deze tijd” merkt dhr. Traas op: „het opmaken van een diagnose en hulpverleningsplan is een uitermate moeilijke maar ook een delicate zaak. Wanneer men zich vergist in de aard van de problematiek, gaat ook de gehele hulpverlening in de verkeerde richting”.

Genoeg hierover, hopelijk komt het goed bij u over, waarbij het duidelijk wordt dat we hier te doen hebben met een noodzakelijk maar ook gevaarlijk beroep. En dat gevaarlijke betrek ik dan op de methodische behandeling van mens tot mens.

Want op dit punt voornamelijk ga ik spreken over christelijk maatschappelijk werk en ander maatschappelijk werk.

Als christen maatschappelijk werker kan en mag ik n.l. niet in alles mee met wat me de cliënt tijdens de methodische behandeling aanreikt. Zijn aangegeven weg kan naar mijn Bijbelse normen wel eens niet mijn weg zijn.

Hier wringt de schoen !

En als u nu aan de huidige opgeleide werker vraagt, wat doet u hier nu mee, dan is veelal het antwoord: niets. Vanuit de stellingen:

ieder mens is uniek

ieder mens heeft waarde, betekenis

iedereen heeft recht op vrijheid van keuze

iedereen draagt verantwoordelijkheid

ieder mens heeft recht op ontplooiingsmogelijkheden

iedereen bezit de mogelijkheid tot verandering

ga ik met ieder mens van start, onderken ik zijn levensbeschouwing, ga ik met de christen zijn gekozen weg en met de humanist de weg die hij aangeeft. En ik mag tijdens deze methodische behandeling hem niet dié visie aanreiken die mijn visie is.

Maatschappelijk werk in deze zin is dan pure hulpverlening gebaseerd op het sociaal functioneren van de individuele mens in de samenleving.

In feite is deze visie al weer achterhaald. Tegenwoordig stelt men het zo: mijn cliënt met huwelijks-moeilijkheden of moeilijkheden met huisvesting enz. is het slachtoffer van de huidige structuren van onze samenleving. Ik ben er als maatschappelijk werker niet wanneer ik deze mens help, ik moet de structuren te lijf. Misschien wat te generaliserend gezegd, maar dit is het klimaat wat u tegenkomt binnen de uitvoerende stichtingen en deze visie houdt beslist niet op bij een stichting op prot. chr. basis.

Deze ontwikkelingen hebben we te weinig gezien, ondanks onze deelname in diverse stichtingen. Waarom niet ? Misschien werden we te weinig geïnformeerd, maar het is ook mogelijk dat we er te weinig mee hebben gewerkt.

Terecht merkt drs. A. G. Balke op in „Wapenveld” juni 1972: „deze professionalisering is het eerste element van verwarring in de ontwikkeling. De diaconieën of de diakenen in stichtingsbesturen brachten dit niet altijd in rekening bij hun beeld en beleid”.

Door het proces van schaalvergroting gaan onze ogen nu open.

Bij dit alles blijft er nog een vraag open. Wat is christelijk maatschappelijk werk ?

Om te beginnen wortelt het christelijk maatschappelijk werk in een bijbelse mensbeschouwing. De mens is geschapen naar Gods beeld, de zondeval is volop realiteit. Maar ondanks deze val met al de gevolgen van dien blijft de mens „relatie” nl. tot God (schepper-schepsel) ; tot de naaste en tot de natuur (het geschapene). Deze korte opsomming is reeds een duidelijke afbakening.

Een vraag die verder reikt is: hoe breng ik het evangelie op verantwoorde wijze in het geding tijdens mijn methodische behandeling. Op deze vraag is reeds veel gereageerd. Ik beperk mij nu tot enige citaten uit de brochure „Proef op de professie”, die enige jaren geleden is verschenen. Het betreft hier een referaat van prof. dr. Roscam Abbing over „bestaat er een evangelische methodiek van het maatschappelijk werk” ? In deze brochure worden dan in eerste instantie een aantal indirecte motieven aangedragen om het evangelie tijdens de methodische behandeling aan te reiken.

— het motief om te helpen is reeds evangelisch bepaald

— de visie op de medemens is ook evangelisch bepaald

(uiteraard heb ik het hierbij over christelijk maatschappelijk werk)

— de liefde die aan een cliënt wordt geschonken is een „stille maar toch sprekende heenwijzing” naar de liefde van Christus.

Er wordt ook sterk gewezen op het leefmilieu in de tehuizen.

„Het spreekt vanzelf dat in dat totale langdurige leefmilieu van een christelijke instelling de naam van God en Christus niet stelselmatig wordt doodgezwegen”. In dit verband wordt er ook op de gezinsverzorging gewezen. „Wanneer er geholpen moet worden in een christelijk gezin spreekt het vanzelf dat het werk van moeder dat wordt waargenomen, uit dezelfde geest gebeurt”. Nog één citaat:

„Het kan ter zake zijn, om hem (de cliënt) een evangelisch bepaalde visie aan te reiken betreffende de weg die hij ging en gaat en betreffende de wegsplitsing waarop hij de verdere weg kiezen moet. Hij moet zelf kiezen, op eigen verantwoordelijkheid, maar het zou dwaas zijn hem de oriëntatie te onthouden aan de hand waarvan hij kan aftasten wat de goede weg, de juiste oplossing, mag zijn. Het kan ter zake zijn hem uit te leggen, als hij naar God wil vragen, wat Gods bedoeling is met zijn leven, met het huwelijk, met het bezit enz.

Dat alles, nog eens, dus niet als een stichtelijk sausje, niet als los bijvoegsel, maar als iets dat in het volle contact met de ander situationeel geheel terzake kan zijn. Het zou onzakelijk zijn dan niet het Evangelie in het geding te brengen”.

Hieruit blijkt dat het mogelijk moet zijn om op wetenschappelijk niveau christelijk maatschappelijk werk uit te voeren. Want vergeet u niet het gaat er hier niet om dat de cliënt vraagt om een christen maatschappelijk werker of om een christelijke behandeling. Neen, hier wordt ongevraagd vanuit het christelijk maatschappelijk werk een handeling verricht.

Een opleiding op dit niveau voor de a.s. werkers is er niet meer. Ook daarom is een sociale academie vanuit de geref. gezindte bittere noodzaak. Vanuit dit instituut zullen al deze zaken opnieuw aan de orde moeten komen.

We hebben lang moeten stilstaan bij het eerste punt, n.l. aandacht voor het vak. Lang niet alles is gezegd of uitgediept. Twee zaken kunnen ons nu duidelijk zijn.

a. maatschappelijk werk is nodig, vakkennis is daarbij vereist

b. er bestaat christelijk maatschappelijk werk.

b. 1 bezorgdheid vanuit het diaconaat

Ik kan hier betrekkelijk kort over zijn. Over het algemeen kunnen wij onze gevallen niet meer kwijt aan een maatschappelijk werker. Dit komt omdat zijn methodiek en visie niet de onze is.

Door het proces van schaalvergroting zien we het allemaal niet meer zitten en trekken wij ons in de meeste gevallen als chr. geref. diaconieën terug. Dit gebeurt vanuit de getekende bezorgdheid.

Soms maken we daarbij nog een optelsommetje. Hoeveel chr. geref. gevallen zijn er dit jaar door de stichting behandeld ? Het aantal is vaak gering.

Conclusie: het is bij ons niet meer nodig. Uit het voorgaande betoog kan het u duidelijk zijn dat ik deze visie niet deel. Er blijven te allen tijde, en als ik mij niet vergis, in de toekomst in meerdere mate, gevallen die noch door het pastoraat noch door het diaconaat behandeld kunnen worden.

Uw bezorgdheid deel ik uw non-participatie in de meeste gevallen ook.

Ik constateer, hopelijk met u, nu een bepaalde leemte — een gat. En dat kan op een bepaald moment problemen met zich meebrengen. Verschillende diaconieen die om principiële redenen niet meer participeren hebben mij daarop al geattendeerd.

We moeten nu beginnen aan een oplossing, maar daarover straks nog meer.

b. 2 bezorgdheid OVER het diaconaat

Slechts enkele diaconieën voelen aan dat wanneer er geen sprake meer is van een relatie maatschappelijk werker/diaconaat, nu vele noodgevallen via het diaconaat moet worden opgelost.

Helaas moet ik constateren dat het diaconaat in zijn totaliteit binnen onze kerken hier niet op ingespeeld is. En wanneer dat wel het geval is, dan ervaart’ men dat als een verzwaring van het toch al belaste ambt van diaken.

Want wat gebeurt er niet meer: Er komt wekelijks geen oproep in de kerkelijke pers dat men zich voor noodgevallen kan wenden tot een stichting voor maatschappelijk werk. Wanneer u dus echt diaconaal wilt bezig zijn zult u moeten weten wat er binnen uw gemeente te koop is.

Dat is voor een kleine gemeente net zo moeilijk als een grotere. De kleine kunnen MENEN dat er niets is, de grotere zullen het organisatorisch wat moeilijker kunnen opvangen.

Ik ben echter van mening dat het volgende, gezien de ontstane situatie, moet gebeuren:

u moet binnen uw diaconie studie maken van diverse zaken; dep. AD-MA kunnen u daarbij helpen.

u moet op diaconaal huisbezoek t.b.v. een totale inventarisatie van de mogelijkheden en de moeilijkheden binnen uw gemeente.

noch sterker dan voorheen komt het aan op samenwerking tussen de ambten.

Wanneer u tot deze werkzaamheden overgaat, en er zijn er gelukkig, dan zult u merken dat bepaalde zaken die voorheen automatisch werden overgeheveld aan een maatschappelijk werker nu kunnen worden opgevangen binnen de eigen kerkelijke gemeente.

Dit alles lijkt in tegenspraak met hetgeen ik bepleit heb ten opzichte van het maatschappelijk werk. Zo is het echter niet bedoeld. Wel is het mijn overtuiging dat er veel binnen de gemeente des Heren moet kunnen worden opgevangen. Juist binnen ons kerkverband, o.a. omdat de meeste gemeenten nog wel te overzien zijn.

En hiermee zitten we midden in het probleem van de juiste uitvoering van het diaconaat binnen de gemeente.

Het niet meer participeren geeft een verzwaring aan het diaconaat, maar het is niet bedoeld als het enige alternatief. En dat brengt mij dan tenslotte naar het laatste punt:

Op zoek naar alternatieven

Vanuit de stelling nr. 7 moet u als diakenen aan het werk.

Dat kan betekenen, wanneer u nog wel een relatie hebt binnen een bepaalde stichting, dat u uw eigen identiteit, de noodzaak van christelijk maatschappelijk werk aan de orde stelt.

In zijn totaliteit zullen wij achter de initiatieven moeten staan van een nieuwe verantwoorde opleiding.

Dat is de ene kant.

De andere zijde laat zien een behoorlijk aantal diaconieën die formeel niet meer kunnen terugvallen op een bepaalde stichting. En vanuit deze diakonieën wordt gevraagd naar een alternatief.

Er is tijdens de confrontatie met verschillende diaconieën wel eens gedacht aan een landelijk adviseur. Verder is het mij bekend dat de vrijgemaakte kerken binnen verband per provincie een maatschappelijk werker hebben. Is daar misschien een relatie mee te onderhouden ?

In hoeverre kan ons kindertehuis, waar reeds deskundige krachten aanwezig zijn, hierbij een rol spelen? Zijn daartoe mogelijkheden, is het wenselijk ?

De functie van een landelijk adviseur is zeer beperkt. Hij of zij is niet in staat een moeilijk geval in den lande intensief te bearbeiden.

Misschien is het mogelijk na een intensieve inventarisatie na te gaan of er per regio een werker op part-time basis kan worden aangesteld.

Formeel gezien liggen er op dit punt geen concrete opdrachten, wel wordt hier regelmatig met mij over gesproken. Ook de relatie met het kindertehuis zal op bestuurlijk niveau moeten worden behandeld.

Slotopmerkingen.

Oriëntatie is nooit een eindpunt maar altijd een startpunt.

De kaarten liggen op tafel; de feitelijke situatie is getekend.

Nu moet de route worden aangegeven. Een eerste aanzet is verricht; we staan echter op een kruispunt met meerdere mogelijkheden. Het diaconaat staat bij deze wegsplitsing niet alleen. We ontmoeten daar de werkers uit onze kerken die hier ook mee bezig zijn.

Ook constateer ik een groeiende ontevredenheid binnen de geref. gezindte over deze zaken. De vraag is aan de orde, wie ontmoeten we nog meer.

Zonder actief werken aan een oplossing komen we er niet maar een van de conclusies moet ook zijn: de tijd zal het wel leren !

We zitten tenslotte midden in het proces van de hergroepering der partijen. Maar het laat ons na deze confrontatie niet los.

Binnen het maatschappelijk werk gaat het om de mens en een Evangelisch gemotiveerde methodiek. Uiteindelijk gaat het om het Koninkrijk der hemelen „Want de Zoon des mensen is gekomen om het verlorene te behouden”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1973

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

Oriëntatie rondom participatie

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1973

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's