Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

8.

In de behandeling van kerkelijke geschillen is een levendig besef van de ernst der zaak van grote betekenis. Want die zaak komt in behandeling onder aanroeping van Gods naam, voor Zijn aangezicht. Zodat het een zaak is die geldt de eer van Zijn Naam en het heil van Zijn kerk. Aanvankelijk dacht men niet zo diep na over het gebod van de ceremoniële wetten in de gemeenten van Christus. Het was dan ook niet opzettelijk verboden die wetten te onderhouden, dat beschouwde men niet als zonde, al waren al die ceremoniële wetten in Christus vervuld. Het was niet meer dan een aangenomen nagedachtenis aan het goede dat daarin weleer gesmaakt mocht worden.

Paulus was daarin zeer verdraagzaam, als hij zegt: „En ik ben de Joden geworden als een Jood, opdat ik de Joden winnen zou,” waarop hij liet volgen: „degenen die onder de wet zijn, ben ik geworden als onder de wet zijnde, opdat ik degenen, die onder de wet zijn, winnen zou.” En zo was hij de zwakken geworden als een zwakke, opdat hij de zwakken winnen zou.

Maar wanneer in Jeruzalem gesproken wordt over de onderhouding van die ceremoniële wetten, zegt Paulus: „Dewelken wij ook niet een uur hebben geweken met onderwerping, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou verblijven.” Zodat dezelfde zaak, doch met een andere inhoud, daar de waarheid van Christus geldt.

Sommige dwaalgeesten leerden dat men de besnijdenis tot verbinding aan de wet moest aanvaarden om tot het geloof in Jezus Christus te komen. En daarmee werd het beginsel van eigengerechtigheid op de voorgrond gesteld om de gerechtigheid van Christus weg te drukken. Dat werd door Paulus als een gruwel van ongerechtigheid aangemerkt tot verlies van de waarheid. En daar de Waarheid van Christus in hem was, om die allerwege te verkondigen, en te planten onder de Galaten, kon hij het niet verdragen dat die door leugengeesten uitgedreven werd. Paulus waakte over het erfdeel des Heeren, daar het alleen door de Waarheid getroost, gesticht en gesterkt kon worden tot zaligheid. En zo werd Paulus niet alleen aangetast in zijn leer, maar ook in de waardigheid van zijn ambtelijke bediening. Want de andere apostelen waren veel waardiger en meer betrouwbaar dan hij. Zo trachtte men hem alle moed te benemen om verder te gaan.

Daarop antwoordde hij: „En van degenen die geacht waren, wat te zijn, hoedanigen zij eertijds waren, verschilt mij niet, want die geacht waren, hebben mij niets toegebracht.”

Wat te zijn, door zich te beroepen op zijn eertijds, heeft in de gemeente des Heeren geen bestaansrecht, want de Heere Jezus is alles voor de slechtsten der zondaren om zalig te worden. Maar nu moeten we niet denken dat de apostelen, al hadden zij aan de voeten van de Heere Jezus gezeten om onderwezen te worden in de heilsfeiten, daarom wat waren boven Paulus. Dat is door hen ook niet betuigd, maar het werd door de tegenstanders naar voren gebracht om hem te krenken.

De Heere neemt de persoon des mensen niet aan. Dit is een les die zij van de Heere geleerd hadden tot diepe verootmoediging voor Zijn aangezicht. En bovendien was hein door de andere apostelen ook niets toegebracht, want Paulus had zijn innerlijke beleving en zijn apostolische opdracht rechtstreeks van de Heere ontvangen.

En als dat nog niet genoeg is tot beschaming van zijn tegenstanders, dan laat de apostel ons iets zien van het tegenovergestelde: „Maar daarentegen, als zij zagen, dat aan mij het Evangelie der voorhuid toebetrouwd was, gelijk aan Petrus dat der besnijdenis, Die wrocht ook krachtiglijk in mij onder de heidenen.”

Zij hadden elkaar dus in de Heere mogen ontmoeten omtrent het geestelijke leven en de ambtelijke bediening. Dat was een wapen in de hand van Paulus tegenover de laster van zijn tegenstanders onder de Galaten tot eer van de Heere. En dat werd staande deze vergadering in Jeruzalem bezegeld met de rechterhand der gemeenschap. „En als Jacobus en Cefas en Johannes, die geacht waren pilaren te zijn, de genade, die mij gegeven was bekenden, gaven zij mij en Barnabas de rechterhand der gemeenschap, opdat wij tot de heidenen en zij tot de besnijdenis zouden gaan.”

Voor het aangezicht des Heeren geven zij elkander de rechterhand der gemeenschap tot eer van Zijn naam en tot beschaming van de vijand, opdat het Evangelie van Christus met des te meer vrijmoedigheid in Hem verkondigd zou worden. Zij mogen elkaar vasthouden in het geloof, om voor één en dezelfde zaak te strijden tot uitbreiding van Gods Koninkrijk.

In deze rechterhand der gemeenschap is de rechterhand des Heeren. En al wordt het niet altijd even duidelijk beleefd, zo wordt het toch telkens weer door de oprechten bekend: „Gij hebt mijn rechterhand gevat,” om mij vast te houden en te leiden op het rechte spoor. Ja, dan zijn wij gedurig dicht en soms heel dicht bij de Heere. Maar vanuit onszelf staan wij altijd weer links tegenover de Heere, want vanuit ons verdorven bestaan, volgen wij niet. Laten we daar rekening mee houden, opdat Zijn rechterhand ons steeds meer dierbaar zou worden. De Heere wil dat wij ons in al de omstandigheden van het leven met een kinderlijke afhankelijkheid vastklampen aan Zijn vaderlijke hand om door Hem geleid te worden in het rechte spoor.

En zo is tot op de dag van heden de rechterhand der gemeenschap van grote betekenis om elkaar in de leer die naar de Godzaligheid is, vast te houden en gezamenlijk op te trekken in de strijd voor de naam en zaak des Heeren. Dan wordt het verstaan dat men elkaar van de Heere heeft ontvangen om van hart tot hart met elkaar te spreken.

Hieraan werd deze bepaling toegevoegd: „Alleen, dat wij de armen zouden gedenken; hetwelk zelf ik ook benaarstigd heb te doen.”

Maar het onderhouden van de armen is niet een werk der wet, gelijk de andere werken waarvan gesproken is, maar een werk der barmhartigheid, dat ons aan de barmhartigheid des Heeren doet denken. Want Zijn ingewanden rommelen van barmhartigheid, om vanuit Zijn ontfermende liefde de armen van geest weldadigheid te bewijzen. (Galaten 2 : 5 - 10).

Soest

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's

HET EVANGELIE VAN CHRISTUS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 1974

Bewaar het pand | 4 Pagina's