Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkgeschiedenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkgeschiedenis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

c. (vervolg). Wij zagen, dat in deze tweede helft der 16e eeuw de Ned. Gel. Bel. werd opgesteld door Guido de Brés; oorspronkelijk niet bedoeld als confessie, maar als apologie, als verdedigings geschrift tegenover koning Philips, om hem te laten zien dat de Calvinisten niet gelijk moesten gesteld worden met de oproerige Wederdopers.

De N.G.B. is in 1561 gedrukt en in de nacht van 1 op 2 november 1561 met een brief, gericht aan de koning, over de muur van het kasteel te Doornik geworpen. *

De Brés is van deze Confessio Belgica wel de hoofdopsteller, maar heeft toch ook andere godgeleerden geraadpleegd, zoals Saravia, later professor te Leiden en Hermannus Moded (deze was in 1568 lid van het Convent te Wezel). Hij maakte bij het opstellen gebruik van de in 1559 opgestelde Confessio Gallicana, de belijdenis der franse Calvinisten. Deze was opgesteld onder invloed van Calvijn.

Dat De Brés zulks deed was te begrijpen: hij was zelf waals predikant en de frans-calvinistische reformatie was altijd van grote invloed geweest in de nederlandse kerken. De geest van Calvijn komt duidelijk uit in het bekende art. 36. In de maand oktober van het jaar 1571 werd in Embden een „versamelinghe" (= vergadering) gehouden „der nederlandse kerken, die onder 't kruis zitten

en in Duitsland en Oost-Friesland verstrooid zijn."

Merkwaardig is in de acta of handelin: gen van deze kerkvergadering art. 2. Het luidt aldus: „Om die eendrachtigheydt in de Leere tussehen de Nederlandtsche Kercken te bewijsen, heeft het den Broederen goet ghedocht, de belijdinghe des Gheloofs der Nederlandtsche Kercken te onderschrijven, insgelijcx oock de belijdinghe der Kercken in Vranckrijck te onderteeckenen, om daer mede hare verbindinghe ende eenigheyt met derselver Frangoischer Kercken oock op hare zijde de belijdenisse des Gheloofs der Nederlandtscher Kercken, tot ghetuyghnisse der onderlingher eendrachtigheyt', onderschrijven sullen."

Op de eerste provinciale synode van Holland en Zeeland te Dordrecht gehouden (1574) werd besloten, dat de Heid. Cat. in alle kerken zou worden geleerd en de predikanten moesten de N.G.B. ondertekenen. Ook schoolmeesters, oulerüngen en diakenen moesten dit doen.

Op de synode van Dordrecht 1578 moesten alleen de professoren, predikanten en ouderlingen ondertekenen. En in Middelburg 1581, kwamen de schoolmeesters en de diakenen er weer bij.

Ter Synode van Dordrecht, 1618/19) kwam de revisie ter tafel. De Staten wilden, nadat de Remonstranten veroordeeld waren, dat de N.G.B. ten overstaan van de buitenlandse en binnenlandse godgeleerden zou worden voorgelezen en gevraagd of zij er iets in vonden, dat met Gods Woord of de enigheid der nederl. gereformeerde kerken in strijd was.

Opmerkelijk was, dat de art. 30—32 van de N.G.B. ter wille van de engelse afgevaardigden, van de revisie werden buitengesloten.

Ten slotte werd de Confessie met algemene stemmen goedgekeurd.

Toen de buitenlandse theologen vertrokken waren, werden nog enkele nazittingen gehouden. De Handelingen of Acta van deze noemt men de Post-Acta of Na-Handelingen. De praeses der Synode, Ds. Bogerman, had beloofd, dat er een authentieke tekst zou worden vastgesteld. Dit was wel nodig, want in vorige jaren luidden de uitgaven niet altijd eender; waren er althans kleine verschillen.

Er werd een commissie a.h. van 5 personen benoemd. Zij maakten een nederlandse en een franse tekst gereed, die door de Synode werd goedgekeurd. Aan Festus Hommius was bovendien nog opgedragen een latijnse tekst te bezorgen. Deze kwam in 1621 gereed; de eerste twee in 1619.

Men ziet uit dit alles, dat er aan de N.G.B. door de Kerken alle zorg is besteed. d. Een niet minder gewichtig boekske kwam in deze tijd (2e helft 16e eeuw) onze landen binnen n.1. de Heidelbergse Catechismus. Zoals de naam al aanduidt is het ontstaan te Heidelberg in de Paltz. Daar regeerde keurvorst Frederik III. Er was ook een hogeschool.

Er waren daar twee partijen: luthersen en gereformeerden (calvinisten). Tussen beide groepen boterde het ganselijk niet. Eerst maakten zij ruzie over een te bouwen praalgraf en toen kwam de strijd op de preekstoelen, die daverden van het krijgsrumoer" (over het H.A.) Het was vooral de lutheraan Heshusius, die de boel op stelten zette. Hij had de catechismus van Luther ingevoerd en op de hogeschool was cle „Krieg" ontbrand. De keurvorst was juist afwezig en zijn plaatsvervanger, graaf Erbach deed alle moeite de partijen te verzoenen.

Tevergeefs. Heshusius ging zo te keer, dat hij de graaf in de ban deed en één der calvinistische predikanten voor een duivel, een ariaan en een kerkberoerder uitschold en hem ook maar in de ban deed! Dat lieten twee collega's niet onder zich en deden Heshusius in de ban. De keurvorst heeft er een eind aan gemaakt. In de trant van die dagen werd er een dispuut tussen twee luthersen en twee calvinisten gehouden en de keurvorst koos voor het calvinisme.

De hogeschool werd nu hervormd in de geest van Calvijn. Als hoogleraren werden benoemd Caspar Oliveanus, geb. in 1536 in de duitse stad Trier, Zacharias Ürsiuus geb. 1534 te Breslau en Immanuël Tremelli, allen calvinisten. De keurvorst wilde zijn volk een catechismus schenken. Er waren er anders genoeg: clie van Luther van Brenz en vele door predikanten van cle Paltz zelf vervaardigde boekjes.

Aan cle jeugdige hoogleraren Oliveanus en Ursinus werd clan opdracht gegeven een catechismus (in ealv. geest natuurlijk) te vervaardigen.

Beiden togen aan 't werk. Beiden hebben cle stof geleverd, Ursinus het meest, maar Oliveanus heeft alleen voor de redactie gezorgd. Ook cle keurvorst schijnt een steentje bijgedragen hebben.

In 1562 werd het boekske cloor de synode van Heidelberg goedgekeurd en in hetzelfde jaar uitgegeven met een voorrede van de keurvorst. Het boekje was een leerboekje, geschreven in het duits: Catechismus ocler christlicher Unterricht u.s.w."

De keurvorst beval, dat in de kerken en scholen van de Paltz naar deze catechismus moest geleerd worden. De lutherse hoogleraren werden verwijderd en de predikanten, die deze catechismus niet wensten te gebruiken, werden afgezet. In dit jaar verschenen wel vier drukken en bovendien ook nog, op bevel van cle keurvorst, een uitgave in het latijn. Opmerkelijk, clat in de eerste uitgave de bekende, vraag over de paapse mis niet voorkomt, in latere wel.

Men denkt, dat dit in verband stond met wat op het inmiddels begonnen concilie van Trente bekend werd. Dit kostelijk leerboekje zou ook naar de Nederlanden overkomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Jeugdbond Gereformeerde Gemeenten

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1958

Daniel | 8 Pagina's

Kerkgeschiedenis

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1958

Daniel | 8 Pagina's