Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rondom het beroepingswerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rondom het beroepingswerk

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Commissie

Dat is een dankbaar onderwerp, dat zich altijd nog mag verheugen in de belangstelling van veel kerkelijk meelevende mensen. Waar heeft ds. A gestaan, waar zou ds. B beroepen worden en welke beslissing zou ds. C nemen? En zou de gemeente X weer gaan beroepen en zou de gemeente Y lang vakant blijven? Sommige mensen blijken zoveel inzicht in deze materie te hebben, dat ze vaak beter dan kerkeraden weten waar men een dominee moet zoeken, en dat ze vaak al hebben beslist voordat de predikant in kwestie zijn beslissing moet nemen.

In onze Hervormde Kerk hebben we een Commissie voor het beroepingswerk, die bestaat uit negen personen, benoemd door de Generale Synode uit de lidmaten der kerk. Volgens Ord. 3. Art. 14, heeft deze Commissie tot taak:

a. Voorlichting te geven aan gemeenten die staan voor de vervulling van een predikantsvakature.

b. Voorlichting en bijstand te geven aan predikanten, die aan de commissie hun bereidheid te kennen hebben gegeven tot het in overweging nemen van een beroep of het aangaan van een ruiling van standplaats.

Over de instelling en de werkzaamheid van deze commissie is destijds nogal wat te doen geweest. Kerkeraden waren beducht voor inmenging in hun aangelegenheden en de vrees bestond dat de commissie weieens zóveel macht zou kunnen krijgen dat zij een predikant die graag wilde veranderen, maar nooit een beroep kreeg, aan een bepaalde gemeente zou kunnen opdringen.

Tot heden is dat allemaal nogal meegevallen. Een kerkeraad is weliswaar verplicht, zodra de predikantsplaats vakant is geworden, aan de commissie advies te vragen omtrent de keuze van een predikant. Men mag zelfs geen beroep uitbrengen wanneer men geen advies heeft gevraagd. Maar dat advies is nogal vrijblijvend. Want de kerkeraad heeft de vrijheid het advies naast zich neer te leggen en hoeft zelfs met niemand van de aanbevolen predikanten in contact te treden.

De aanleiding tot dit artikel is het verschijnen van het Verslag van de Commissie voor het beroepingswerk over de jaren 1979/ 1981. Een gedegen stuk werk waarin aan allerlei aspecten rondom het beroepingswerk aandacht wordt besteedl Graag wil ik één en ander uit dit verslag doorgeven en bij enkele passages ook wat kanttekeningen plaatsen.

Het advies

De Commissie'Vraagt aan de kerkeraden een profiel zowel van de gemeente als van de gewenste predikant. Zij wil het beleid van de gemeenten niet beïnvloeden en houdt dan ook zoveel mogelijk rekening met de wensen van de kerkeraden.

In het advies worden namen (meestal een

stuk of vier) genoemd van predikanten die beroepbaar zijn, dat wil zeggen die vier jaar of langer in een gemeente hebben gestaan. Met geruchten als zou een bepaalde predikant geen beroep in overweging wensen te nemen, houdt zij geen rekening. Alleen wanneer een predikant zelf aan de commissie bericht voorlopig niet te willen veranderen, wordt zijn naam ook niet genoemd.

Het is de commissie opgevallen dat een vrij groot aantal predikanten niet tot mutatie bereid blijkt. De redenen daarvoor zijn zeer verschillend. Sommigen achten een periode van vier jaar te kort. Anderen zijn bezig met een doctoraal-studie. Voor nog weer anderen spelen gezinsomstandigheden — kinderen die van school zouden moeten veranderen — een rol.

Voorzichtig constateert de commissie bij sommige predikanten een zekere beduchtheid om van een kleinere naar een grotere gemeente te gaan. Er is zelfs een bepaalde trek waar te nemen van de stad naar het dorp. Ook de ene streek van het land is blijkbaar aantrekkelijker om te wonen dan de andere.

Tegenover deze predikanten die niet willen muteren staan anderen die juist wel graag van standplaats zouden veranderen. Lang niet altijd is dat 'n gevolg van verstoorde verhoudingen. Soms wil men met de opgedane ervaring een grotere gemeente gaan dienen, soms doet ook de gezondheidstoestand van één der gezinsleden hen uitzien naar een andere woonplaats. En uiteraard komt het ook voor dat een predikant graag weg wil omdat hij door een deel van de gemeente of door zijn kerkeraad niet langer wordt geaccepteerd.

De commissie ziet dan wel uit naar een andere mogelijkheid voor hem, en maakt kerkeraden op hem attent, maar geen enkele kerkeraad is, zoals reeds gezegd, a^n dat advies gebonden.

De anti-simonieverklaring

Kandidaten die nog niet het colloquium hebben afgelegd kunnen uiteraard in het advies aan vakante gemeenten nog niet worden genoemd. Het komt echter voor dat kerkeraden, die moeite hebben met de vervulling van de vakature, aai; kandidaten toezeggingen doen, of in ieder geval contacten leggen. De commissie — hiervan op de hoogte — wijst in dit verband nadrukkelijk op de anti-simonieverklaring. Iedere kandidaat moet, alvorens hem het testimonium wordt overhandigd, verklaren .„ter verkrijging van het ambt van dien^alTcles Woords nimmer zijn toevlucht te hebben genomen of te zullen nemen tot enige gift of andere overeenkomst" (Ord. 7-18-3). Vaste afspraken — zo stelt de commissie — worden daardoor uitgesloten.

Het onderwerp dat de commissie hierbij aansnijdt houdt de „gedelegeerden voor de toelating tot de Evangeliebediening" — waartoe ikzelf sinds enige tijd ook behoor — telkens weer bezig, 't Zal wel aan mij liggen, maar ik heb nooit zo goed het verband kunnen ontdekken tussen wat de commissie verstaat onder „vaste afspraken" en de zogenaamde „anti-simonieverklaring".

Bedoelde verklaring is al heel oud. De naam is ontleend aan Simon de Tovenaar, die de apostelen geld aanbood om van hen kracht te ontvangen om zieken te genezen. In het kerkelijk spraakgebruik is „simonie" gaan betekenen: het „kopen" van een ambt. Daar dat vroeger wel voorkwam heeft de kerk terecht geëist dat de aanstaande dienaren van het Woord de „anti-simonieverklaring" zouden afleggen.

Deze verklaring wil dus voorkómen dat kandidaten zelf geld aanbieden om in een bepaalde vakature te worden beroepen. Maar hier geldt eerder het omgekeerde: kerkeraden die beloften zouden doen aan kandidaten (Geld of giften zullen daarbij wel niet te pas komen, dat laat ik maar buiten beschouwing!).

„Vaste afspraken" voordat een kandidaat met goed gevolg colloquium heeft afgelegd zijn uiteraard ongewenst. Maar waarom zou een kerkeraad niet het oog mogen laten vallen op een kandidaat die binnenkort colloquium hoopt te doen? En waarom zou die kerkeraad niet mogen laten merken dat hij, bij gunstig gevolg, een beroep op deze kandidaat overweegt?

Nu blijkt het een enkele maal te zijn voorgekomen dat aan een kandidaat aan wie zo'n toezegging was gedaan, het testimonium niet kon worden uitgereikt. Gevolg natuurlijk: teleurstelling, zowel bij de kandidaat als bij de kerkeraad. Het spreekt vanzelf dat het beroep dan, voorlopig althans, „overgaat". Ik kan echter niet ihzien dat hier gehandeld is in strijd met de „anti-simonieverklaring", of dat deze verklaring dergelijke praktijken zou kunnen verhinderen.

Wenken voor 'hoorders'

De commissie spreekt woorden van waardering aan het adres van de kerkeraden die vaak zoveel teleurstellingen in het beroepingswerk te incasseren krijgen en toch moedig voortgaan. Het komt voor dat „enige honderden predikanten" tevergeefs worden benaderd!

„Wel moet in dit verband de vraag worden gesteld", aldus het verslag, en nu citeer ik letterlijk:

„of de wijze van benadering altijd cl*, juiste is. De in vroeger jaren vrij algemeen toegepaste methode om uit horen te gaan zonder de pastoriebewoners van tevoren op de hoogte te stellen, komt weinig meer voor. De commissie hééft dit in de door haar verstrekte 'Wenken voor hoorcommissies' met klem afgeraden".

Ik zou dit advies van de commissie graag willen onderstrepen. Het is inderdaad zo dat de ouderwetse „overval-methode" tot het verleden gaat behoren. Maar het komt tóch nog voor dat de predikant van de kansel af „verspieders" ontdekt die zich min of meer verdekt hebben opgesteld en hem na afloop van de dienst staan óp te wachten. Waarom toch die geheimzinnigheid? Het is toch een kleine moeite om 's zaterdags even door middel van een telefoontje te laten weten dat

men van plan is te komen „horen"? Het bespaart de predikant het „schokeffect" op de kansel, en in de pastorie is men voorbereid op een aantal koffiedrinkers!

Behoefte en aanbod

Een vrij omvangrijk gedeelte van het verslag is gewijd aan het aantal vakatures en aan de prognose voor de komende jaren. Momenteel zijn meer dan 300 predikantsplaats.en vakant en dat aantal loopt maar langzaam terug.

Merkwaardig dat de Gereformeerde Bonds-sektor in dit opzicht een tegengesteld beeld vertoont. Jarenlang was onder ons een groot tekort aan predikanten, terwijl kandidaten nu soms maanden op een beroep moeten wachten. We hebben voorheen gebeden om 'arbeiders in de wijngaard", thans moeten we vragen of de Heere het arbeidsveld wil verruimen!

De commissie signaleert in de kerk de tendens dat „het kleiner worden van de gemeenten en de geringere draagkracht kunnen leiden tot herindeling van wijken in de steden of tot steeds grotere combinaties van dorpsgemeenten met alle consequenties daarvan voor het pastoraat". Inderdaad moeten in de steden telkens predikantsplaatsen worden opgeheven en worden op het platteland steeds meer gemeenten samengevoegd.

In de rechter sektor van de kerk zou juist het omgekeerde moeten gebeuren. Gezien de grootte van onze gemeenten en de omvang van het werk zou het stichten van verschillende nieuwe predikantsplaatsen geen overbodige luxe zijn. Het zou de doorstroming bevorderen, kandidaten aan een plaats helpen, en de bearbeiding van de. gemeenten verbeteren. We kunnen toch niet volhouden dat daar geen middelen voor zouden zijn?

Ik wil deze opmerking afronden met de woorden waarmee ook het verslag van de commissie besluit:

Het kan en mag niet gaan om de organisatie van de afbraak, maar om een nieuwe opbouw. Juist de gemeente van Jezus Christus mag immers, als door de Heilige Geest bezielde gemeenschap een plek van hoop zijn in deze wereld. Waar zij dat is en wordt, daar wordt het werk door velen gedragen. Daar wordt het predikantschap niet ervaren als een zware last, maar als een vreugdevolle opdracht in dienst van Hem Die is en Die was en Die komt".

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's

Rondom het beroepingswerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 oktober 1982

Gereformeerd Weekblad | 12 Pagina's