Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zondag 36 Een God van Naam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zondag 36 Een God van Naam

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

CATECHISMUS

De Naam des HEEREN üws Gods

Het derde gebod kUnkt onverbiddelijk, en zingt voor alle dingen de hoogste lof. Het gebod is voluit evangelieverkondiging.

De naam van die God die Zich een Naam heeft gemaakt dient zich aan als de Naam van de HEERE uw God. Uw God o Israël!

Hij heeft Zich een Naam gemaakt door u uit Egypteland te verlossen. Mijn verbond met u is de innige band tussen Mij en u. En wie verbond zegt, zegt Evangelie. Verbond is verbondenheid in dankbaarheid. We hebben het toch over de Wet der dankbaarheid!

Jacob heeft gevraagd naar die Naam (Gen. 32 : 29); maar eerst Mozes kreeg die te horen. Ik Ben Die Ik Ben. Ik zal bij U zijn, zoals Ik bij u was (Exodus 3 : 13—15). Uit deze Naam komen alle andere namen van God voort. HEERE, Vader, Almachtige, Verlosser, de Heilige Israels, de Heere der heirscharen.

„Wat is eigenlijk de Naam Gods? De Naam Gods is de samenvatting van al Zijn deugden en volmaaktheden, die Hij in Christus tot onze zaligheid heeft geopenbaard" (H. F. Kohlbrügge).

Deze Naam is niet door mensen ontdekt, maar door deze God onthuld.

De openbaring van Gods Naam

Geen andere goden voor Mijn Aangezicht, zegt de Heere. Vanwege het eerste en grote gebod, de liefde tot God!

De armoede der afgoden is dat de heidenen hun goden zelf van een naam moeten voorzien. Maar Zijn Naam maakt de ijdelheid der afgoden openbaar. Geen beeld of gelijkenis maken om u daarvoor neer te buigen.

Want Ik ben de HEERE uw God, luidt het tweede gebod. Ik laat me niet in een beeld opsluiten.

De ijdelheid der beeldendienst is dat het goden zijn van hout, zilver of goud. Stomme, dode afgoden. Mensen moeten hun goden dragen en laten ze met dezelfde gang weer vallen. Dan is hun god kapot. Afgoden moeten het hebben van de , , lief de" der mensen. Ze bestaan bij gratie van menselijke willekeur.

Op den duur glijden godsbeelden en godsvoorstellingen weg uit het leven. En je houdt geen god meer over.

En nu het derde gebod, dat het Hefdegebod in de kern raakt. De Naam des HEEREN üws Gods sluit de openbaring van Zijn liefde in. Dat is de rijkdom van de Naam des HEEREN.

Die rijkdom is dat God een Naam heeft. Want God de HEERE is een Zon. Daarmee gaat het licht op over Zijn Naam. In de Naam de HEERE Uw God stijgt deze zon in het zenith. Mensen geven Hem geen naam, want wie van ons kan Hem naar waarde noemen en roemen? Zijn grote Naam ten prijs geeft God Zijn Naam prijs in die zin dat het geloof God in het hart mag zien.

Ik richt Mijn verbond met u, o Israël op en Ik zal u tot Mijn volk aannemen, Ik zal u tot een God zijn. Ik heb u verlost om Mijns Naams wil. U hoeft Mij niet te dragen, maar Ik zal u opnemen en dragen en redden. U kunt Mij niet verliezen omdat Ik u niet kwijt wil.

Iemand heeft die Naam terecht genoemd het hemels Bruggehoofd. De brug waarlangs God tot de zondaar overkomt.

Hoe komt dat bij u over? Als een wonder. Dat mag gezegd worden. Want deze Naam heeft gestalte aangenomen in Jezus Christus. Vader, zegt Hij, Ik heb Uw Naam geopenbaard aan de mensen, die Gij Mij gegeven hebt. Het is Gods verkiezing te zeggen wie Hij is.

In de éne Naam tot zaligheid gegeven ligt heel de zaligheid van Gods kerk verankerd. De openbaring van Zijn Naam stelt ons in staat God te kennen, zoals Hij werkelijk is. Opdat wij het leven hebben in Zijn Naam.

Kortom de heilige Naam van aller heren HEERE, is de inhoud van ons geloof en leven. Het derde gebod kan pas in zijn diepte verstaan worden als u het Evangelie van verlossing en genade er in beluistert, en de Geest Zijn Naam in het hart fluistert.

Ik ben de HEERE uw God. Ik heb u van zonde en schuld bevrijd. Hoe heilig is Zijn Naam. Laat volk bij volk tezaam. Barmhartigheid verwachten. Wij loven U o God, wij loven U, omdat Uw Naam tot onze vreugde nabij is. Dat kun je nooit zingen zonder op Golgotha geweest te zijn, zonder te knielen aan de voet van het kruis. Zonder je aan die Naam vast te klampen in het geloof, en het de Vader na te zeggen die Christus een Naam boven alle naam gaf: , , Immanuël, God met ons". O zeker die Naam is even geducht als heilig. Een schrik voor al Gods vijanden. Een troost voor al Gods kinderen.

„Hoe bemint ons de Heere dat Hij Zijn Naam ons leent" (Calvijn). Is die heerlijke Naam als geschreven op de wanden van uw hart? Welnu vanuit dit Evangelie komt het gebod tot ons: Gij zult de Naam des HEEREN uws Gods niet ijdel gebruiken. Juist gij niet, wiens God Ik ben en Wiens kind gij zijt. Naar Zijn Naam genoemd. Uw eeuwig behoud staat op de Naam van God, de God van Naam.

De miskenning van Gods Naam

Niet ijdel Mijn Naam gebruiken beveelt God. Letterlijk staat er: , , niet opheffen tot ijdelheid, tot niets". De Heere God zegt ons: gij zult niet doen en leven, denken en spreken alsof mijn Openbaring tot de ijdelheid, de leegheid behoort.

Wie zo met Gods Naam omgaat zal niet onschuldig worden gehouden. Met de wereld zijn wij schuldig des doods schuldig, en toch worden wij niet geoordeeld naar onze schuld, maar naar wat wij gedaan hebben met de Naam, met de openbaring van Gods liefde. Zo komt de schuld te staan in het licht van de verwerping van het Evangelie. Dat geeft aan de schuld een extra zware dimensie. Daarom is in de Bijbel , , de hel" de plaats voor mensen die Gods Openbaring hebben gekend en ijdel geacht.

Hierbij aansluitend legt de Catechismus dit ijdel gebruik uit als laster en misbruik van Gods Naam. Met opzet staat er niet alleen wordt vloeken, zweren en valse eed verboden als opzettelijke zonden (antw. 99). Zeker houdt dit derde gebod ook een vloekverbod in. Achter het vloeken en het gebruiken van krachttermen ligt vaak een poging van de mens om toch sterk te lijken. Hij zet zijn woorden kracht bij. Zo wil de mens zich redden in het leven. Waar de zwakheid van ons bestaan openbaar wordt, willen wij doorbreken in een vloek. Geen zonde, zelfs geen volkszonde wordt meer bedreven dan deze zonde. Met recht is gezegd dat wij Nederlanders het in het vloeken ver hebben geschopt. Het is gelukkig dat de Heere God aan de mensen niet hun zin geeft, anders zouden er iedere dag duizenden „verdoemd" worden. Maar dat wil nog niet zeggen dat deze onbetaalde rekening niet blijft wachten tot de dag van het gericht. Van ieder ijdel woord zullen we rekenschap hebben te geven zegt Christus. Er is geen zonde die God meer vertoornt dan de lastering van Zijn Naam, zegt de onderwijzer op bijbelse gronden (antw. 100).

Wat is lastering? Lasteren is verachten van God en Zijn Woord waarmee we een smet werpen op Gods heilige Naam.

Hoe vervuild is niet alleen het milieu, maar ook onze taal. Hiervoor draagt elk mens verantwoordelijkheid en daarnaast heeft de overheid een van God opgedragen taak. In het publieke leven heeft de overheid het vloeken te verbieden. En de kerk heeft de overheid op haar roeping aan te spreken, juist in onze tijd nu besluiten en gemeentverordeningen, die met het oog op dit gebod door de lagere overheden soms genomen worden, door de hogere overheden ongedaan worden gemaakt. Van regeringswege wendt men voor dat de overheid mensen die liederlijke en godslasterlijke taal uitstrooien, en omroepen die daar een behagen in schijnen te hebben, geen criteria heeft om dit kwaad te bestrijden.

Vloeken en lasteren lijkt wel een , , must", een duivelse drang en dwang, die uitgeoefend wordt door de massamedia en de vergiftigde „literatuur. Alsof er niet één criterium is voor hoog en laag, voor overheden en onderdanen en wel dit; Gij zult de Naam des HEEREN uws Gods niet ijdel gebruiken.

In onze geseculariseerde samenleving wordt een dergelijk verbod bestempeld als discriminatie, beperking van vrije meningsuiting. Dat is Gods gebod op z'n kop. Maar laten we niet slechts het buitenste van de drinkbeker reinigen en het binnenste laten voor wat het is. Tot ijdelheid opheffen gebeurt maar al te vaak onder vrome schijn. In de Naam des Heeren zoekt men eigen voordeel, eigen wil en eigen glorie gestalte te geven. Dit gebod raakt heel veel „christelijkheid" in onze dagen, het raakt ons hart. God wil niet dat we Zijn heilige Naam te pas of te onpas op onze lippen nemen. Hoe vaak gebeurt het niet dat we die Naam al te veelvuldig gebruiken als een stopwoord in ons gebed. Ook ons gedachteloos bidden of pralen met woorden en volzinnen maakt onze godsdienst tot vromendienst.

Heel veel „stichtelijkheid" in toespraken en gesprekken in spreken en preken kan de toets ; van de oprechtheid in de verborgen omgang met God niet doorstaan.

De bescherming van Gods Naam

De Heere neemt Zijn eigen Naam in be-: scherming door de goddelijke sanctie: Niet onschuldig houden. Zelfs hen niet, zelfs ons niet \ als we hopelijk nooit vloeken, maar wel door ; stilzwijgen en toezien ons aan deze schrikkelijke zonden schuldig maken. Wij zullen dus niet mogen doen, alsof we niets gehoord hebben, als zoiets ergs gebeurt. Als God Zijn eer ontstolen wordt zijn dief en diefjesmaat beide schuldig. Tenslotte kun je zonder vloeken toch vloeken door die God van Naam dood te zwijgen. Een tweede is, hoe men reageren zal. Het woord van Paulus, dat onze woorden ter waarschuwing met „zout" besprengde dienen te zijn, zal ook hier opgaan. En bidden voor de vloeker en godslasteraar is óók een reactie, |al zal men dan wel beter moeten bidden, dan !de ander vloekt.

Laten we wel bedenken dat door vloeken, valse eden en godslastering de opgewekte toorn van God uniek is. Zoals de openbaring van Zijn Naam uniek is, de liefde ten top, zo is de toorn op het misbruiken van Gods Naam de jjUiterste spits van die liefdevlam. Er is geen hef-|tiger toorn dan die der verguisde liefde.

De rechte belijdenis van Gods Naam

Tenslotte liggen de accenten op het positieve, In het kort, dat wij deze heilige Naam pods anders niet dan met weze en eerbied gepruiken, opdat Hij van ons recht beleden, aangeroepen en in al onze woorden en werken geprezen worde (antw. 99).

Eerst dan recht beleden. Dat wil zeggen: ons nart en leven aan Hem en Zijn Naam hangen, die Naam alles laten zijn.

Daarbij geven vreze en eerbied de toon aan. '^eide zijn eerste vrucht van het genadeleven, Heilig beven dat natrilt in onze ziel, juist om-If at Hij om Christus' wil onze God is.

Heere U bent zo hoog en heilig, ik ben zo klein. U bent zo rein, en ik ben zo schuldig. O ik berg mij in Uw Naam die een sterke Toren is. Verenig mijn hart tot de vreze van Uw Naam. We mogen elkaar er op wijzen dat bij het belijden van Gods Naam, het lijden in Zijn Naam het meest actieve is.

Opdat wij weten wat wij doen wanneer wij met de grote God omgaan. Maar niet minder komt het aan op daden. In de uitleg bij deze Zondag wordt dan ook gesproken over woorden én werken.

Een ieder die de Naam des Heeren noemt sta af van ongerechtigheid. Wars van elke benadering van God met woorden alleen wars van elke lippendienst - wat kan er een hoop gebeuren in onze naam, waar de Naam des Heeren dan maar goed voor moet zijn - zal de christen er voor waken dat hij zijn belijdenis van die Naam versiert met een godzalige wandel. , , Waar de Naam des HEEREN valt, komen de armen en de vreemdelingen tot hun recht, wordt er niet gestolen, gelogen en bedrogen, niet afgeperst, niet geroofd, daar is de arbeider zijn loon waard, wordt er niet geprofiteerd van iemands gebreken, beslist men onpartijdig, en loert men niet op elkanders leven" (G. Th. Rothuizen a.w. blz. 123).

Stefanus bezegelde de belijdenis van de ene Naam met zijn dood, en besloot zijn leven met een gebed voor zijn moordenaren. Zijn woorden vloekten niet met zijn daden. Omdat het hem ging om de eer van Gods Naam.

Zo heeft ons aanroepen van de Naam des Heeren zin en inhoud. Zonder die Naam is ons bidden een wanhopige kreet. De Naam betekent dat wij God kunnen aanspreken en met de bede op de lippen, wat zult Gij dan met Uw grote Naam doen, de verlossing afsmeken. Omdat Christus gestorven is vanwege ons schuldig spreken en vervloekt om mijn vloeken, zegt mij het Evangelie van het derde gebod dat ik Zijn Naam tot mijn redding mag aangrijpen en mijn heil op die ene Naam zetten.

Uw Naam zo rijk van eer. Ere wie ere toekomt. En diepe ontroering gaat door je heen. En we prijzen Hem die zo oneindig goed is, omdat Hij met Zijn Naam garant staat voor ons eeuwig heil. Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen. Het veelal laatste loflied aan menig graf van Gods kinderen, die door de Naam van Jezus gered zijn, die naar de Naam des Heeren genoemd zijn en, die de Naam des Vaders voor eeuwig op hun voorhoofden dragen.

K.a.Z.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's

Zondag 36 Een God van Naam

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 april 1992

Gereformeerd Weekblad | 16 Pagina's