Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONWAAR

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONWAAR

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De heer Ir. J. van der Graaf, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Ned. Herv. Kerk reageert op een artikel van drs. H. A. Hofman, dat in De Saambinder van 16 oktober verscheen. In dat artikel ging de heer Hofman in op de houding van Dr. Woelderink t.o.v. de Gereformeerde Gemeenten. In het bijzonder was door Dr. Woelderink de uitspraak van de Generale Synode van 1931 gehekeld ten aanzien van het verbond der genade. Tegen deze uitspraken zijn formele en materiële bezwaren ingebracht.

Formeel, omdat het deze Synode niet zou toegestaan zijn deze uitspraken te doen zonder anderen, die ook de Gereformeerde Belijdenis zeggen te onderschrijven, daarin te kennen. We delen deze bezwaren ten enenmale niet.

De Hervormde Kerk heeft zelf de belijdenisgeschriften opgeborgen in een „antiquiteiten-verzameling" en heeft reeds sedert in de beruchte ondertekeningsformule het „quia" (omdat) door „quatenus" (in zoverre) vervangen werd deze geschriften van haar formeel gezag beroofd. We geloven echter, dat het recht en plicht van een kerk is om, wanneer dat zij ernst met haar belijden maakt, bepaalde uitspraken te doen, waarin de belijdenis met nadruk wordt beleden en gehandhaafd; en zo nodig wordt uitgebouwd.

De materiële bezwaren richten zich tegen de inhoud van deze uitspraken. Ir. van der Graaf blijkt ook deze met dr. Woelderink te delen. Jammer is het dat hij zich te buiten gaat aan het verkondigen van onwaarheden in dezen. Wanneer Ir. van der Graaf zich de moeite zou hebben genomen deze uitspraken zelf te'willen lezen zou hij de dingen, die hij nu als een bezwaar tegen deze uitspraken aanvoert zelf daarin hebben aangetroffen.

Zo schrijft Ir. van der Graaf: „De kerkelijke leeruitspraak, die de Gereformeerde Gemeenten nodig hebben geacht naast de belijdenis, komt kort gezegd hierop neer, dat het genadeverbond is opgericht met de uitverkorenen en dat in feite ook het welmenend aanbod alleen de verkorenen geldt. Als dit de kern van de leer van de Gereformeerde Gemeenten is kan ik mij wel indenken dat men naast de belijdenis aan zo'n leeruitspraak behoefte heeft, want de belijdenis zélf spreekt evenwichtiger, onbevangener over verbond en verkiezing."

Nu Ir. van der Graaf, die in de Gereformeerde Gemeenten is opgevoed zou beter kunnen weten, dan hij hier schrijft. In de gewraakte leeruitspraak staat dat „gelijk God met Adam als het vertegenwoordigend hoofd van al Zijn zaad, het verbond der werken heeft opgericht, alzo met Christus als het Vertegenwoordigend Hoofd van al de Zijnen, het verbond der genade is opgericht, terwijl het (subjectief) wordt opgericht met al de uitverkorenen, als zij door wedergeboorte en geloof, in de tijd m dat verbond worden ingelijfd" Dat is zo beleden in overeenstemming met vele oude Gereformeerde Godgeleerden. Laat ik Ir. van der Graaf mogen verwijzen naar het werk van Thomas Boston over „Het verbond der genade". Dr. Comrie schreef daarin een voorrede.

Op dezelfde Synode van 1931 spraken de Gereformeerde Gemeenten uit, dat „het verbond der genade van God een bediening heeft ontvangen, een openbaringsvorm, die wisselt en die meerderen omvat dan de uitverkorenen Gods. Deze laatsten echter alleen, zijn wezenlijk m het verbond begrepen."

En juist in die bediening van dat verbond, die zich veel wijder uitstrekt, dan het wezen van het verbond, vindt de „ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden in het Evangelie" plaats, zoals in genoemde uitspraak wordt gezegd.

Het is dan ook een pertinente mistekening van het genoemde belijden, wanneer er door Ir, van der Graaf beweerd wordt, dat „het welmenend aanbod van genade alleen de uitverkorenen" geldt. Onze Synode sprak in 1931 van „een ernstige aanbieding van Christus en Zijn verbondsweldaden". Dat laatste behoort even nadrukkelijk tot de uitspraak als het eerste.

In datzelfde artikel maakt Ir. van der Graaf enige opmerkingen over de preken van ds. Kersten. Deze uitspraken doen hem geen recht wedervaren. Wie ds. Kersten heeft horen preken en veel in zijn preken leest, weet dat het belijden van Gods soevereiniteit daarin zeer krachtig spreekt; maar ook de bewogen prediking van rijke genade aan verloren zondaren. Ds. Kersten verfoeide veeleer dat rationele, dat op het ene spoor gaat en het andere veronachtzaamt. Het laatste werkje dat ds. Kersten uitgaf en dat in dezelfde maand, waarin hij stierf, september 1948, het licht zag maakt dat wel duidelijk. Dat boekje besprak hij kort voor zijn sterven op de Theologische School; het was een boekje over „Het verbond der genade" van Ebenezer en Ralf Erskine en James Fisher en bevatte een verklaring van het „Kort begrip der Westminster Synode in 1753, op last der Schotsche Synode opgesteld". Met grote instemming had ds. Kersten dit gelezen, het met wijlen ds. Fraanje besproken en het daarom uitgegeven omdat hij daarin zijn gevoelens op uitnemende wijze vertolkt vond.

Hierin vindt ge een duidelijke beschrijving van wat de Gereformeerde Gemeenten in 1931 uitspraken en waaraan zij zeer nadrukkelijk vast wensen te houden tot op deze dag.

Ds Kersten schrijft zelf een voorwoord en keert zich tegen de onschriftuurlijke voorstelling, dat geheel het „natuurlijk zaad van Abraham" gerekend wordt in het verbond der genade. Hij wijst erop dat men maar al te zeer over de wedergeboorte heenstapt. Wie dat boekje in haar geheel leest zal kunnen lezen hoe met het belijden dat het verbond der genade met Christus als het Hoofd van al Zijn uitverkorenen, ook gehandhaafd wordt dat Christus de bediening van het verbond der genade gegeven is en dan lees ik vraag 93: „Hoe bedient Hij het verbond aan zondaren uit het menschdom, zonder enige beperking". „In het algemeene aanbod van het Evangelie, hetwelk is ten „verkondiging van groote blijdschap, die al den volke wezen zal", Lukas 2 : 10 en waarin allen, zonder onderscheid verklaard worden welkom te zijn, Spr. 8 : 4, Mar. 16 : 15."

Zo heeft ds. Kersten gepreekt, geschreven, gedoceerd. Jammer, dat Ir. van der Graaf zo van de leer van de Gereformeerde Gemeenten en van één van haar geachte voorgangers een mistekening maakt. Tegen de ideeën van Dr. Woelderink zullen we zeer krachtig moeten blijven strijden; en niet alleen in de Gereformeerde Gemeenten. Zijn gedachten vormen een groot gevaar. Gelukkig gaat in toenemende mate men zich dat ook bewust worden in die sector van de Hervormde Kerk, waar Woelderink eerder zeer krachtig en grondig en bekwaam bestreden werd. Het is ook wel nodig en hoog tijd!!

In het Gereformeerd Weekblad nam Ds. Vroegindewey een brief op, waarin geklaagd werd over het gebrek aan diepgang in de prediking. De genade wordt zo gemakkelijk en vanzelfsprekend aanwezig geacht. De dingen worden wel genoemd, maar de diepten van zonde en schuld worden niet blootgelegd. En daarom komt de heerlijkheid en de begerenswaardigheid van de genade ook niet duidelijk genoeg uit, de dierbaarheid van die Christus, Die Zijn leven gaf en de onmisbaarheid van die Borg en Middelaar, Die Zijn leven gaf en de hoogte en de breedte en de lengte en de diepte van de liefde Gods, Die Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Mijn dominee begrijpt me niet goed wanneer ik met hem over deze dingen spreek. Dan wordt hij gemakkelijk een beetje boos en dan noemt hij mij „zwaar" omdat ik alleen van het oordeel zou willen horen"

Een klacht, die men steeds meer hoort, helaas. Is dit niet een vrucht van die oppervlakkige beschouwingen, waarin men over geloof" zo spreekt alsof het toch nog een „menselijke mogelijkheid" is. Al spreekt men er „gereformeerd" over, men blijkt er veelal wars van te zijn, wanneer het op de waarachtige praktijk aankomt. Daarom wensen we die gedachten fel te bestrijden, die „geloof" noemen, maar de eigenschappen ervan niet willen noemen, zoals Ds. Moerkerken zo terecht schreef in zijn derde bijdrage over „Verbond en Belofte".

We dachten dat Ir. van der Graaf daar toch zeker wel oog voor hebben moest, anders zal men op een gegeven ogenblik ervaren dat onder de Gereformeerde vlag heel wat Remonstrantse lading verborgen is.

Veen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1975

De Saambinder | 8 Pagina's

ONWAAR

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 november 1975

De Saambinder | 8 Pagina's