Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat is ons kerkgebouw waard?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat is ons kerkgebouw waard?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (C.I.O.), waarvan onze Kerken ook deel uitmaken, is reeds meerdere malen gesproken over de consequenties voor de plaatselijke kerken vanwege het in werking treden van de nieuwe Wet Waardering Onroerende Zaken (W.O.Z.). Over de hierboven omschreven materie verscheen onlangs een zeer verhelderende publicatie binnen de Gereformeerde Kerken in Nederland (Vrijgemaakt). Die publicatie werd opgesteld door mr. P.T. Pel, advocaat te Hattem, die namens laatstgenoemde Kerken afgevaardigde is in het C.I.O. Met instemming van de scribent van het betreffende artikel wil het Deputaatschap voor contact met de Overheid het artikel van de heer Pel integraal overnemen.

Salomo 's tempel moet een schitterend bouwwerk zijn geweest. David had Salomo de bouw opgedragen en hem daarbij ook het volledige ontwerp gegeven: „Alles staat in een geschrift, ontvangen uit de hand des HEREN, waarin Hij mij onderrichtte aangaande de gehele uitvoering van het ontwerp ", zegt David tegen
Salomo (1 Kron. 28:19). Het resultaat was er naar: de Bijbel geeft een indrukwekkende beschrijving van alle arbeid en kostbare materialen die aan de tempel zijn besteed. We lezen zelfs „Zilver werd in de dagen van Salomo niet van waarde geacht" (2 Kron. 9:20).

Onze gebouwen
Kerkgebouwen in onze tijd hebben niet die uitstraling als de tempel van Salomo moet hebben gehad. We leven ook in een andere tijd, waarin niet meer het gebouw als de „tempel Gods" wordt aangemerkt, maar de gemeente van Christus zelf. „De tempel Gods, dat zijt gij", zegt Paulus (1 Kor. 3:16-17).

Gelukkig bezitten wij nog wel vele kerkgebouwen. En die hebben ook grote waarde: het zijn immers dé plaatsen van samenkomst van de gemeente, vooral op zondag, maar ook door de week. Die kerkgebouwen hebben niet alleen grote geestelijke waarde, maar ook materiële waarde. Misschien niet zo als de tempel van Salomo ooit had, maar toch. En over dat laatste gaat het verder in dit artikel.

Nieuwe wetgeving
De materiële waarde van de kerkgebouwen is namelijk landelijk sterk in de belangstelling gekomen. Dit is veroorzaakt door de inwerkingtreding per 1 januari 1995 van een nieuwe wet, de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ). Deze wet heeft als doel te komen tot een uniforme waardebepaling van alle onroerende zaken (vroeger spraken we van: onroerende goederen, maar dat is per 1-1-1992 veranderd in: onroerende zaken). De waarde die op grond van de Wet WOZ voor een onroerende zaak wordt vastgesteld, geldt als basis voor een viertal belastingen:
a. de bepaling van het huurwaardeforfait voor de inkomstenbelasting indien men beschikt over een eigen woning;
b. de vaststellng van het vermogen voor de vermogensbelasting;
c. de bepaling van de gemeentelijke onroerendzaakbelasting (OZB; vroeger onroerendgoedbelasting - OGB); d. de bepaling van de waterschapslasten.
De laatstgenoemde twee belastingen zijn van belang voor de kerken.

Onroerendzaakbelasting voor kerken
Moet er voor een kerkgebouw eigenlijk wel onroerendzaakbelasting (OZB) aan de gemeente worden betaald? Dat hangt er volgens de wet van af of het kerkgebouw „in hoofdzaak voor de openbare eredienst is bestemd". De volgende vraag is dan natuurlijk direct wanneer dat het geval is. Hierover heeft de Hoge Raad als hoogste belastingrechter in Nederland in 1991 een uitspraak gedaan. De Hoge Raad heeft toen afgewezen dat elk kerkgebouw dat als zodanig dienst doet zonder meer in aanmerking komt voor de „kerkenvrijstelling". Ook de opvatting dat de „kerkenvrijstelling" van toepassing zou zijn als het gebouw in de eerste plaats bedoeld is voor het houden van openbare erediensten kreeg geen instemming. De Hoge Raad legde een strak rekenkundig criterium aan en formuleerde dat „een gebouw waarvan de ruimte zowel voor de openbare eredienst als voor andere doeleinden worden gebruikt (...) in hoofdzaak is bestemd voor de openbare eredienst indien het gebouw daarvoor voor tenminste 70 procent wordt gebruikt".

Conclusie 1: er geldt een tweedeling voor de OZB:
a. kerkgebouwen die voor 70% of meer worden gebruikt voor de „openbare eredienst" zijn vrijgesteld van OZB;
b. kerkgebouwen die voor minder dan 70% worden gebruikt voor de „openbare eredienst" zijn niet vrijgesteld van OZB.

Het 70%-criterium
Wat dit criterium betreft, blijkt uit de uitspraak allereerst dat het gaat om de inhoud van het gebouw c.q. de inhoud van alle aanwezige ruimten in het gebouw in m2. Onbebouwde gedeelten van de onroerende zaak, zoals de tuin rondom het kerkgebouw en een parkeerplaats, worden buiten beschouwing gelaten.
Ten aanzien van de inhoud van het gebouw wordt een driedeling gehanteerd, bestaande uit:
a. de kerkzaal;
b. overige vertrekken, zoals vergaderzalen, consistorie, e.d.;
c. „gemeenschappelijke ruimten", zoals een hal, vestiaire, keuken en toiletten.
Al deze ruimten zal men dus moeten inventariseren en per ruimte zal de inhoudsmaat in kubieke meters moeten worden vastgesteld om tot een juiste berekening te kunnen komen.
Uit de uitspraak kan worden afgeleid dat de „gemeenschappelijke ruimten" naar evenredigheid kunnen worden toegedeeld aan enerzijds de kerkzaal en anderzijds de overige vertrekken. Voordeel hiervan is dat de „gemeenschappelijke ruimten" dus niet zonder meer bij de overige vertrekken worden opgeteld c.q. onverkort tegenover het aandeel van de kerkzaal in het totale gebouw komen te staan.

Openbare eredienst
Om het 70%-criterium goed te kunnen toepassen is vervolgens van belang te weten wat er verstaan wordt onder de uitdrukking „voor de openbare eredienst". Blijkens de uitspraak hanteert de Hoge Raad hier een beperkte uitleg en wordt er met name onder verstaan het houden van kerkdiensten, alsook „kinder- en jeugddiensten". Andere kerkelijke activiteiten lijken hiervoor niet mee te tellen.
Indien ten aanzien van de overige vertrekken sprake is van gemengd gebruik, zal de inhoud van dergelijke vertrekken naar rato van dat gebruik meetellen voor het 70%-criterium.
Overigens biedt de uitspraak op dit punt geen volstrekte helderheid. Dit geldt nog te sterker indien de kerkzaal niet uitsluitend voor de „openbare eredienst" wordt gebruikt, maar ook voor andere doeleinden. Deze vraag is door de Hoge Raad niet beantwoord.

Conclusie 2: berekening van het 70%- criterium vindt plaats:
a. door de inhoud vast te stellen van kerkzaal respectievelijk overige vertrekken en de „gemeenschappelijke ruimten" naar evenredigheid daarover te verdelen;
b. door t.a.v. de categorie overige vertrekken de mate van het gebruik voor de „openbare eredienst" vast te stellen.

Waterschapslasten
Hierover kunnen we in dit kader vrij kort zijn: ten aanzien van de waterschapslasten geldt geen speciale vrijstelling voor de kerken. De tweedeling die van toepassing is voor de OZB geldt dus niet voor de waterschapslasten. Tot voor kort kwam het desondanks toch wel voor dat binnen bepaalde waterschappen aan de kerken geen waterschapslasten werden berekend. Naar het zich laat aanzien zal dit nu gaan veranderen.

Waardebepaling
Zoals gezegd is de nieuwe Wet Waardering Onroerende Zaken al per 1 januari 1995 in werking getreden. Deze wet wordt nu echter actueel voor de kerken (en trouwens ook voor alle burgers), omdat 1997 het eerste jaar is waarin op basis van deze wet de OZB en de waterschapslasten worden geheven.
Aangezien alle kerken een aanslag voor de waterschapslasten krijgen en de kerken die minder dan 70% zijn bestemd voor de openbare eredienst ook een aanslag voor de OZB (zie boven), is van alle kerkgebouwen nu de waarde vastgesteld op grond van de Wet WOZ. Als peildatum voor de waarde per 1 januari 1997 geldt de getaxeerde waarde per 1 januari 1995. Deze getaxeerde waarde blijft vervolgens vier jaren - dus van 1 januari 1997 tot 1 januari 2001 - van kracht.

Waarderingsmethoden
Op basis van de Wet WOZ zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de waardevaststelling. De meeste gemeenten hebben de taxaties uitbesteed aan gespecialiseerde taxatiebureaus. Van het grootste belang is daarbij uiteraard hoe de taxaties van de kerkgebouwen moeten worden uitgevoerd. De Wet WOZ kent wel algemene heffingsgrondslagen, maar geeft behoudens één uitzondering geen specifieke regels voor kerkgebouwen. Hierover is dan ook veel te doen geweest en over enkele zijn proefprocessen aanhangig gemaakt bij de rechter.

Bij de waardevaststelling worden in hoofdzaak twee methoden gehanteerd:
a. kerkgebouwen die als „courant" gebouw zijn aan te merken - en dat is uiteraard maar zeer beperkt het geval - worden normaal gewaardeerd op basis van de zgn. economische verkoopwaarde, dat is de geschatte vrije verkoopwaarde bij overdracht van het gebouw aan een derde;
b. voor de „incourante" kerkgebouwen, niet-rijksmonumenten, geldt een waardevaststelling naar de zgn. gecorrigeerde vervangingswaarde.
Hier geldt dus niet de geschatte waarde die een derde als koper voor het kerkgebouw zou willen geven, maar de vervangingswaarde van het gebouw voor de eigenaar zelf, verminderd met de sinds de stichting van het gebouw opgetreden technische en functionele veroudering. In een recente uitspraak d.d. 5 juni 1996 over de Nieuwe Kerk te Amsterdam heeft de Hoge Raad dit nader uitgelegd en de waarde gesteld op het bedrag waarvoor de eigenaar een zaak zou kunnen verwerven die voor hem hetzelfde nut oplevert als de te waarderen zaak, m.a.w. de waarde van een doelmatig vervangend kerkgebouw.
De ene uitzondering betreft kerkgebouwen die zijn ingeschreven in het rijksmonumentenregister en daardoor volledig incourant zijn. Deze worden desondanks vanaf 1 januari 1997 krachtens een speciale bepaling in de Wet WOZ eveneens getaxeerd op basis van de zgn. economische verkoopwaarde. Deze methode komt er in dat geval op neer dat kerkgebouwen, die rijksmonument zijn en uitsluitend of overwegend in gebruik zijn voor de openbare eredienst, nauwelijks enige reële economische waarde hebben.

Beslissingen
Volgens de Wet WOZ dienen de gemeenten vóór 1 maart 1997 de beslissingen te verzenden over de waardevaststelling van de onroerende zaken. Zoals gezegd geldt deze waardevaststelling voor vier jaren. Alle kerken zullen zo'n beslissing, een zgn. WOZ-beschikking, ontvangen, omdat ze allemaal onder de waterschapslasten vallen. Voorzover een kerkgebouw onder de OZB valt is de waardevaststelling ook daarvoor bepalend. Bij deze beslissing gaat het nog niet om de eigenlijke aanslagen voor de waterschapslasten of de OZB. Die volgen later. Het gaat nu om de vaststelling van de waarde als basis voor de latere aanslagen.
Het is van groot belang om hiermee zorgvuldig om te gaan. Om de waardevaststelling te kunnen beoordelen is het gewenst het College van B. en W. te verzoeken om een afschrift van het taxatieverslag. Zonodig dient binnen zes weken na dagtekening van de beslissing hiertegen schriftelijk bezwaar te worden ingediend bij het College van B. en W. Het is mogelijk eerst een voorlopig bezwaarschrift in te dienen, mits binnen zes weken, dat later wordt aangevuld met een nadere motivering.

Terugkerend naar Salomo: kerken pas op uw zilver!

Conclusie 3: hoe te handelen t.a.v. de WOZ-beschikking:
a. instrueer tijdig degene bij wie de WOZ-beschikking voor de kerk binnenkomt;
b. vraag na ontvangst van de beschikking direct schriftelijk bij het College van B. en W. kopie van de taxatiegegevens;
c. dien, ook bij twijfel, tijdig binnen zes weken na dagtekening namens de kerk een (voorlopig) schriftelijk bezwaar in bij het College van B. en W.

Deputaten hopen met de plaatsing van het onderhavige artikel onze Kerken te dienen. Met name voor leden van commissies van beheer is het zinvol dat zij van het vorenstaande kennis nemen. Mocht een kerkenraad of commissie van beheer nu of in de toekomst geconfronteerd worden met zaken, waarvan kennisneming c.q. beoordeling door Deputaten zinvol wordt geoordeeld, dan kunt u Deputaten hierover berichten dan wel met Deputaten in overleg treden.

Namens Deputaten voor contact met de Overheid,
H. Herweijer, secretaris

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1997

De Wekker | 16 Pagina's

Wat is ons kerkgebouw waard?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1997

De Wekker | 16 Pagina's