Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een menslievend God is verschenen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een menslievend God is verschenen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Maar wanneer de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker en Zijn liefde to de mensen is verschenen, heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heilige Geestes; Denwelke Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus, onze Zaligmaker, opdat wij, gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hope des eeuwigen levens." Titus 3 : 4—7.

Grondslag van nieuw leven

We zijn de Adventstijd weer in getreden en staan stil bij het machtige gebeuren van Gods genadige toewending tot een wereld verloren in zonde en schuld. Al eerder hebben we in de brief aan Titus een soortgelijke tekst gelezen en wel in 2 : 11: e zaligmakende genade Gods verschenen aan alle mensen.

Nu is er weer sprake over dat 'verschijnen'. Licht gaat op. Uit 's werelds duist're wolken gaat een Licht der lichten op. We zullen er de komende weken weer volop van horen en over zingen. De goedertierenheid van God onze Zaligmaker en Zijn liefde tot de mensen is verschenen, aldus de apostel. Hij heeft, zo hebben we net gelezen, de christenen op Kreta via Titus allerlei evangelische vermaningen toegevoegd. De breuk met hun boos eertijds dient voltrokken te worden in een nieuw leven tot eer van God en tot heil van de naaste. En net als op zoveel andere plaatsen in zijn brieven fundeert Paulus de vermaning op de genade Gods. Het gaat hem niet om een algemene moraal door menselijke inzet bereikbaar, maar om wat Goddelijke eis is krachtens vooral' geschonken genade. Gods vernieuwend en herscheppend handelen in mensen gaat vooraf aan het nieuwe leven der gelovigen. Anders gezegd: er is eerst vernieuwing vanuit het leven met Christus. Het is zaak op deze gang steeds te blijven letten. Soms lijkt het alsof de bekering (wat men daar althans voor houdt) vooral een werk van de mens is, waardoor hem het heil wordt geschonken. Met andere woorden: een omdraaiing van wat de Schrift leert. Zodat zich gereformeerd noemenden eigenlijk op de arminiaanse lijn zijn beland en er de goegemeente in meenemen. Schadelijke onkunde en onwetenheid. In Paulus' brieven, ook in die aan Titus, lezen we het ander. Aan alles vooraf gaat Gods handelen in Christus. Zijn verschijnen in de wereld.

Paulus heeft de kolossale verandering in het leven van de lezers van deze brief genoemd als hij schrijft: „Want ook wij waren eertijds onwijs enz...." „Maar", zo beginnen dan de woorden die we dit keer overt denken, „wanneer de goedertierenheid van God, onze Zaligmaker en Zijn liefde tot de mensen verschenen is, heeft Hij ons zalig gemaakt". Met andere woorden: dat niet lasteren enz. (vs 2), is alleen maar mogelijk vanuit wat God gedaan heeft en doet. Machtigen woorden overigens waarmee de apostel beschrijft hoe in de voorgaande toestand een verandering is gekomen en waar het geheim en waar de bron ligt van het nieuwe leven der gelovigen. Wanneer de goedertierenheid van God en Zijn liefde tot de mensen is verschenen. Barmhartigheid en menslievendheid Gods zijn verschenen. Tevoorschijn getreden, uit de verborgenheid der voorgaande eeuwen in het openbaar getreden in de komst van Christus in deze wereld.

Goedertierenheid en menslievendheid, woorden die beide onderstrepen het onverdiende van Gods ontferming en liefde. Bij de mensen was en is rebellie, haat. Bij God vandaan komt goedertierenheid en liefde voor de mensen. Die liefde werd niet opgewekt vanuit de mensen zelf. Maar kwam voort uit God Zelf. Het woord 'liefde tot de mensen' ofwel 'menslievendheid' onderstrepen hetzelfde als wat we in Joh. 3:16 b.v. lezen: lzo lief heft God de wereld gehad. Dat vindt zijn parallel in het 'alle mensen' van vers 2. Daar worden gelovigen opgeroepen alle zachtmoedigheid te bewijzen jegens alle mensen. Immers, Gods liefde is ook verschenen onder de mensen.

Gods goedertierenheid gaat uit tot alles wat mens is, zonder onderscheid. Allen hebben gezondigd, allen missen dc heerlijkheid Gods. Tot allen komt ook God in Zijn goedertierenheid en liefde tot de mensen.

De woorden 'liefde tot de mensen' zijn in het Grieks één woord. Wij kennen dat woord wel: filantropie. In de tijd dat de apostel deze woorden schreef, werd dit woord in de niet-bijbelse hellenistische literatuur veelvuldig gebruikt. Iemand noemt het een 'lievelingswoord van het Hellenisme'. Het betekent in die sfeer: humaniteit, mens-lievendheid in allerlei betrekkingen. Vooral wordt er van gesproken in de relatie van meerderen tegenover hun minderen. Te

denken valt dan b.v. aan vorsten en koningen. Hun 'filantropie' werd soms hoog geroemd. Iemand ziet in het gebruik van dit woord door Paulus een confrontatie van het christelijk geloof met wat in het omringende heidendom voor verheven en edel gold. Paulus wil dan in het Griekse Kreta duidelijk laten blijken dat de Heiland van het christelijk geloof niet minder, niet beperkter is in zijn menslievendheid dan de hellenistische vorsten (Ridderbos). En het geloof van christenen is geen aangelegenheid voor 'intern gebruik' in eigen kring alleen.

Christendom is geen sekte. Integendeel, , , de openbaring van Gods tot alle mensen gewende barmhartigheid gaat èn in omvang èn in betekenis veeleer alles te boven wat menselijke vorsten of rijksgenoten aan humaniteit vertonen".

Bad der wedergeboorte

Wat zijn de gevolgen geweest van deze goedertierenheid van God onze Zaligmaker en Zijn liefde tot de mensen die verschenen is? „Heeft Hij ons zalig gemaakt, niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar Zijn barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes".

Wie Paulus' brieven kent, hoort hier weer het grondmotief van zijn prediking. Vooral in de brieven aan de Romeinen en de Galaten lezen we hier uitvoeriger over. Het absolute karakter van de onverdiende gunst van God. Niet uit de werken. Werken der rechtvaardigheid of gerechtigheid geheten. In de synagogale verlossingsleer sprak men over 'werken der geboden'. Men bedoelde daarmee de concrete gehoorzaamheid aan de geboden. Het doen van de wet waaruit men zijn gerechtigheid voor God opbouwde. Een beetje oneerbiedig uitgedrukt zou men kunnen spreken van: punten scoren. Je bouwt in een leven van het doen van Gods geboden iets op namelijk je gerechtigheid om ermee voor God te kunnen bestaan. Wel, daaruit zijn wij niet zalig gemaakt. Niet uit wat wij gedaan hebben. De grond ligt in Gods barmhartigheid. De redenen tot ons behoud heeft God niet uit ons maar uit Zichzelf genomen. Zijn barmhartigheid. Daar ligt de oorzaak.

Niet mijn werk, maar Zijn barmhartigheid.. Wij kunnen niets anders dan alleen maar zondigen totdat wij wederomgeboren zijn door God (Calvijn). En dan noemt de apostel: door het bad der wedergeboorte en vernieuwing des Heiligen Geestes.

Wat bedoelt Paulus met de uitdrukking 'bad der wedergeboorte'? Calvijn zegt: „Ik twijfel niet of hij maakt althans een toespeling op de doop. Integendeel zal ik gaarne toelaten dat de tekst wordt uitgelegd aangaande de doop: niet omdat in het uitwendige zinnebeeld van het water het heil besloten ligt, maar omdat de doop ons het door Christus verworven heil bezegelt... Vervolgens, daar de doop als het ware de ingang is tot de kerk en het zinnebeeld van onze inplanting in Christus, wordt hij hier te rechter tijd aangehaald door Paulus, wanneer hij er op wil wijzen op welke wijze de genade Gods ons is verschenen. Zodat de samenhang van het betoog is: God heeft ons behouden door Zijn barmhartigheid, van welk heil Hij een zinnebeeld en onderpand heeft gegeven in de doop, ons kiezende tot lid van Zijn kerk en ons inplantende in het lichaam van Zijn Zoon".

De doop heet hier bad der wedergeboorte. De Heidelberger heeft deze tekst in zijn behandeling van de Heilige Doop ook mede betrokken. Eerst is er de vraag of het uiterlijk waterbad de afwassing der zonden zelf is. Nee, is daar op het antwoord. Alleen het bloed van Christus en de Heilige Geest reinigt van alle zonden.

Maar waarom noemt dan de Heilige Geest de Doop het bad der wedergeboorte? U kunt het nalezen in Zondag 27. De Doop wordt genoemd het bad der wedergeboorte. Bijbelse taal, zeker. Toch moeten we ervoor waken ruimte te laten tussen doop en wedergeboorte, in die zin dat we de doop niet voor de wedergeboorte zelf mogen houden. We kennen die gedachte wel: elke gedoopte wordt gehouden voor een wedergeborene. Pas wanneer het tegendeel blijkt, zien we die persoon niet langer voor een wedergeborene aan.

We mogen echter ook niet doop en wedergeboorte helemaal los van elkaar maken. Calvijn en de Heidelberger zien wel degelijk verband. Wie dat verband niet meer ziet, isoleert de doop tot een losstaande handeling die geheel in het uitwendige opgaat met nauwelijks enige inhoudelijke betekenis. De doop heet het bad der wedergeboorte en ziet op de vernieuwing van de Heilige Geest. „Voor of met of na de doop geschiedt deze afwassing van de zonden. Zij is de werkelijkheid waar de doop op slaat... De doop is niet een handeling die in de lucht hangt, nergens op slaat; neen, er is een werkelijkheid die eraan beantwoordt (aldus ds. K. Exalto in: Water en Geest, overwegingen aangaande de christelijke doop; uitg. Echo, Amersfoort).

In de doop als bad getypeerd, wordt de wedergeboorte en vernieuwing tot uitdrukking gebracht. De doop beeldt de wedergeboorte en vernieuwing uit. Maar evenzeer bezegelt de doop deze heilswerkelijkheid. Wie tot het heil in Christus mag komen door de levende en geestelijke geloofsverbondenheid met Christus, gaat zijn doop zien als zijn bad der wedergeboorte en vernieuwing door de Heilige Geest.

Het woord 'bad' ziet op de gewoonte van dopen in die tijd en wel door onderdompeling. Die handeling onderstreepte klaarder de symboliek: een algehele reiniging. „Wie een waar christen is, is geheel en al gereinigt; hij mag zijn doop houden voor een teken van een totale reiniging van alle zonden door Christus' bloed" (K. Exalto, a.w. pag. 28). We willen de doop niet leeg maken, dan zal zijn kracht door de vernieuwing van het leven bewezen moeten worden, aldus Calvijn.

Vernieuwing door de Heilige Geest. Water alleen reinigt niet, wel de Heilige Geest. „Dus is het de Geest die ons wederbaart en maakt tot nieuwe schepselen; maar omdat Zijn genade onzichtbaar en verborgen is, wordt haar zichtbaar zinnebeeld in de doop aanschouwd" (Calvijn).

Stromen van de Geest

Van de Heilige Geest belijdt dan Paulus: „Den welken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus onze Zaligmaker".

De Geest Gods is aan de Kerk niet beperkt, niet mondjesmaat toebedeeld, maar in rijke mate. De Bijbel gebruikt woorden als 'uitstorten', 'uitgieten', 'stromen'. Het duidt alles op het overmachtige en overweldigende van de kracht en de bedeling van de Geest in tegenstelling tot de machten van eertijds. Slaven der zonde worden gesteld in de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods. En dat alles door Jezus Christus. De Geest is er in de gelovigen vanwege Zijn arbeid. De Geest is door Christus verworven. Pinksteren zet de kroon op Jezus' volbrachte werk. De Geest eigent het heilswerk van Christus toe. In Christus' gemeenschap wordt de Geest geschonken en ontvangen. Christus is de Bemiddelaar en de Schenker van de Geest.. Als de Heere is Hij zelfs de Geest omdat Hij in Zijn opstanding en verhoging voor de zijnen de weg tot het nieuwe, eeuwige, door de Geest gekwalificeerde leven heeft vrijgemaakt (zie voor deze gedachten comment. H. Ridderbos).

Maar de gave van de Geest is niet 't einddoel van Gods heilswerk. De Geest stuwt de Kerk heen naar de voleinding. „Opdat wij gerechtvaardigd zijnde door Zijn genade, erfgenamen zouden worden naar de hoop van het eeuwige leven".

Hier wijst de apostel de grond aan van het nieuwe leven. Gerechtvaardigd door Gods genade. Het is door een werk Gods dat we uit de dood overgaan tot een andere staat des levens. En zo worden we erfgenamen. Dat ben je nooit uit verdienste. Dat hangt samen met je relatie tot de erflater. Zo ook hier. Erfgenamen vanwege de onverdiende genade van het kindschap Gods. Erfgenamen van een onbevlekte, onverwelkelijke en onverderfelijke erfenis. Ze wordt in de hemelen bewaard. Die erfenis heet het eeuwige leven.

Wij zijn erfgenamen naar de hoop d.w.z. op de manier van de hoop. We krijgen hier niets in onze vingers. We worden in de hoop zalig. Goed verstaan: dat betekent op geen enkele manier iets van onzekerheid. Deze hoop echter beschaamt niet. Ze is op God gericht, op Zijn zekere beloften gegrond. De erfgenamen verwachten naar Gods belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde.

C.a.d.IJ.

J. M.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Een menslievend God is verschenen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 december 1987

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's